17. Elijah

8 1 2
                                    

De vier manen hingen hoog in de lucht en hun volle lichamen waren het bewijs van de enculia. Ondanks het overdag was, leek het permanent te schemeren. Magie was vandaag sterker dan normaal. Mijn botten rilden van de kracht en mijn hoofd bonkte door de overvloeide mana. Ik wilde niet binnenzitten en naar goniometrie luisteren, maar juist mijn magie los laten gaan. Mijn vingers kriebelden naar de pagina's van mijn grimoire. Ik moest nog papierwerk afmaken voor mijn plan voordat we morgen met het onderzoeksteam op pad gingen naar Indival, maar ik betwijfelde of ik zo kon stilzitten.

'Wil je straks in de sportzaal spreuken oefenen?' Ik leunde richting Sheila, ze had haar pen tussen haar tanden en kauwde gefrustreerd.

'Ja, voel jij het ook? Waarom is deze enculia zo sterk?' Ik haalde mijn schouders op, het was over het algemeen bekend dat de enculia het meest magische moment was, maar het was nog nooit zo sterk geweest dat het mijn bloed liet gonzen.

'Ik weet het niet.' Alleen dat dit niet voor was gekomen in mijn eerste leven, althans ik had er geen actieve herinnering aan.

Meneer Meeuwels schraapte zijn keel en schoof zijn bril omhoog. 'Willen jullie delen wat jullie een stuk interessanter lijken te vinden dan mijn les?' De man sloeg zijn armen over elkaar en gaf me een blik die vertelde dat hij niet verderging tot hij me helemaal bloot legde voor de klas.

Sheila's blik schoot donderslagen naar hem en ze maakte aanstalten om te antwoorden. Als ze iets in haar chagrijnige bui zou zeggen, zou ze zeker in de problemen komen.

Aan haar pols trok ik haar terug naar haar stoel terwijl ik overeind kwam. 'We hadden het over de magie in de lucht, het voelt zo sterk aan vandaag.' Meeuwels vernauwde zijn ogen, zijn lippen een platte streep. Ik verwachtte een snijdende opmerking of een rood aangelopen hoofd, maar de docent draaide zich terug naar het krijtbord.

'Dat komt waarschijnlijk door de enculia, nu kunnen jullie je focussen.' Bijna wilde ik aan Sheila vragen of dit een droom was, maar de rollende zweetdruppel op zijn voorhoofd liet me weten dat hij er ook last van had. De les ging tergend langzaam voorbij, elk minuut leek steeds langer te duren alsof de tijd uitgerekt werd. Ook meneer Meeuwels gooide zijn blik naar de klok terwijl zijn krijtbord steeds voller raakte, om uiteindelijk een kwartier voor het eind van de les ons weg te sturen.

Sheila en ik maakten ons uit de voeten, zelfs toen we het muffe lokaal uit waren, leek het zware gevoel in mijn hoofd niet weg te gaan. 'Ik haat deze enculia.' Sheila draaide naar het raam met gespannen kaken, ze staarde naar de vier manen in de lucht. 'Wat proberen ze te doen?' De magijus had haar vraag gericht op de manen en ik lachte binnensmonds. Sheila geloofde meer in de hemellichamen dan ik deed, ze hield van mirakelen die met hun naam werden gepaard en accepteerde het onlogische. Dat was compleet het tegenovergestelde van wat ik geloofde, al moest ik zeggen dat ik nu niet kon ontkennen dat er mirakelen bestonden. Ik had er zelf een meegemaakt.

'Geen idee, misschien willen ze laten weten dat ze nog invloed hebben.' Ik leunde naast Sheila op het raamkozijn, onze gezichten geplakt aan de helderblauwe lucht die verschillende tinten gekregen had door de verschenen manen. Zelfs de zon kon niet tegen de manen op een dag als de enculia. Ondanks de hoofdpijn, gaf het me geruststelling. De dag op het dak was zes jaar later op de volgende enculia en er was al zoveel veranderd, ik was er zeker van dat we de wrede toekomst in ons eerste leven vermeden hebben. Dit was de eerste enculia van velen die Ivira en ik nog zouden zien, dat wist ik zeker. 'Zullen Ymin en ik vanavond naar jullie kamer gaan? Dan kunnen we weer enge verhalen vertellen onder de enculia met Nova en Ivira.'

'Ivira? Waarom zou ze hier zijn?' De oprechte verwarring in Sheila's stem deed me even bevriezen, we staarden elkaar aan in verwachting dat de ander zou zeggen dat het een grapje was. Alleen dat was het voor ons allebei niet.

'Hoe bedoel je? Ze was hier gekomen een tijdje geleden, weet je nog?' Het drukkende gevoel in mijn schedel versterkte, het overstemde mijn gedachten die in wanorde leefden.

'Huh, maar je hebt gisteren nog een brief lopen te versturen na ons Magische Elementen tentamen? Weet je het zeker, misschien heb je het gedroomd?' Sheila fronste, ze legde de rug van haar hand op mijn voorhoofd. 'Voel je je ergens niet lekker? Je loopt bleek aan.' Mijn vingers grepen de vensterbank voor houvast, ik wist zo zeker dat ik gisteren geen tentamen had, dat vak had ik allang afgerond toen ik die toetsen vervroegd maakte. Ik was bezig met het voorbereiden van deze les terwijl Ivira weer naar het laboratorium was.

Maar waarom zei een deel van me dat ik wel een toets gemaakt had gisteren?

Het was vreemd, mijn lichaam was in tweestrijd. Allebei de situaties klonken zowel bekend als vreemd. Was ik daadwerkelijk aan het dromen?

Ik schudde mijn hoofd, dit kon niet waar zijn. 'Ik ga even liggen op mijn kamer.' Bloed gonsde door mijn slapen terwijl ik mijn grimoire dicht tegen mijn borstkas aanduwde. Sheila antwoordde dat ze het onze docent zou laten weten, al dacht ik niet dat ik les had. Toch?

Wat was de realiteit en hoe was ik het uit het oog verloren? Ik herinnerde me levendig dat ik gisteren een toets had lopen maken, de antwoorden op vraag zeven en negen waar ik over getwijfeld had. Toch schreeuwde mijn brein dat het niet kon.

Het was alsof iemand herinneringen in me plantte.

Het idee beangstigde me nog meer, het was alsof iets de wereld een andere richting op aan het duwen was. Ymin stond voor onze deur, hij was net klaar om naar de botanische tuin te gaan met zijn grijze overall. Mijn kamergenoot begroette me met een korte zwaai en wees dan naar mijn gezicht, hij kruiste zijn armen om me te laten weten dat ik er niet uitzag. Toch kon het me niet schelen, er waren andere dingen belangrijker. 'Ymin, heb je Ivira gezien?' Mijn bonzende hart duwden zo hard tegen mijn ribben dat ik even niet kon ademen. Mijn vriend echter haalde een wenkbrauw op uit verwarring, signaleerde dat hij geen Ivira hier had gezien.

'Ik bedoel de afgelopen tijd, de laatste maand? Je hebt haar een rondleiding gegeven in de botanische tuin, weet je nog?' Mijn handen grepen naar zijn schouders, ook Ymin leek oprecht verward te zijn door mijn vraag, waardoor de angst in me groeide. De botanius schudde met zijn hoofd, hij was duidelijk gespannen door de paniek die ik uitstraalde. Misschien was ik wel gek geworden, had ik me de afgelopen maand alles verbeeld. Maar alles was zo realistisch, dat had ik haast niet zelf kunnen bedenken.

Er was maar één persoon die me de waarheid kon vertellen: Ivira. Ze moest op dit tijdstip in de kamer van Nova en Sheila zitten, dus verliet ik de bezorgde Ymin. Studenten keken me verontwaardigd aan terwijl ik voorbij ze racete om bij de begane grond te komen met twee treden tegelijkertijd.

Met mijn vuisten bonkte ik op de deur, hopend dat Ivira open zou doen. Minuten passeerden terwijl voorbijlopende studenten in een grote boog om me heen liepen, alsof ze mijn verwarring niet wilden oplopen. Mijn vuisten waren rood van het slaan op de deur.

Was het dan toch allemaal een droom?

Ik moest terugdenken aan de dromenvanger, hij had me de eerste keer een droom van Ivira laten zien alsof ik zelf in de kamer stond. Misschien was dit er ook wel een, eentje waar ik in bleef leven om haar te blijven zien, om haar dood te ontkennen.

De realisatie liet me voorover klappen, mijn benen begaven het. Het was logischer dan een mirakel, begrijpelijker dan dat we op een willekeurige manier terug de tijd in waren gegaan.

Goedzo, leek een stemmetje in mijn hoofd te zeggen, alsof een deel van me altijd gewacht had om dit te realiseren. Alsof de wereld wachtte op mijn acceptatie.

Maar ik wilde het niet geloven.

'Ivira,' mompelde ik, mijn vingers verkrampten terwijl ik een laatste keer op de deur sloeg met mijn platte hand. 'Ivira, waar ben je?' Tranen sprongen in mijn ogen. Zelfs als dit een droom was, wilde ik haar niet laten gaan. Al was dit een illusie die morgen weer verdween, elk moment met haar zou ik koesteren, iets wat ik in mijn eerste leven allang had moeten doen.

'Elijah, waarom huil je?'


De Bron van CalamiteitTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon