61. De Zonnehoogten

Start from the beginning
                                    

De werkruimte bevond zich ideaal in het uiterste hoekje van het gebouw, waardoor er veel licht naar binnenkwam door zowel de ramen, als door de witte, tweedelige deur aan de linkerkant van de muur tegenover mij. Deze glazen deur onthulde een balkon, die mijn nieuwsgierigheid prikkelde.

'Je mag gerust een kijkje nemen', zei Aiden vriendelijk.

Mijn aandacht ging meteen naar het balkon en om daar te komen moest ik lang een grijze, driedelige bank, die stond op een wollig wit kleed, met daarvoor een rond tafeltje om het geheel af te maken.

Het kostte mij mijn aandacht om niet te struikelen en met mijn knie tegen een wit tafeltje aan te schieten, waardoor de schilderij daarboven geheid om zou vallen. Om een reden wilde ik het uitzicht zien, wilde ik aan de rand van dat balkon staan, om uit te kijken op... onbekend gebied.

Als kind was ik nooit veel buiten, laat staan in de uiterste hoek van Valis.

De deurhendels piepten zacht toen ik ze naar beneden duwden en beide deuren opengooiden. Hoewel ik al een korte glimp had opgevangen, had ik nooit verwacht dat het er zo mooi uitzag. Door de hoogte van deze verdieping en de lagere soorten bomen aan deze kant van het bos, kon je hier net overheen kijken, waardoor ik het geluk had de welbekende Zonnehoogten te kunnen zien. De enorme bergen rijkten boven alles uit en torenden hoog tot aan de hemel. Ik had verhalen gehoord, foto's gezien, maar nog nooit had ik ook maar een glimp van de prachtige, gebergten met eigen ogen kunnen zien. Bossen, vlaktes, rivieren en weilanden, dat wel, maar dit ging alles ver te boven.

Van binnen hunkerde ik om op avontuur te gaan. Om in mijn eentje weg te gaan van deze plek. Om enkel te kunnen genieten van de stilte en rust om me heen. Van de natuur.

Natuurlijk werd het Instituut alléén maar door de natuur omringd, maar toch was dat anders. Door de druk die ik hier voelde, leek ik er niet altijd van te kunnen genieten.

'Bevalt het je?', vroeg Aiden, die achter mij was komen staan. Licht geschrokken van zijn stille benadering, knikte ik stilletjes.

'Wat zie je?', ging hij verder. Met mijn ogen nog steeds vastgepind op de Zonnehoogten, antwoordde ik. 'Bergen.'

'Beschrijf ze. Probeer het zo gedetailleerd mogelijk', legde hij uit. Een tikkeltje in de war, deed ik wat hij zei. Zonder erover na te denken, vertelde ik wat ik zag.

'Zie je die grote berg in het midden?', vroeg ik met uitgestrekte hand. Aiden knikte.

'De flanken zijn bovenaan het steilst en als je goed kijkt zie je dat aan de rechterkant zich een dal bevindt. En de sneeuw op de toppen begint al te smelten', vertelde ik, alsof ik al dit uitzicht al jarenlang had gezien.

Het beeld had zich als een portret in mijn hoofd gevormd, die ik in uiterst detail kon beschrijven. Als een schilder die zijn kunst beschreef aan zijn toeschouwers.

Aiden was naast mij komen staan en boog over de balkonleuning. Hij maakte een mompelend geluid en zei op lage toon: 'Ga verder. Vertel me meer.'

En dat deed ik.

'Die twee bergen daarnaast zijn verbonden aan elkaar. Dus het laagste punt dat je daar ziet, is de bergpas. Ooit wil ik daar heen.'

Terwijl ik dit vertelde, vormden de geluiden achter mij tot een ruis en onder mij rook ik de geuren van versgekweekte groenten. Ik nam mezelf voor om de omgeving van het Instituut meer te waarderen en alle plekken in het gebouw te verkennen. Er was te veel dat ik nog niet wist en had gezien. Als ik hier nog een lange tijd moest blijven, moest ik weten waar ik was, wat ik hier kon doen en zien.

'En aan de linkerkant zie je het laaggebergte, dat overstroomt naar de Valeïse vlakten, die in een kronkelige lijn door alle Valeïse Steden heen lopen. De Zonnehoogten bevindt zich alleen in Ovaron, Ultan en hier, toch?', ging ik verder.

Aiden knikte. 'Dat is correct. Je kent je Valeïse Geografie goed, Maeve.'

Doordat ik nooit veel buiten mijn omgeving ging en kon gaan, fascineerde de lessen van Valeïse Geografie mij altijd. Ik was gebrand om te weten wat er omging in de andere Steden. Om te weten of het leven hier in Valis zo anders was en ik hier wel echt hoorde.

Gevleid door het compliment keek ik omlaag, naar de tuinwerkers van het Instituut, die heen en weer dartelden met planten, zaadjes en gereedschappen. Aiden onderbrak mijn aandacht voor de kwekerij.

'Wanneer kwam je erachter dat je versterkte zintuigen had?', vroeg hij, straight to the point.

Verward draaide ik mijn hoofd naar hem toe en opende ik mijn mond.

'Hoe wist u dat? Ik heb dat niet verteld.'

'Denk je niet dat ik al langer naar die bergen kijk? Nog nooit heb ik zo'n gedetailleerde beschrijving gekregen. Mijn ogen zijn kerngezond, maar zo goed kan ik niet zien.'

Hij strekte zijn rug. 'Daarnaast krimp je lichtelijk ineen bij luide geluiden en ik zag hoe je met je ogen knipperde bij het felle zonlicht in mijn kantoor.'

En als ik je zeg dat mijn mond openhing, dan bedoel ik ook echt volledig los en ontspannen. Wauw, deze man was opmerkzaam, slim en gaf mij zo'n ongelofelijk rustig en kalmerend gevoel, dat ik even niet wist hoe ik moest reageren.

'En ik weet zeker dat als jij je Emorische gaven onder controle kunt houden en zelf aan kunt sturen, je nog meer kan dan ik.'

Ook ik deed een stap terug van de rand.

'Heeft u dan ook Emorische gaven?', vroeg ik nieuwsgierig. Hij knikte en begeleidde mij terug naar binnen, waar hij mij wees om op de grijze bank plaats te nemen. Zelf nam hij plaats in een leren stoel, dezelfde als die achter zijn bureau, voor mij.

'In een klein opzicht vergelijkbaar met jou', begon hij, met één been horizontaal over de andere, 'Ik heb de gave om de kleinste veranderingen en details van dichtbij te kunnen zien, dus niet zo ver als de bergen, maar bijvoorbeeld wel jouw reactie op prikkels.'

Opnieuw viel alles op zijn plek, met daarbij de reden waarom deze man uiterst geschikt was als persoonlijke trainer. Misschien was hij inderdaad de persoon die ik nu nodig had.

UltravioletWhere stories live. Discover now