29. Dansende schaduwen

431 28 19
                                    

Terwijl we achter de met schaduwen bedekte huizen liepen, om niet gezien te worden, drukte ik alle neerbuigende gedachtes weg. Moeder wilde dat ik dapper bleef.
   
Ryder zou de documenten later ophalen en ik zou kijken wat erin stond. Wie wist wat dat zou veranderen aan deze zaak. Een zaak die nu echt persoonlijk was geworden.
     
We struinden opnieuw door het netwerk van verlaten steegjes. De Deadman's Alley. Het voelde alsof ik alles opnieuw beleefde. Alleen was ik dit keer niet gedrogeerd en stond alles wat er was gebeurd me nog helder in mijn geheugen. Een deel van mij wenste dat ik nu gedrogeerd was en dat ik alles kon vergeten.
      
'Wees zo stil mogelijk. We mogen geen onnodige aandacht trekken', sprak hij nukkig.

Ik was niet de enige die toe was aan wat rust. Mijn verstoorde nachtrust had me niet zo veel goeds gedaan. Een droge tocht klampte aan mijn huid en mijn maag rommelde zachtjes door de stilte van de wind. De stand van de zon vertelde mij dat het nog ochtend was. Dunne wolken verspreidden stukjes zonlicht over de bijna strakblauwe hemel.
  
Een koude tocht waaide door het dunne steegje, waar de muren op mij af leken te komen. Een benauwd, onbehaaglijk gevoel kroop langs mijn nek naar beneden en nestelde zich in mijn lichaam. Ryder liep in een constant tempo door, zonder om te kijken of ook maar een woord te zeggen. Een ijzige stilte was tussen ons gevallen na de illusie van mijn dode moeder.
   
Was ik gek aan het worden?
  
Een schrapend, krassend geluid weerklonk enkele meters verderop, gevolgd door het zachte gepiep van een hongerige rat. Mijn maag draaide om bij de geur van verrot vlees.

De wereld leek enkele seconden te vervagen, bij de pijnlijke herinnering van wat er zojuist was gebeurd. Een leeg, verdoofd gevoel tintelde in mijn vingertoppen en mijn botten kreunden zachtjes van de inspanning. Hoe langer we liepen, hoe uitgeputter ik raakte en hoe meer ik dorstte naar een slokje water. Door het te kort aan drinken en voedsel, begon mijn hoofd te duizelen en werd ik nog net niet misselijk.

Mijn maag leek als een hongerige wolf die naar alles wilde happen dat hij in zijn buurt kon krijgen. Mijn hersenen zorgden er echter voor dat ik geen hap door mijn keel kon krijgen, als ik iets zou kunnen eten. Deze twee strijden tegen elkaar en zorgden voor een onevenwichtige balans.
  
Ik zuchtte toen we een nieuwe steeg insloegen. De laatste keer dat ik hier was leek het veel sneller te gaan. Nu duurde het voor mijn gevoel dubbel zo lang.
  
Ryder liep enkele voetstappen voor mij uit en hield zich in. Zijn borstkast bewoog toen hij stevig inademde en een hand uitstak als teken dat ik moest stoppen. Mijn gehoor scherpte zich aan en ik luisterde. Voetstappen weerklonken op de onbewerkte tegels en naderden onze kant op.
    
Vlug draaide Ryder zich om en beende hij naar me toe, waarna hij mee meetrok achter een uitgestoken muur. Zijn handen dwongen mij om te hurken en met een gespannen gezicht keek Ryder naar zijn omgeving.
    
Er liep een pad loodrecht op dit steegje, waar enkele schaduwen over de muren heen begonnen te dansen. Luid gejoel weerklonk door de leegte van de vroege ochtend. Een viertal voetstappen krasten over de grond en schuifelden richting ons.

Geen van beide durfden we ons te verroeren. Ryder had zijn hand op mijn arm gelegd, zodat ik me niet bewoog. Ik wilde hem eraf slaan, maar was te bang dat we zouden worden ontdekt.
    
De schaduwen wankelden en leken een soort dans te maken in het ongebroken zonlicht. Met samengeknepen ogen probeerde ik te ontdekken wat er gaande was. De hongerige rat van zojuist was stilgevallen en hield zich, net als ons, verborgen in de schaduwen.
   
Een man hoestte luid en mompelde iets. Het was luid genoeg om te verstaan, maar het bleek complete wartaal te zijn, waarna een andere man schaterde van het lachen.
   
Zodra het viertal aan ons zicht verscheen, keken Ryder en ik elkaar aan, met dezelfde ontdekking. Die mannen, die daar strompelend en lachend door het steegje liepen, waren dronken.
   
Opgelucht liet ik mijn schouders zakken en gebaarde ik mijn ademhaling om te kalmeren. Zij zouden geen probleem voor ons vormen.

Enkele seconden wachtten we ongeduldig af tot de mannen voorbij waren gelopen en uit ons vizier waren verdwenen.

Ryder was de eerste die opstond. Vermoeid wreef ik in mijn luie ogen en stond ik op van de vieze grond. Iets plakkerigs bleef aan mijn broek hangen en een nieuwe bittere geur drong mijn neus binnen.
   
Man, wat had ik een hekel aan deze plek.
   
Sluipend op onze tenen verlieten we onze schuilplaats en kronkelden onze schaduwen als fluisteringen over de muur. We staken het pad over van het steegje loodrecht tegen deze aan, en liepen een nieuw steegje in, griezeliger dan de vorige. Er hing een akelige, oude geur van angst en paniek.

De geur van pijn en dood.
   
Een volgend steegje dat slachtoffer was geworden van de pest. De echte pest.
   
Huiverend trok ik mijn spijkerjasje strak tegen mijn lichaam en liep ik gestaag door, Ryder volgend in zijn kielzog. Ik voelde me als een puppy met zijn staart tussen zijn benen. Niet wetende wat er gebeurde en wat er komen zou, maar bang voor wat er te gebeuren stond. Toevlucht zoekend bij iemand die wel wist wat hij moest doen.

En die persoon, naar mijn medelijden, was Ryder. Met hem moest ik het doen, ook al wilde ik het niet. Ook al beschuldigde ik hem nog steeds vanwege de moord op Scarlett. Ik wilde hem haten vanuit het diepst van mijn hart. Hem verachten en nooit meer een woord tegen hem hoeven te spreken, maar iets onder zijn ijzige masker, vertelde mij dat er meer zat.
   
De smeekbede van Jax om hem te helpen, bleef plagend bij mij hangen. Eindelijk begreep ik de woede die hij voelde. Eindelijk begreep ik de pijn die hij elke dag moest ervaren.

Het knijpende gevoel van de hitte die in je nek kroop en de vlaag van woede die langs je heen stormde. Hoe je langzaam moest toekijken hoe je stukje bij beetje de controle verloor en je jezelf uit je eigen hand zag wegglippen.
  
'Waarom zei je tegen Jax dat ik jou vroeg om mij te trainen?' Een van mijn ontembare vragen ontsnapte uit mijn mond, te laat om nog tegen te houden.
  
Ryder vertraagde zijn pas geen enkel moment en zei kort: 'Omdat dat is wat ik ga doen.'
  
Een protesterend geluid ontsnapte uit mijn mond, dat er piepender uit kwam dan ik had gewild.
   
'Wie zegt dat ik dat wil?', antwoordde ik met mijn armen over elkaar geslagen. Ik zag hoe hij in zijn ooghoeken naar me keek en hoe zijn mondhoeken omhoog krulden in een lichte grijns.
   
'Je hebt niks te willen, Adelyn. Als je wilt leven, doe je wat ik zeg', ging hij dreigend verder. Het klonk als een bevel, waardoor de koppige kant in mij sterk tegenstribbelde. Voor nu kalmeerde ik die kant. Kibbelen zou ons weinig goeds doen op dit moment.
   
In plaats daarvan, antwoordde ik kort: 'Dat zien we dan wel.'
   
Het was nauwelijks luider dan gemompel, maar alsnog hoorde ik hem zachtjes grinniken. Deze jongen leek niets te deren. Als iemand tegen hem inging, leek hij ervan te genieten.

Thyson leek een compleet andere jongen dan hoe hij was op Valis High en Ryder was precies hetzelfde gebleven. Zijn strakke blik, zijn gestrekte rug en uitgestoken kin. De manier waarop hij mijn bewegingen volgde. Wanneer hij zijn ijzige masker optrok, was het onmogelijk om te zien of hij goeds of kwaads in de zin had. Ook nu wist ik niet welke van de twee hij naar neigde.
    
'Ben je boos op me?' Een tweede vraag schraapte ik uit de vermoeide schemering in mijn geest. Geen antwoord.
    
Pas na enkele hartslagen antwoordde hij. 'Nee, je bent gewoon te onvoorspelbaar. Je vormt een gevaar voor de hele missie.'
    
Zijn woorden sloegen bij me binnen en lieten mij ineenkrimpen. Een stemmetje in mijn hoofd vertelde mij dat hij geen gelijk had, maar de rest van mij vertelde dat dat niet zo was.

Hij had gelijk. Ryder had deze keer echt gelijk.

UltravioletWhere stories live. Discover now