hoofdstuk 15

187 16 0
                                    

Ik kon me even niet concentreren op mijn verbijstering, of omdat dit alleen in filmen of boeken gebeurde. Zo snel ik kon glipte ik het smalle gat binnen en na een aantal seconden zat ik vast in de holle boom. Langs verschillende kanten glipte er licht binnen. Ik legde mijn hoofd in mijn nek en bekeek de bovenkant van de boom - die, nog ver doorliep - wat wel bizar was, was dat er precies plankjes waren gelegd, zodat er - denk ik - misschien eekhoorns ofzo nog in deze boom konden wonen. Het was echt ongelooflijk. Na een tijdje hoorde ik de twee personen voorbij wandelen. Er zaten gaten in de boom dus, nu kon ik zien wie het waren: Dakota, en Benjamin! Dakota hielp Ben door zijn arm overhaar schouder te dragen. Blijkbaar was hij gewond aan zijn been, hij mankte ook. Zodra ik hen riep en zij geschrokken om zich heen keken, opende de boom weer, en ik stapte er zo vlug mogelijk uit. Ik ben toch geen fan van kleine ruimtes... 'Gwendolyn!', riep Dakota opgelucht uit. Ik liep naar haar toe en omhelsde hen. Maar Dakota had alleen maar oog voor de holle, dikke boom die nog altijd open was. 'Kom jij uit die boom?' vroeg ze, 'Huh?' Ik begon te lachen. 'Ja. Inderdaad. Toen ik jullie hoorde wandelen, en ik geen kant meer op kon, opende hij zich en toen stapte ik er vlug in, waarna hij weer sloot. Heel bizar.' Ze knikten langzaam en keken me aan alsof ik gek was geworden. Even was het stil, we stonden daar maar gewoon naar de boom te staren. 'Hoe is dat mogelijk?' vroeg Benjamin, die tot nu toe nog geen woord gezegd had. Ik haalde mijn schouders op. 'Geen idee. Misschien willen ze me in leven houden ofzo', vertelde ik hem, 'Hoewel dat nogal krankzinnig zou zijn.' Ik glimlachte naar hem, en zag aan zijn blik dat hij behoorlijk veel pijn moest hebben. 'Wat is er met jou aan de hand, Ben?' vroeg ik bezorgd. Dakota wou het woord nemen, maar Benjamin onderbrak haar en vertelde het zelf. 'Ik ben bij de hoorn snel genoeg kunnen vluchten met een speer. Alles ging goed, ik had een vogel kunnen schieten, geen water gevonden maar dat viel nog goed mee, maar alleszins, alles ging goed. Totdat ik rustig me tussen de struiken had verborgen en zat te kijken naar de doden in de lucht. Toen hoorde ik een groep tributen aankomen. Ze waren een lange tijd stil gebleven, want toen ze hardop begonnen te lachen enzo, waren ze zo dichtbij dat het onmogelijk zou zijn geweest om nog weg te rennen zonder opgemerkt te worden. En ik was ervan overtuigd dat het Alexander & Co waren. Maar natuurlijk raapte ik als een idioot alles bijeen en liep weg,' Benjamin zweeg even. Zijn gezicht naar de grond gericht, hij schaamde zich precies. 'Ze hadden me gezien en liepen naar me toe, ik was lang niet zo atletisch als Luke, dus na ongeveer driehonderd meter stond ik al hijgend achter een boom. En jah, vervolgens stond ik daar dus met een snee in mijn been. En, godzijdank was Dakota in de buurt, die, nadat ik was weggestrompeld, en, - ik zal ze maar "de beroeps" noemen - ook weg waren gelopen, naar me toe kwam en wat water over de wond goot, en tot nu toe zijn we dus met ons tweeën.' Hij keek me opnieuw aan, en forceerde een glimlach. Hij was er slecht aan toe, had wallen onder zijn ogen, zijn haar langs alle kanten en had overal blauwe plekken. De jongen die bij mij in de klas altijd het vrolijkst was, altijd grapjes maakte, altijd domme opmerkingen maakte en - meestal als je er alleen mee was - altijd superlief was, zag er nu het ergst uit. 'Mijn God, dat is verschrikkelijk, wat erg voor je!' zei ik. Hij keek me weer even aan, en staarde dan terug naar zijn schoenen, die nog tamelijk droog waren. Na een diepe zucht zei Dakota: 'We zullen maar verder gaan.' Ik keek in het rond, nergens een teken van andere tributen, en het begon al flink te schemeren. 'Ik zou hier overnachten, Ben is volgens mij uitgeput en we zijn allemaal moe,' zei ik, 'En, misschien in de boom?' Dakota haalde haar schouders op, en liep in de richting van de boom. 'Heb je hier eigenlijk ergens een rivier gevonden?' Vroeg ze. 'Alleen beneden, maar dat is zeker twee uur terug bergaf,' vertelde ik haar; 'Maar, gaan jullie almaar de boom in, ik zal wel op zoek gaan naar het beekje, en ondertussen vind ik misschien wel iets om te eten.' Toen Ben en Dakota voor de boom stonden, gebeurde er niets. Benjamin keek even om en gebaarde dat ik hen moest komen helpen. Ik liep naar de boom toe, en toen ik er een meter voor stond, opende hij. Ik stond daar met mijn mond open. Waarom lukte het Dakota en Benjamin niet, en mij wel? Ik stond naast ze, op een meter van de boom af, dus waarom werkte het bij hen niet? Ze keken me allebei aan, en stapten dan naar binnen. Uiteindelijk ging ik naar binnen, en er viel me nog iets op. We stonden met drie in de boom, wat nooit gelukt zou zijn geweest toen ik hier alleen in stond. Hij was precies vergroot. Oke, het was krap, maar groot genoeg om er met drie in te passen! 'Hij is vergroot,' zei ik, 'De binnenkant is groter dan daarnet. Toen ik hier alleen was.' 'Dat is raar, maar niet zo raar als dat hij alleen opent als jij er voor gaat staan, Gwen,' antwoorde Benjamin, die zich meteen liet neerploffen. Hij heeft zich nooit druk gemaakt over dingen, die, bijvoorveeld niet de vertrouwen zijn. Zoals een holle boom die opent en zich groter en kleiner kan maken. Dakota had juist hetzelfde gevoel als mij. 'Misschien is het een val, misschien vermoorden ze ons straks of deze nacht,' zei ze. Ik keek om me heen en dacht erover na. 'Ik zou kunnen proberen om hier naar boven te klimmen, ik kan me vasthouden aan die, plankjes,' zei ik. 'Plankjes? Oh, bedoel je die, ah.' Ik was blij dat Benjamin daarop geantwoord had. Dat betekende dat hij zich oke voelde, wel, beter. Hij was zo'n type die meestal veel vragen stelden, waar ze het antwoord al op wisten. We besloten op die dingen officieel "plankjes" te noemen. Nadat Dakota Ben's wonde nog eens spoelde met water, begon ik aan de klim. De eerste twee en halve meters waren het moeilijkst omdat daar geen plankjes waren, dus ik me moest vasthouden aan de rand, waardoor mijn nagels helemaal zwart werden. Ik had blijkbaar mijn lichaamsgewicht goed onderschat, want toen ik me zo omhoog moest tillen, had ik het gevoel dat mijn nagels, mijn vingers, zouden afbreken. Toen ik uiteindelijk - na een paar aanmoedigingen van Dakota - aan de eerste plank geraakte, ging het een stuk makkelijker. Ik klom van de ene naar de andere. Toen ik bij de vijfde was, hoorde ik een raar geluidje. Ik strekte mijn nek en ging meer het donker in, waar ik een nestje eekhoorns vond. De kleintjes waren nog geen twee maanden oud, geloof ik (wat natuurlijk in het echt ook niet kan, we zijn nog maar twee dagen in de arena). Ik riep naar de ander twee beneden dat ik eekhoorntjes gevonden had. Ik bekeek ze eens goed. Ze waren ontzettend schattig. En ik denk dat hun moeder naar eten was gaan zoeken, of iets anders, want ik zag haar niet in het nest. Natuurlijk raakte ik de kleintjes niet aan, wie weet wat de gevolgen zouden zijn...Daarna klom ik nog wat naar omhoog. Hoe hoger ik kwam, hoe smaller het werd. En toen ik net dacht dat ik niet verder kon, omdat het te smal werd, zag ik aan de rechterkant een opening. Hij leek van natuurlijke wijze, dus de spelmakers hadden hem waarschijnlijk niet laten openen ofzo. De diameter moest net breed genoeg zijn, zodat ik er door zou geraken. Terwijl ik Dakota en Benjamin stilletjes hoorde praten, besloot ik door het gat te kruipen. Allereerst kroop ik het plankje in die tegenover het gat stond. Een maal daar, zette ik mijn handen zo ver ik kon, en greep de rand van opening. Daarna kroop ik er met wat moeite door. Ik merkte dat ik op een dikke tak was beland. Langzaam sloop ik naar voren, om te zien waar ik precies was. En toen ik naar beneden keek, verschoot ik toch wel. Ik was minstens zeven meter boven de grond. Minstens! Maar hier had je wel een prachtig zicht. Ik kon vanaf hier de weide zien, waar ik daarnet in had gelegen, en het uitzicht naar beneden, als je goed keek. Wat me ook opviel was een fazant, die op zijn gemak aan het rondlopen was, op twintig meter van mijn boom. Gelukkig had ik mijn boog nog bij, en uiteraard mijn pijlen ook. Ik haalde ze tevoorschijn en mikte op de fazant, die dit keer geen mooie, kleurrijke veren had. Uiteindelijk raakte ik hem in zijn rug. Ik kroop weer in de richting van de stam, en riep dat Dakota de fazant moest halen. Even herinnerde ik me eraan dat ze de boom misschien niet open zou krijgen, maar toen ik haar beneden naar de fazant zag wandelen, ging ik er van uit dat die nog open stond, ofzo. 'Hey, Da,' zei ik op een luide toon, zodat ze me zou horen. Dakota draaide zich snel om, en zag me nadat ik wild naar had zitten wuiven. 'Hi, oh hemel, Gwen, hoe hoog zit jij wel niet?' Ik lachte naar haar. 'Vond ik in het begin ook, maar na een tijdje geraak je het gewoon. Het uitzicht hier is prachtig.' 'Oh, dat wil ik ook zien! Maar nu niet, ik ben veel te moe,' antwoordde ze. Ik volgde haar toen ze terug naar de boom wandelde, met de dode fazant bij de hand. De ondergaande zon zag er werkelijk prachtig uit. Hij straalde alle verschillende soorten oranje, rood en roze ooit. Zelfs wat fluo. Volgens mij was ik niet zo moe al Dakota, en helemaal niet zoals Benjamin. Ik had nog kunnen uitrusten in de weide. Wat, nu ik erover nadacht, bijzonder dom was van mij. Om gewoon even te luieren in een open plek, met de gedachte dat er twee of drie tributen hoogstwaarschijnlijk dezelfde weg aan het volgen zijn als mij. Ik giechelde wat over mijn "slim idee". De volgende keer denk ik er wat beter bij na!

Na ongeveer tien minuten nam ik mijn weg terug naar beneden, die veel gemakkelijker ging dan de heenweg. De eerste twee meters moest ik al niet doen, ik sprong gewoon van het eerste plankje af. Ik moest wel opletten dat ik Ben of Dakota niet raakte. Dakota zat aan de opening van de boom, die nog altijd niet gesloten was. Ik wist niet hoe dat kwam, maar ik maakte me er verder geen zorgen over, Dakota kon de vogel niet ontveren in de boom, om vervolgens vlug een vuurtje te maken en zo te veroorzaken om de boom, de eekhoorns, en natuurlijk ook ons in brand te steken. Ik zette mij neer langs Benjamin, die al bijna helamaal ingedommeld was. Ik hield mijn boog stevig vast, voor het geval dat. Zo bleef ik even liggen. Mijn ogen half gesloten, en op mijn gemak. Toen stond ik op en ging Dakota helpen met de fazant te "braden". Het was een heel tijdje stil. Ik staarde naar het kleine vuurtje, en hield de vogel erboven. Ik hield van dat geknetter, en de warme gloed op je lichaam. Heerlijk. Toen we allebei het vuurtje aan het uitstampen waren, kon ik het niet laten en vroeg: 'Het is zo ontzettend lief van je dat je Benjamin hebt geholpen, en, hem nog steeds met je meeneemt.' Even leek ze verbaast van mijn opmerking, maar dat veranderde al snel, en ze was al meteen weer klaar voor een antwoord. 'Ja, ik ken hem al heel mijn leven, hij heeft altijd bij me in de klas gezeten, ik kon het gewoon niet laten. Deze Spelen veranderen mij niet. Echt. Ik denk ook dat ik niet de enige ben met die gedachte.' Ze haalde haar schouders op, en zuchtte. Even stelde ik me voor, hoe ik het gedaan zou hebben als ik Dakota was, die toezag hoe Ben bestoken werd door zijn eigen klasgenoot. En ik denk dat ik juist hetzelfde zou hebben gedaan. Maar, ik zou nooit hem heel de Spelen, als ik nog leef, met me mee laten gaan. Als hij beter zou zijn, zou ik hem volgens mij wel laten gaan. 'Ja. Maar, je hebt toch geluk gehad dat je niemand meer bent tegengekomen? Want, hij zorgt toch wel voor achterstand, niet?' zei ik. Opnieuw haalde ze haar schouders op, maar daarna knikte ze. 'Inderdaad.' We gingen terug de boom in, die gelukkig sloot nadat wij binnen waren. Ben werd langzaam wakker,en we gaven hem een stuk van de fazant. Zelf aten we ook een stuk. Het was best lekker. We aten in stilte van onze kleine maatlijd. 'Wat moeten we met de botjes?' vroeg Ben. Ik keek om me heen. Stiekem zat ik te hopen dat de boom nu zou openen. En dat gebeurde dan ook nog. We gooiden alle resten buiten de boom, en besloten om de rest van de fazant in de rugzak van Ben te stoppen, hij had toch geen ander soort vlees of eenderwat van voedsel erin. Daarna legden we ons allemaal neer. 'We zijn niet gaan kijken of er een rivier in de buurt is,' zei Dakota. Ik had het gevoel dat die "we" eigenlijk "Gwendolyn" voorstelde. Ik voelde me schuldig en zei: 'Het spijt me, dat doe ik morgen wel.'

De Klasspelen (a Hunger Games fanfic)Where stories live. Discover now