Hoofdstuk 19

115 6 2
                                    

Het leek wel een eeuwigheid voordat ik in de verte een weiland zag. Ik was zo moe van het wandelen dat ik amper mijn voeten snellen kon bewegen, dus liep ik strompelend ernaar toe. Ik stond aan de rand van het bos, en keek om me heen. Ik moest hen hier toch vinden? Ze moesten hier in de buurt zijn. Sowieso. Voor de zekerheid haalde ik het mes uit de zijkant van de rugzak en hield hem stevig vast terwijl ik de weide overstak. Het zicht als ik links keek, was overweldigend. Je zou kunnen zeggen dat je de volledige arena zag. Ik vroeg me af ze zich baseerden op echte natuurlijke gebieden. Want als ik dit ooit zou winnen, zou ik proberen om me op zo een mooie plaats te kunnen verbergen. Als ze dat tenminste zouden toestaan, vermoedelijk niet. Hoe maakten ze toch zo een mooi landschap, dat er zo echt uit ziet? Hoe veel moeite steken de spelmakers hierin. En waarvoor dan nog. Het moest toch ingewikkeld in elkaar zitten... Het liefst zou ik niet willen weten hoe het in elkaar zit, eigenlijk. Toen ik ongeveer twee derde voorbij was, hoorde ik iets vallen, ik keek rond met het mes mijn hand, en zag een aantal meter verder een eekhoorn met een een kleine speer in zijn borst. Ik legde het mes weg en maakte plaats voor de pijl en boog, hier moest iemand zijn. Misschien gewoon Dakota... Maar die hoop was niet sterk genoeg. Ik bukte me in het hoge gras. Even was het heel lang stil, de eekhoorn lag nog op de grond, niemand was hem komen halen. Had die persoon me gezien? Zo ja, en het was Dakota geweest, dan had ze me al lang geroepen. Iets verder zag ik beweging. Ik bleef doodstil staren.
Iemand was daar, hij of zij - niet Dakota of Ben - wandelde voorzichtig, en liep verder de andere kant op. Godszijdank, hij had me niet gezien. En de dode eekhoorn precies ook niet. Als hij hem tenminste had vermoord... Waarschijnlijk wel! Ik volgde zijn gestalte verder en merkte op dat hij toen weer stil stond, op een rotsachtig uitsteeksel. En volgens mij liep het bos daar niet meer verder. De persoon bleef maar op die zelfde plaats staan. Ik denk dat het de rots was waar ik ook op stond een paar dagen geleden. Er kwam stiekem een kleine glimlach op mijn gezicht. Deze persoon is niet zo moordlustig denk ik. Hij doet juist hetzelfde als mij. Ik hoopte zo dat hij of zij iemand zou zijn die ze goed kende...
Maar ze moest echt op zoek naar haar beste vriendin (dat was ze natuurlijk al, maar nu was het een kwestie van haar te vinden). Met de pijl strak gelegd op de boog sloop ik verder naar rechts. Heel langzaam stapte ik opzij met mijn ogen nog altijd gefocusd op het figuur dat met zijn gezicht naar de andere kant gedraaid was. De kleurrijke bloemen die in de wei stonden hadden verschillende insecten gelokt en het zoemende geluid bleef me langs één kant storen. Langs de andere kant was het best rustgevend, maar toch was ik bang dat de beestjes door de spelmakers vergiftigt zijn geweest, dus ik moeide me niet met hun manier van leven. Ik was uiteindelijk ver genoeg uit de buurt om gebruikelijk te kunnen rechstaan en voort te gaan.

Vervolgens had ik me iets meer in het bos terug getrokken. En daar begon ik het behoorlijk te herkennen. Maar er was geen enkel teken van hen te zien. Laat ze alsjeblieft niet zijn verplaatst. Ik moest op dit moment echt iemand hebben (die ik uiteraard kon vertrouwen) waar ik mijn gebeurtenis aan kon vertellen. Ik voelde me steeds meer hopeloos, moesten ze zijn weggelopen omdat er iets was gebeurd. Maar dood waren ze alleszins niet. Niemand was gestorven gisteren. Iedereen had nog altijd kunnen overleven, en dat vond ik straf. Ik voelde me best wel trots en besefte dat we wel goed bezig waren.
Mijn maag begon voor de eerste keer die dag te grommen. Ik had amper iets gegeten, alleen wat van mijn drinkbus gedronken. De zon was heel warm vandaag.
Ik hield nog even vol en wandelde nog even verder door het struikgewas, dat absoluut niet veel oppervlakte in nam. Ik keek rond om te zien waar ik even kon pauzeren en kwam uiteindelijk uit op een speciale boom met een jungle van takken. Als het mijn kinderachtige neigingen niet waren, had ik het gedaan omdat er niets beters in de buurt was, en klom er in.
Het laatste stukje vlees dat in mijn rugzak zat, at ik op. Veel smaak zat er niet meer in, hij was niet erg vers meer.
Toch genoot ik van het bijna harde stuk dat ooit mals was geweest. Terwijl ik daar in de "klim"boom zat, bestudeerde ik de omgeving: Uitgezonderd het lijk van een vogel dat helemaal uiteen gescheurd was, en waarvan de vleugels en pluimpjes ver verspreid waren tot wel drie bomen verder, was er niets speciaals te zien aan mijn linkerkant, tenzij je verschillende bomen die naast elkaar staan erg interessant vond. Als ik de weide wou zien liggen, moest ik mijn hoofd wat naar rechts draaien. recht voor kon ik, als ik goed oplette, zag ik door de bomen het formidabele zicht van de berg die ik graag nog hoger wou verkennen, moest ik nu niet in zo'n vervelende situatie zitten.
Eigenlijk wou ik nog veel andere dingen doen in dit gebied - als hij echt bestond - bijvoorbeeld onder andere in het meer zwemmen, of uiteraard verder zoeken naar er was gebeurd aan het moeras. Met de dode soldaten. Het onthoofde lijk. De stikkende geur. Het gladde pad. Ik huiverde terug bij die gedachte en keek vanzelf bezorgd om me heen. Ik weet niet precies waarom, misschien voor mijn klasgenoten of misschien voor meer van die lugubere plaatsen. Mijn hoofd zat vol gedachten en fantasie en ik wenste dat Dakota nu naar mij toe liep om me te vergezellen in deze werkelijke nachtmerrie. Maar er kwam niemand en ik bleef daar alleen zitten met mijn mond vol koud vlees en een dode vogel.
Uiteindelijk was het vlees op. Geconcentreerd tuurde ik de bomen af. Om één maal toevallig een dier te zien wat ik kon gebruiken als voedsel en ander maal om te kijken of ik me toch toevallig hoger kon leggen. Dan zou ik er naartoe klimmen om er met veel spijt, in te slapen. Maar misschien kon ik dan belangrijke dingen bezichtigen en verder kijken dan op dit moment. Om beginnen te klimmen in een andere boom was echt geen aanrader. Maar even laten viel me wel iets anders op. Vanuit mijn jungle-boom had ik de kans om via de hoge, en ook iets dunnere takken te kruipen om me zo te verplaatsen naar een grote eik, waarvan de gladde stam enkele meters verder stond. Als ik die weg zou nemen, ging het erg gemakkelijk worden om de mooie tak te bereiken die ik al lang in het oog had gekregen. Dat was dat. Ik had mijn slaapplek...

De Klasspelen (a Hunger Games fanfic)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu