Hoofdstuk 4.2: De volgepropte tassen.

1.3K 26 0
                                    

“Het was hem,” fluisterde ik op een mysterieuze toon. “De perfecte tien.”

Isle’s ogen werden groot van verbazing en zelfs haar mond zakte een stukje open. Voor een paar seconden keek ze me verbaasd aan, terwijl ik nog steeds de grijns op mijn gezicht had. Toen slaakte ze een opgewonden kreetje.

“Echt waar?” zei ze terwijl dezelfde grijns op haar gezicht verscheen. “Weet je het honderd procent zeker?”

Ik knikte heftig. “Ja, ik weet het heel zeker. Zijn naam is Brandon en hij is dus een schrijver. Voor de rest weet ik nog niet zoveel over hem, maar ik ga hem nog beter leren kennen als ik zijn boek gelezen heb.”

Isle zat inmiddels te stuiteren op het bed en de grijns was niet meer van haar gezicht te slaan. Ik grijnsde nog even terug en zette toen de rest van de tassen op de grond zodat ik wat beter op het bed kon zitten. Daarna gebaarde ik dat ze even wat rustiger moest doen en schraapte mijn keel. Isle hield direct op met stuiteren en boog zich iets naar me toe zodat ze beter kon horen wat ik haar ging vertellen.

“Hij kwam dus vanochtend om elf uur,” begon ik mijn verhaal glimlachend. “Nou ja, hij was er al veel eerder, maar de afspraak was om elf uur. George had me al verteld dat het een ongelofelijk knappe man was. Vlak voor elf uur gebeurde er.. iets.”

Ik zweeg even en wierp een blik op mijn handen, waar nog steeds wat blauwe vlekjes op zaten. Het was ongelofelijk klunzig van mij om zoiets op zo een moment voor elkaar te krijgen. Maar ik was blij dat Brandon er niet over begonnen was. Tenzij hij natuurlijk allang vergeten was dat het inktgezicht en de journaliste dezelfde personen waren. Mijn naam kon hij ook al niet onthouden. Ik zuchtte even overdreven en kneep mijn handen tot vuisten. Het was logisch, hij had me nog maar één keer gesproken en dat was ook nog eens heel kort. Als we elkaar weer zouden zien, dan konden we beter met elkaar praten. Ik zou ervoor zorgen dat hij mij zou onthouden. Op wat voor manier had ik nog niet helemaal bedacht, maar ik had mezelf voorgenomen om me niet meer zo ongelofelijk idioot op te stellen. De indruk die hij van me had gekregen was geen goede indruk. Ik moest er nu alles aan doen om hem die indruk te laten vergeten.

Opeens schraapte Isle haar keel en wierp me een ongeduldige blik toe. Ik ontspande mijn handen weer en knikte even kort. Daarna verscheen dezelfde glimlach op mijn gezicht die ik had toen ik het verhaal begon te vertellen.

“Hoe dan ook, ik kwam hem tegen op de gang,” vervolgde ik mijn verhaal. “Daar had ik even kort met hem gesproken, maar ik had er echt niet bij stilgestaan dat hij ook de schrijver was. Maar daar kwam ik al snel genoeg achter.”

“Hoe is hij?” onderbrak Isle me nieuwsgierig. “Is hij zo aardig als hij eruit ziet? Is hij ook nog knapper van dichterbij dan hij al van ver weg is?”

Ik stak even mijn hand op als teken dat ze stil moest zijn. “Hij is ongelofelijk knap van dichtbij. Soms kon ik bijna niet uit mijn woorden komen. En aardig is hij zeker. Hij is zo enthousiast over zijn boek en hij hoopt dat ik er ook enthousiast over ben.”

“Heb je het boek bij je?” vroeg Isle grijnzend en wierp een blik op mijn tassen. “Ik wil het lezen!”

Ik stond grijnzend op en begon in één van de tassen te graven. Na een tijdje haalde ik het boek eruit en hield het voor Isle’s neus. Nog voor ik het wist had ze het boek uit mijn handen gegrepen en begon erin te bladeren. Af en toe las ze een stukje waardoor de grijns op haar gezicht alleen maar beter werd. Daarna bestudeerde ze zowel de achterkant als de voorkant en drukte het boek tegen zich aan.

“Mag ik het bij me houden?” vroeg ze en wierp me een smekende blik toe. “Mag ik het alsjeblieft lezen?”

Ik schudde mijn hoofd en stak mijn hand uit naar het boek. Isle slaakte een teleurgestelde zucht en drukte met enige tegenzin het boek in mijn handen. Ik bekeek de voorkant opnieuw. Het viel me opeens op dat er iets vaags achter de boom stond. Je kon maar een heel klein stukje zien, waardoor het helaas niet duidelijk was wat er precies achter de boom stond. Ik klemde mijn handen om het boek en keek Isle weer aan. Thuis zou ik het boek helemaal goed gaan bekijken, ik zou elke zin, elk woord lezen totdat het boek helemaal uit was. Normaal zou ik nooit aan een boek beginnen waar ik helemaal niets van snapte, maar dit was geen normaal boek. Dit was een boek van hem. En heel misschien was dit ook wel de sleutel tot zijn.. Oké, misschien was dat een beetje overdreven. De sleutel tot zijn hart was het niet, maar dit kon wel iets goeds betekenen. Dit boek kon mij met hem in contact brengen. Nooit had ik kunnen denken dat ik hem ooit nog zou zien na die keer in het café. Dat herinnerde me trouwens aan iets.. Had hij me helemaal niet herkend? In het café hadden we duidelijk even oogcontact gehad, dus dan zou hij me toch wel van gezicht kennen?

De Perfecte Tien.Où les histoires vivent. Découvrez maintenant