Laat dat dan alsjeblieft snel zijn. Ik ben nooit gelovig geweest, maar nu bid ik stilletjes dat dit snel voorbij zal zijn.

Als ik de hersenscan al erg vond, ben ik verschrikkelijk slecht voorbereid op de rest van de dag. Het wordt alleen nog maar erger. Allerlei slangetjes worden in mijn lichaam gestopt, injecties ingespoten, elektroden op mijn huid geplaatst, alles wat je je maar kunt bedenken. En ondertussen lig ik mijn hele maag leeg te kotsen en me ellendiger dan ooit te voelen. Na een tijdje weet ik zelfs niet meer welke dingen echt gebeuren en welke niet. Ik onderga alles roerloos in de hoop dat het dan vanzelf allemaal zal verdwijnen.

Na een tijdje houdt het dan eindelijk op. De meeste experimentors verdwijnen weer – waarschijnlijk naar hun eigen dimensie – en ik kom langzaam bij uit de verwarde toestand waarin ze me hebben gebracht.

Andreas zit nog steeds naast me. Hij maakt mijn rechterarm los en geeft me een bekertje water. "Drink op."

"Wat zit erin?" Ik tuur diep in het bekertje, maar kan weinig verdachts opmerken. Toch moet hij er één of ander slaapmiddel in hebben gedaan.

"Niks, het is puur water. Je hebt het nodig om weer op krachten te komen. Je lichaam is totaal niks waard nu."

Fijn om te weten. Voorzichtig neem ik een slokje uit het plastic bekertje. Het smaakt inderdaad gewoon naar water. Gulzig klok ik de rest van de inhoud naar binnen. Dat had ik nodig.

"Goed zo," zegt Andreas. "Er is nu een kok bezig om een speciale maaltijd voor te bereiden. Het zal niet lang meer duren voordat je iets te eten krijgt."

Ik vraag me af wat er zo speciaal zal zijn aan die maaltijd. Zal er vergif in zitten waardoor ik vanavond nog sterf? Hij heeft me vanmorgen tenslotte nog beloofd dat ik dood mag. "Waarom doe je dit met me?"

"Omdat ik graag wil weten hoe het kan dat jij kenmerken hebt van zowel de zielendoders als de gavenmeesters. Het is zeer uitzonderlijk dat beiden zich in één lichaam manifesteren. Normaal gesproken zou één van de twee het moeten winnen, waardoor de ander langzaam verdwijnt. Alleen bij jou is dat blijkbaar niet gebeurd."

"Maar waarom wil je dat weten? Waarom kun je ons niet gewoon laten gaan? Ik heb nota bene de meest nutteloze gave ooit."

"Jij misschien, maar je moeder niet."

Ik kijk naar de cel. Mam zit op de vloer ervan, met haar rug tegen de achterkant en haar knieën opgetrokken tegen zich aan. Ze ziet er kwetsbaar uit. Zwak. "Ze heeft een helende gave. Jullie lijken me niet de types om iemand te willen genezen. Kijk maar naar hoe ziek je mij maakt."

"Ten eerste willen we alle zielendoders die gewond raken in een eventuele oorlog genezen. En ten tweede heeft ze nog een andere gave. Ze weet altijd of iemand de waarheid spreekt."

Dat is al beangstigend genoeg zonder dat hij dat hardop zegt. Ik vraag me af wat ze dacht elke keer als ik een klein leugentje vertelde. Bijvoorbeeld die keer dat ik stiekem na school friet was gaan eten met Margo en Elvana en 's avonds tijdens het eten geen honger meer had. Ze moet hebben geweten dat dat niet echt kwam doordat ik me niet lekker voelde, maar ze heeft er nooit iets over gezegd. Waarom niet?

"Die gave kunnen we gebruiken om leugenaars op te sporen. Eerlijkheid is belangrijk als je over de wereld wilt heersen."

"Je bent zelf ook een leugenaar. Waarom vertel je anders niet gewoon aan iedereen dat je een kind hebt van een gavenmeester?"

De experimentor die nog bezig is met het schoonmaken van onderzoeksmaterialen kijkt verbaasd op. "Heeft u een kind, meneer?"

"Nee," antwoordt Andreas. "Je weet toch dat gavenmeesters onbetrouwbaar zijn, Juliette?"

"Doe dan een DNA-test," reageer ik. "Wedden dat er dan niks meer te ontkennen valt? Mijn moeder is echt geen slet die het met Jan en alleman doet en vervolgens vergeet wie de vader van haar kind is. Jij was het en daar moet je maar mee zien te leren leven."

De jonge experimentor, Juliette heet ze blijkbaar, laat haar blik snel van de één naar de ander flitsen. "Bent u haar vader?"

"Wat zeg ik nou, Juliette? Doe je werk en bemoei je verder niet met ons. Nog één opmerking en ik stuur je naar de gevangenis. En daar valt zeer weinig te onderzoeken."

Onmiddellijk draait Juliette zich weer om zodat ze verder kan gaan waar ze mee bezig was.

"Het is waar," roep ik haar kant uit. "Mijn moeder, die daar in die cel zit, beweert dat hij mijn vader is en ik geloof niet dat ze liegt. Hij wil alleen niet dat iemand het weet omdat het zijn positie in-" Een injectienaald prikt in mijn arm en ik gil het uit, niet zozeer van pijn als wel door de verrassing.

Het duurt niet lang voordat ik mijn eigen schreeuwkracht voel afnemen. Mijn spieren worden slap en ik zak achterover in de stoel neer. De wereld voor mijn ogen blijft even scherp als altijd en ik kan alles horen, maar ik kan me niet bewegen. Ook mijn mond niet. Andreas heeft me iets met spierverslappende werking gegeven om me mijn mond te snoeren.

Hij buigt zich met een tevreden grijns over me heen. "Zo, nu ben je tenminste stil. Ik denk dat ik je gedurende de rest van het onderzoek maar onder invloed van dit spul moet houden. Dan weet ik tenminste zeker dat je niemand ons kleine geheimpje gaat vertellen. En daarna? Tja, ik vrees dat je dan helemaal niet meer kunt praten. Als je geluk hebt, kun je tegen die tijd alleen nog maar kwijlen."

Ik wil hem schoppen, slaan, zijn hele gezicht open krabben, maar ik kan het niet. Het enige dat ik kan is met opengesperde ogen naar het plafond staren en hopen dat mijn ademhaling er niet mee ophoudt. Wat heeft hij me gegeven? Ik wil dit niet. Ik wil me weer kunnen bewegen.

Juliette werpt een angstige blik op ons, maar het dreigement van Andreas mist zijn uitwerking niet. Ze blijft gewoon doen waar ze mee bezig is en lijkt er niet over te aarzelen om me te helpen. Natuurlijk niet. Niemand hier helpt me. Ik vraag me af hoe lang het nog zal duren voordat ik dood zal zijn. Een uur? Een dag? Misschien een week als ik geluk heb, maar veel langer zal het wel niet zijn. Ooit moeten de onderzoeken afgelopen zijn.

Ik voel iets bij mijn pols. Andreas gespt mijn arm los van de stoel. Ik span me zo stevig mogelijk in, maar het lukt me niet om me ook maar het kleinste beetje te verroeren. Wat het ook is dat hij in me heeft gespoten, het werkt verdomde goed.

"Fijn spul, hè?," grijnst Andreas. "Speciaal ontwikkeld voor gevalletjes zoals jij. Persoonlijk is dat tot nu toe hetgene waar ik het meest trots op ben dat gepresteerd is onder mijn leiding."

Ik vraag me af hoeveel onschuldige gavenmeesters al slachtoffer zijn geworden van dit spul. Is het dit wat ze gebruiken om ze rustig te krijgen zodat ze de gaven kunnen stelen? Het is vreselijk om je zo machteloos te voelen.

Ook mijn andere pols wordt losgemaakt, en daarna mijn enkels. Ik ben vrij om op te staan, maar ik kan het niet.

Andreas draait zich om naar het roodharige meisje dat nog steeds bij de wasbak bezig is. "Hé Juliette, kun je de deur even open zetten?"

"Natuurlijk meneer. Heeft u frisse lucht nodig?"

"Doe niet zo dom, meid. Hier beneden is geen frisse lucht. Ik geef Alexa een kans om te ontsnappen. Eens kijken hoe graag ze hier wil blijven. Alexa meid, als je weg wilt, hoef je maar op te staan."

Als ik al niet had besloten dat hij met afstand de gemeenste kerel is die ik ken dan had ik dat nu gedaan. Hier weg is het liefste dat ik wil, maar ik kan het niet. Ik kan alleen toekijken hoe Juliette op een knop drukt en de deur van het laboratorium open schuift.

Ik wil mijn ogen sluiten en wachten tot het over is, maar dan zie ik de twee gedaantes die de deur door stuiven. Eén met lang, donker haar en één met rood haar uit een pakje. Karley en Margo.


Visioenen van een gavenmeesterWhere stories live. Discover now