24.

164 21 3
                                    


Als ik weer bijkom, ligt mijn hoofd in mijn moeders schoot. Haar handen aaien door mijn haar. Boven me brandt een felle lamp.

Voorzichtig kom ik overeind. "Waar zijn we?"

"In de gevangenis van de zielendoders. Hoe voel je je?"

"Wel oké, geloof ik." Als ik mijn blik over mijn lichaam laat glijden, merk ik dat ik niet langer mijn eigen kleren draag. In plaats daarvan heeft iemand me een papierachtig wit gewaad aangetrokken. "Wat is dit?"

"Je kleren worden gewassen. Ze stonken te erg, door het zweet en het overgeven."

Angstig kruip ik tegen haar aan. "Wat is er allemaal gebeurd?"

"Je raakte helemaal overstuur van die hersenscan. Andreas heeft het apparaat halverwege uit moeten zetten omdat het op hol sloeg. Hij wilde je losmaken om je te kalmeren en toen begon je over te geven."

Getver, dat klinkt niet erg smakelijk. Ik wil nog meer vragen stellen als ik het beeld van Noah voor me zie die door een deur komt lopen. Een visioen. Ik draai me om naar één van de twee deuren in de kamer en net op dat moment verschijnt Noah in de opening.

"Hé mevrouw de waarzegster, ben je er weer?"

"Daar lijkt het wel op, hè? Waar kom jij vandaan? Is dat de uitgang?"

Hij lacht. "Was het maar waar. Dat is de wc. De uitgang zit achter deze deur, maar die zit helaas op slot." Hij tikt tegen een deur die voor een groot deel bestaat uit tralies. Erdoorheen is een grijze gang te zien, meer niet. Geen teken van andere mensen of levende wezens.

"Wil je iets eten, Alexa?," vraagt mam. "We hebben soep en brood gekregen."

Nu pas merk ik hoezeer mijn maag knort. "Ja, lekker."

Terwijl mijn moeder opstaat, laat ik mijn blik door de ruimte glijden. Het is een hok van zo'n drie bij vier meter. Ik zit op een soort kampeerbed tegen de muur met daarin de deur naar de wc. Op nauwelijks een armlengte afstand staat nog zo'n zelfde bed tegen de tegenoverliggende muur. Achter dat bed staat een tafel waarop het eten staat en daarachter staat weer een bed tegen de muur waarachter de gang moet liggen. De muren zijn grijs. Aan het plafond brandt één felle lamp. Dat is alles.

"Gaan ze ons nu vermoorden?," vraag ik met trillende stem.

Mam duwt me een kom soep in mijn handen. "Nog niet. Ze moeten eerst jouw onderzoeken afronden, dus daar hebben we geluk mee."

Wat ze geluk noemt. Die onderzoeken zorgen ervoor dat ik me belabberd voel en blijkbaar maken ze me in paniek. Ik vraag me af hoe lang het nog zal duren en wat voor resultaten ze hopen te vinden.

"Andreas vermoordt mij niet voordat hij zeker weet wie jij bent en wat je allemaal kunt. Daar heeft hij mij voor nodig, omdat ik weet hoe jij als kind was. Tot die tijd blijf ik dus gewoon bij je."

"En Noah?" Ik kijk naar de jongen die op het derde bed zit. "Wat gaan ze met jou doen? Jij weet niet hoe ik was als kind, dus wat hebben ze eraan om jou in leven te laten?"

Voordat hij antwoord wil geven, klinkt er een hoop herrie vanuit de gang. Eerst is het wat geschreeuw in de verte, maar dan komen kwade voetstappen steeds dichterbij. Tot de vader van Noah voor de deur met tralies staat. "Noah?"

De jonge zielendoder staat op "Pa."

"Wat is dit voor een onzin? Waarom houden ze je vast? Wat heb je nu weer uitgevreten?"

Noah rolt met zijn ogen. "Voor de verandering is het dit keer eens niet mijn schuld. Ik ben iets over Andreas te weten gekomen dat zijn functie in gevaar kan brengen."

Visioenen van een gavenmeesterWhere stories live. Discover now