27.

166 17 5
                                    

De hersenscan maakt me weer misselijk. Zodra mijn ogen open gaan, buig ik me voorover om de vloer onder te kotsen. Kreunend grijp ik mijn buik vast op de plek waar ongeveer mijn maag moet zitten. We kregen al zo weinig te eten en nu is dat er ook weer uit. Met gesloten ogen laat ik me terug in de stoel zakken. De rust die ik vind achter mijn gesloten oogleden zorgt ervoor dat het draaierige gevoel in mijn hoofd iets minder wordt.

Ik wil mezelf het liefst opkrullen onder een deken tot ik in slaap val en nooit meer wakker word. Maar dat gaat niet, want mijn handen en voeten zitten aan de stoel vast om te voorkomen dat ik er nog een keer vandoor ga. Ik wil liters water drinken en eten en slapen, slapen, slapen.

"Alexa?," klinkt de stem van Andreas boven me. De man die me zo ziek maakt. Hij verdient absoluut niet de titel voor vader van het jaar.

Wacht, wie heb ik dat eerder horen zeggen? Was het niet de vader van Noah? "Noah?"

"Je vriendje is er niet. Op dit moment wordt hij verhoord en daarna wordt er een geheugenwisexperiment op hem uitgevoerd zodat hij zich jou niet meer kan herinneren."

Nog niet zo heel lang geleden had ik daar absoluut geen problemen mee gehad. Zou ik niks liever willen dan dat hij me vergat. Maar nu niet meer. Noah is de enige hoop die ik nog had om te ontsnappen. Hij kent hier de weg. Hij moest me naar de uitgang leiden.

Ik kreun nogmaals en trek aan de riemen waarmee mijn handen en voeten vast zitten. Ik voel me zo verdomd slecht. "Laat me los."

"Wil je iets drinken, Alexa?," vraagt Andreas. "Je stem klinkt vrij droog."

"Laat me los!," schreeuw ik. "Laat me los! Laat... me..." Het laatste woord komt er niet meer uit omdat het overstemd wordt door mijn eigen gesnik. Dit is een nachtmerrie. Ik moet volhouden dat dit een nachtmerrie is. Straks word ik gewoon weer wakker in mijn eigen bed.

Ergens in de verte klinkt gebonk. Gesmoorde kreten. Volgens mij probeert iemand mijn naam te roepen. Mijn moeder.

"Edith, ben stil," hoor ik Andreas roepen. "Denk eraan, er is maar één druk op de knop voor nodig om jou voorgoed uit de weg te ruimen."

"Nee," stoot ik uit. "Niet doen."

"Werk jij dan ook mee, gavenmeisje?"

"Half," mompel ik. "Half zielendoder. Mag ik nu dood?"

Het gebonk zwelt weer aan. Ik zou willen dat ze ermee ophoudt. Straks zijn we er allebei niet meer.

"Een andere keer," belooft Andreas. "Een andere keer mag je dood. We zijn nu nog niet klaar met je. Denk je dat het je lukt om je ogen open te doen?"

Heel voorzichtig til ik één ooglid omhoog, maar laat het meteen weer zakken. "Het licht is te fel."

"Dim het licht," roept Andreas naar één van zijn hulpjes.

Nogmaals probeer ik mijn ogen te openen. Dit keer gaat het beter. Met een paar keer knipperen weet ik ze allebei open te houden. Ik zie Andreas op een stoel naast de mijne zitten. Verder zijn er wat experimentors in witte jassen in de ruimte. En daar is het telefooncelachtige ding waar een in elkaar gezakt hoopje mens in ligt.

"Mam!" Meteen begin ik hevig te spartelen, wat uiteraard zinloos is.

Andreas legt een hand op mijn arm. "Rustig maar, ze is niet dood. We hebben alleen een kleine dosering gas de cel in gelaten om haar te kalmeren."

"Ben je helemaal gek!," foeter ik. "Straks gaat ze wel dood. Misschien was die kleine dosering van jullie wel net iets te groot. Laat me eruit. Ik wil naar haar toe."

"Geen sprake van. Je hebt vandaag al een ontsnappingspoging gedaan. Een tweede gaan we niet riskeren. Jij blijft gewoon zitten waar je zit totdat al onze experimenten af zijn gelopen."

Visioenen van een gavenmeesterWhere stories live. Discover now