13.

199 18 0
                                    

"Waar woon jij eigenlijk?" Het is niet mijn bedoeling om een gezellig gesprek aan te knopen met Noah terwijl we de poort door lopen en definitief het huis achter ons laten. Ik ben echt benieuwd waar hij woont. En of dat alles is waar hij me naartoe zal brengen. Ik weet nog zo weinig over de wereld van de zielendoders.

"Wil mevrouw soms een rondleiding?"

"Van iemand die zichzelf de meest aantrekkelijke zielendoder ooit noemt, had ik wel verwacht dat hij me zijn slaapkamer zou laten zien."

"Touché," grijnst Noah. "Vooruit dan. Misschien is het wel verstandig om nog wat wapens op te halen."

Midden op straat blijf ik staan. "Ho even, waar heb jij wapens voor nodig? Ik ben hier degene die een wereld gaat betreden vol wezens die me dood willen hebben. Als je me nu vertelt dat je me gaat vermoorden, leg ik jou eerst om."

"Ten eerste: dat lukt je nooit, klein meisje. Ten tweede: ik heb je moeder beloofd om je te beschermen. Die wapens heb ik nodig om ervoor te zorgen dat de andere zielendoders je niks aandoen. Het zou zonde zijn als ik gestraft werd voor iets dat ik niet heb gedaan, toch? En reken maar dat dat gebeurt als jou iets overkomt. Dit is puur eigenbelang."

"Ben je bang voor de gavenmeesters?"

Onverschillig haalt hij zijn schouders op. "Bang is niet het goede woord, maar er zijn er een aantal waar ik niet erg vrolijk van word, nee. Maar maak je geen zorgen, daar hoor jij niet bij. In onze wereld is jouw gave vrij nutteloos. We moeten het meer hebben van degenen die aan telekinesie of telepathie doen. De vuurmakers en de toekomstbepalers zijn ook handig. Tijdreizers soms. Maar helderzienden? Die hebben niet echt toegevoegde waarde."

Laat ik dat maar opvatten als iets positiefs. Als ik de meest nutteloze gave heb, laten de zielendoders me misschien met rust.

-

Noah neemt me mee naar het pad dat achter de kerk door loopt. Als hij eenmaal gecontroleerd heeft of de straat leeg is, maakt hij het hek open.

"Woon je in de kerk?" Of wil hij soms een mis bijwonen? Het is tenslotte zondagmorgen.

"Niet exact. Ik woon hier." Hij loopt op het gebouwtje af dat langs de kerk staat en waarvan ik me altijd af heb gevraagd wat het is. Het ziet er vervallen uit, alsof er al jaren niemand meer is geweest.

Minachtend haal ik mijn neus op. "Dat ziet er ook niet erg chique uit."

"Wacht maar tot je binnen bent." We zijn bij de voordeur van het gebouwtje beland, die Noah zonder moeite open duwt.

Binnen ziet het er ook al niet erg florissant uit. Een aantal muf ruikende meubelstukken staan verspreid door de ruimte die vermoedelijk ooit een woonkamer moet zijn geweest. Op de meeste plekken ligt een dikke laag stof, maar daar tussenin staan ook voetstappen. Het is duidelijk dat hier regelmatig mensen komen, maar dat die niet de moeite nemen om de boel een beetje schoon te maken.

Zwijgend gaat Noah me voor naar een trap die naar een kelder loopt. Aarzelend blijf ik op de bovenste tree staan. Is het wel zo verstandig om met een jongen die ik amper ken mee een donkere kelder in te gaan?

Als hij zich omdraait omdat hij in de gaten heeft dat ik niet meer achter hem loop, staat er een geërgerde blik in zijn ogen. "Je wilt toch zo graag zien waar ik woon? Kom dan."

"Kom dan, kom dan," doet Muffin hem na.

Ik forceer een glimlach. "Ja, ik ben al onderweg." Voorzichtig daal ik de trap af. De treden kraken onder mijn voeten en ik vraag me af hoe oud ze al zijn.

De kelder is leeg, op een aantal reclamefolders van zeer lang geleden na die in een hoek slingeren. In de achterwand zit een deur.

Noah klopt triomfantelijk op het vervallen hout van de deur. "Hierachter zit de doorgang naar mijn wereld. Die kun je alleen zien als je een zielendoder, gavenmeester of monster bent." Vol trots zwaait hij de deur open.

Visioenen van een gavenmeesterOnde as histórias ganham vida. Descobre agora