"En die andere ga je zeker bij jezelf omdoen, net als in een slechte film?"

"Kom op, zeg," reageert hij. Zonder verdere uitleg haakt hij de andere handboei door één van de lussen aan zijn broek, zo'n ding dat normaal gesproken een riem op zijn plek houdt. "Nu moet je wel bij me blijven. Dochter."

"Noem me niet zo. Jij bent mijn vader niet. Daar ben je een veel te grote klootzak voor."

"Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn, klein gavenmeisje," grinnikt Andreas. "Ik ben benieuwd wat je moeder ervan zal zeggen om ons samen te zien."

Daar wil ik juist niet aan denken. Hoewel ik heel snel naar haar toe wil om haar te helpen, kijk ik niet uit naar wat er waarschijnlijk echt zal gebeuren. Ik zal toe moeten kijken hoe hij haar martelt. Hij wil iets van haar en ik heb geen idee wat, maar hij hoopt het te krijgen via mij. "Je laat haar met rust, hoor je me?"

"Want anders? Stuur je je zielendodervriendje op me af? Nu word ik bang."

Haastig kijk ik om me heen, om tot de conclusie te komen dat Noah nog gewoon achter ons loopt. Gelukkig. Hij is de enige hoop die ik nog heb dat dit goed afloopt. Hij kent de zielendoders. Ik weet pas een paar dagen van hun bestaan, laat staan dat ik weet waar ze allemaal toe in staat zijn of welke wapens ze hebben. Hoe moet iemand als ik nou een paar van die sterke kerels verslaan als ik niet eens kan terugvallen op mijn kennis?

"Ik ben hier, Alexa," zegt Noah, die me ziet kijken. Hij noemt me in ieder geval niet meer mevrouw de waarzegster. Wat ook niet echt een toepasselijke naam is, want volgens mij heb ik sinds het betreden van de zielendoderdimensie geen visioenen meer gehad. Misschien zit er in die verbindingen iets dat mijn gave tegenhoudt. Het zou kunnen, al vraag ik me af waarom ze dan wel monsters doorlaten. Wacht even, over monsters gesproken... Met mijn vrije hand grijp ik naar mijn schouder, maar die is leeg. "Muffin!"

Andreas lacht. "Ach gossie, ben je je monster kwijtgeraakt?"

"Wat heb je met haar gedaan, smerige klootzak?"

"Rustig maar, ik heb haar niet laten verdwijnen. Ze is er zelf vandoor gegaan, denk ik. Misschien had ze genoeg van die belachelijke naam die je haar gegeven hebt."

Als ik nu in de positie was geweest om hem te slaan dan had ik dat gedaan. Of liever had ik hem een trap verkocht. Het zou heus niet de eerste keer geweest zijn. Twee jaar geleden was er op school een etterbak die dacht dat hij ongestoord vervelend tegen me kon doen. Dat heeft hij geweten. Ik heb hem de hele gang door geschopt. Het was nog een geluk dat er geen leraar in de buurt was, anders was ik zeker weten geschorst. Maar het lijkt me om de één of andere reden geen goed idee om iemand te slaan terwijl ik met mijn pols aan hem vast zit. Ik zou hoogstens kunnen proberen de lus waar de andere handboei aan vast zit kapot te scheuren.

"Monsters hebben een sterke intuïtie en een goed richtingsgevoel," hoor ik Noah achter me zeggen. "Als er iets gebeurt, keren ze altijd terug naar huis."

"Huis voor de monsters is Schotland," help ik hem herinneren. Hij is nota bene zelf degene die me verteld heeft dat ze daar hun hoofdkwartier hebben. Alsof ik het monster van Loch Ness snel zou vergeten.

"Dat hoeft niet. Muffin is opgegroeid bij jou. Er bestaat een kans dat ze daarheen terugvliegt."

Ik hoop dat hij gelijk heeft. Als ze inderdaad naar Schotland is dan zie ik haar vast nooit meer terug. Zeker niet als ik het einde van de dag niet meer haal. Ze moet thuis zijn om de zielendoders voor me te vermoorden.

Het beeld van ons messenblok schiet door mijn hoofd. Zou ik echt in staat zijn om het vleesmes eruit te pakken en in het hart van één van die kerels te steken? Als ik ervoor zorg dat ik ze eerst zichtbaar maak, is de kans dat het ze fataal wordt groter. Maar zelfs dan kan ik me niet voorstellen dat ik iemand vermoord. Daarom hoop ik zo vurig dat Muffin er is om die taak voor me op te knappen. Ik wil geen moordenaar zijn.

Verloren sjok ik met Andreas mee. Volgens mij heb ik me nog nooit zo eenzaam gevoeld. En ik heb me vaak alleen gevoeld, op regenachtige zondagen in mijn eentje aan mijn huiswerk. Nu lopen er maar liefst twee personen om me heen en voel ik me toch compleet verloren.

-

Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat we in het departement komen waar Noah woont. En dan is het nog een pokkeneind naar de verbinding. Mijn pols jeukt inmiddels van de handboei. Met mijn andere hand zit ik er steeds maar aan te krabben, maar daar wordt het alleen maar erger van.

"We zijn er bijna," probeert Noah me bemoedigend toe te spreken. "Nog even volhouden."

"Zijn we vriendjes aan het worden met het gavenmeisje, monsterjagertje?"

Ik verwacht dat Noah een hatelijke opmerking over me zal maken, maar dat doet hij niet. Hij werpt Andreas een vuile blik toe. "Vriendjes zou ik het niet noemen, maar op dit moment vind ik haar aardiger dan jou. En ik zal je iets verklappen. Dat komt niet omdat zij zo aardig is."

Die belediging negeer ik maar even. Het betekent tenslotte dat Andreas nog minder aardig is dan ik en daar ben ik het wel mee eens. Hij is de grootste klootzak die ik ooit ontmoet heb. Ik kan er nog steeds met mijn verstand niet bij dat uitgerekend hij mijn vader is. En mijn moeder maar zeggen dat ik uit liefde geboren ben. Hoe dan? Hoe kan iemand zonder hart zoals hij van iemand anders houden dan zichzelf? Ik hoop dat ik de kans krijg om dit te begrijpen voordat mijn leven er definitief op zit.

Eindelijk komt de laatste hal in zicht. Nu is het nog maar één gang tot de verbinding in het huisje bij de kerk. Hoe dichterbij we komen, hoe gespannener ik word. Dit wil ik helemaal niet hoeven meemaken. Het lijkt er alleen niet op dat ik een keus heb.

De verbinding komt in zicht. Andreas begint sneller te lopen, waardoor ik dat ook moet doen. Helaas zijn mijn benen korter dan de zijne, waardoor ik bijna moet rennen om hem bij te kunnen houden. De irritatie rond de huid van mijn pols is nog heviger tegen de tijd dat we de verbinding bereiken.

Koele lucht blaast langs mijn armen. Mijn ademhaling wordt iets rustiger. Dit ken ik. Plus hierna komen we op bekend terrein. Daar ken ik beter de weg dan de zielendoders. Ik weet beter welke regels er gelden, ook al ben ik nog steeds niet helemaal op de hoogte van alle ontwikkelingen rond de gave. Het is nog steeds mijn wereld en niet de hunne.

De kelder van het huisje ziet er nog altijd even verlaten uit. Andreas loopt voor me uit de trap op, waardoor ik mijn arm helemaal omhoog moet houden. Boven geef ik een ruk aan de handboeien zodat hij tot stilstand komt.

"Nu moet je me losmaken. Het valt op als we zo naar buiten lopen. Mensen zullen ons raar aankijken en de politie waarschuwen. Maak me los."

"Nee," antwoordt Andreas met een brede grijns. Uit de binnenzak van zijn colbertje haalt hij een klein flesje met een oranjebruine vloeistof. "Kijk Alexa, wat jullie gavenmeesters kunnen dat kunnen wij ook." Hij besprenkelt me met de vloeistof uit het flesje. "Nu ben je onzichtbaar. Kom maar mee, klein gavenmeisje."

Dat had hij gedacht. Zo makkelijk laat ik hem hier niet mee wegkomen. Met mijn vrije hand gris ik het flesje heldenzweet uit het voorvakje van mijn rugzak. "Zoals je zelf al aangaf, kan ik dat ook." Triomfantelijk richt ik het flesje op hem.

In een reflex houdt hij zijn armen voor zich als om zich te beschermen. "Dat zou ik maar niet doen, meid. De combinatie van dat met het onzichtbaarheidsserum is zeer explosief. Als je dit nu gebruikt, zijn we allebei dood."


Visioenen van een gavenmeesterHikayelerin yaşadığı yer. Şimdi keşfedin