"Ja. Jullie mensen niet dan?"

"Godzijdank niet, nee. Al was het misschien wel handig geweest." Ik heb al een hekel aan de tienminutenloop met gym, laat staan dat ik een hele marathon zou moeten rennen. Desondanks merk ik tot mijn grote verbazing dat ik het schoolsysteem van de zielendoders zeer interessant vind. Dat zal wel weer één van mijn rare trekjes zijn. "Wat leren jullie nog meer op school? Messen werpen? Hoofden afhakken?"

"Niet zo sadistisch, gavenmeisje. Als zielendoder is het nou eenmaal belangrijk om een goede conditie te hebben. Zo kun je de gavenmeesters goed volgen. Hoe denk je dat ik erachter ben gekomen waar je woonde?"

"Door in het telefoonboek te kijken?," gok ik. Er zijn wel meer mensen met dezelfde achternaam als mijn moeder en ik, maar toch moet het niet erg moeilijk zijn om aan de hand daarvan ons adres te achterhalen.

"Niet dus. Ik ben achter je fiets aan gerend."

"Geen wonder dat jij een stalen conditie hebt. Maar ik heb die dus niet. Beetje tempo aanpassen dus." Gelukkig rennen we al niet zo hard meer. Op dit tempo kan ik het misschien nog wel uithouden tot het einde van het departement. Alleen jammer dat ik weet dat er daarna nog een stuk of zeven volgen. Nog zeven keer van die verschrikkelijk lange gangen door en grote pleinen over. Hoe verzinnen ze het? "Had je geen verbinding dichter bij huis kunnen kiezen?"

"Geloof me nou maar als ik zeg dat dit de snelste weg is. Als jij een beetje opschiet tenminste."

"Sorry hoor, dat ik niet ben opgeleid door het leger. Je mag best wel wat waardering hebben voor mijn sterke kanten."

"Dat zou ik misschien hebben als ik wist wat je sterke kanten waren. Vertel eens?"

"Ik kan redelijk goed badmintonnen." Tegen Margo tenminste. Tegen andere tegenstanders is het om de één of andere reden altijd net of ik er geen zak van kan. "En ik ben goed in wiskunde." Daar ben ik wel trots op. Hoeveel meisjes kunnen er nou zeggen dat ze goed zijn in wiskunde?

"Ik ook."

Ik rol met mijn ogen. "Natuurlijk. Jij bent vast overal goed in. Zijn er ook dingen die je niet kunt?"

Met een speelse glimlach op zijn gezicht kijkt hij me aan. "De toekomst voorspellen."

"O, maar daar ben ik ook nog niet zo heel goed in." Het doet me denken aan de steen, die nog steeds in de zak van mijn broek zit. Ik heb namelijk dezelfde broek aan als gisteren. Jezus, was dat gisteren nog maar? Het lijkt al weer een eeuwigheid geleden. In ieder geval, volgens Annemarie zou die steen me moeten helpen bij het versterken van mijn gave. "Denk je dat ik erin zou moeten oefenen?"

"Waarom zou je het niet doen?"

"Omdat ik de toekomst helemaal niet wil weten. Ik heb er niks aan. Waarom zou ik willen weten wat er over vijf seconden of tien minuten of een maand gebeurt?"

"Omdat je dan gevaar altijd kunt zien aankomen," antwoordt Noah zonder aarzelen. "Dat zijn de moeilijkste gavenmeesters om te pakken te krijgen, de waarzeggers."

"Maar ook de minst gewilde. Als je gevaar kunt zien aankomen met mijn gave, waarom zijn we dan het minst gewild?"

Noah lacht. "Zo simpel ligt het niet. We hebben iedereen nodig om de gave te kunnen stelen en als we dat eenmaal gedaan hebben, kunnen we ook het gevaar uitroeien. Daarna hebben we er dus niks meer aan."

"Je bedoelt dat je monsters zou kunnen vermoorden als je alle gaven hebt?"

"Je kunt monsters makkelijk vermoorden als je over de wereld heerst en dat is wat we van plan zijn."

Om eerlijk te zijn vind ik dat best wel een kinderachtig idee om na te streven. Ik dacht dat na Hitler niemand meer zoiets zou bedenken. Maar blijkbaar leven de zielendoders wat dat inzicht betreft nog in de Middeleeuwen. "Kan ik jou mijn gave ook leren?"

"Volgens mij niet. Daar moet je gavenmeester voor zijn."

"Jammer. Anders had ik het je geleerd, dan hoefde je het niet te stelen. Dat zou een stuk vreedzamer zijn."

"Dat wel, maar over het algemeen zijn wij niet zo vreedzaam. Dat merk je wel aan het feit dat die klootzak het ineens ook op mij gemunt heeft."

"Ik kreeg anders de indruk dat jullie relatie toch al niet zo fantastisch was." Volgens mij begint hij het tempo weer op te voeren, want ik houd hem nauwelijks meer bij. Gelukkig is het einde van de gang in zicht. Ik trek een sprintje en laat mezelf dan hijgend tegen de muur aan vallen.

Noah kijkt me vreemd aan. "Wat doe jij nou? We hebben geen tijd om maar wat rond te lummelen. Je hebt geen idee wat die apen al met je moeder kunnen doen in de tijd die wij verspillen door onderweg te zijn."

Ik heb niet bepaald het idee dat we tijd verspillen, maar dat zeg ik niet tegen hem. Niet dat ik daartoe in staat zou zijn trouwens, want ik ben volledig uitgeput. Het idee dat we nog een stuk of zes departementen door moeten, zorgt ervoor dat het me nog meer moeite kost om adem te halen. Kon ik mezelf maar teleporteren. Ik meen me te kunnen herinneren dat ik mijn moeder heb horen zeggen dat dat ook een gave is. Het is vast een fijnere gave dan dat tijdreizen van Karley. Wat heb je daar nou weer aan? Ik vraag me af of ze echt belangrijke dingen in de geschiedenis zou kunnen veranderen en wat er dan gebeurt in de echte wereld.

"Kom je nog, slome?" Noah staat al op het randje van de verbinding. Zijn lichtbruine haar glinstert door al het zilver dat erdoor uitgestraald wordt. En is dat nou medelijden op zijn gezicht? "Zo komen we nooit op tijd. Nog even doorzetten."

"Sorry," hijg ik terwijl ik op de verbinding af wandel. "Ik heb gewoon nooit geleerd om een marathon te rennen."

"Dat blijkt maar weer. Wat leren jullie mensen dan bij de gymles. Of krijgen jullie die tegenwoordig niet meer?"

Was het maar waar. "Onze leraar houdt nogal van softbal, dus dat doen we vaak. Of hockey. En als we moeten rennen dan is dat meestal maar een minuut of tien."

"Dat is ook niks." Noah trekt me mee de verbinding door. Het begint al vertrouwd te voelen om door de donkere tunnels gezogen te worden. Zo bang als ik de eerste keer was, bijna veilig voel ik me hier nu.

Als we in het volgende departement terechtkomen, hebben mijn ogen zelfs nauwelijks meer tijd nodig om aan de snelle verandering van licht te wennen. Eén keer knipperen is genoeg. Ik wil me al afzetten om verder te rennen als ik recht in een grijnzend gezicht kijk.

"Daar hebben we het gavenmeisje en de monstervanger weer. Hallo daar." Shit. Andreas.


Visioenen van een gavenmeesterWhere stories live. Discover now