Hoofdstuk 16: Helemaal alleen?

8 1 0
                                    

De tijd leek wel stil te staan, al kon ik daar niet veel over weten aangezien ik geen klok of iets had. Het enige gevoel van tijd wat ik kon meekrijgen was het licht van buiten. Ik was uitgeput van alle mannen hier die hun handen niet bij hunzelf konden houden. Ik probeerde te gaan slapen een paar keer, maar als ik keek naar wat ze met mij deden terwijl ik wakker was, wou ik niet weten wat er zou gebeuren als ik sliep. Ik probeerde de wacht over mijzelf te houden.
Het was stil. Niemand die wat zei. Ik vroeg mij af of er meerdere mensen waren die misschien naast mij zaten. Het zou apart zijn als die bewaker er alleen voor mij was.

Na een tijdje liep de bewaker even weg voor een plas pauze (denk ik). Ik zag mijn kans en greep hem.
"Euhm... Hallo?" riep ik.
Ik hoorde wat bewegingen alsof iemand opstond.
"Hallo?" zei een jong meisje.
'oh mijn god! Er is nog iemand.' Dacht ik. Het was misschien niet zo heel indrukwekkend of hoopgevend, maar het gaf mij al een iets fijner gevoel. Ik wist dat ik in ieder geval niet alleen was. Misschien is dat alleen niet het beste in deze situatie, want ik gun niemand het om dit mee te maken.
"Wat is je naam?" vroeg ik.
"N-Nora." Zei ze op een getraumatiseerde manier.
"Hoelang zit je hier al Nora?" vroeg ik.
"Ik heb d-denk ik... Euhm... 4 nachten geteld. Ik w-weet het niet zeker, de h-helft van de t-tijd was ik b-bewusteloos." Zei ze schokkerig.
Ik kon mij niet voorstellen waar zij allemaal niet doorheen zou moeten zijn geweest. Ze klonk zo jong en ze was hier al zo lang.
"Hoe oud ben je?" vroeg ik.
"d-dertien." Antwoordde Nora.
Het begon als een soort redding voor mijzelf, maar ik merkte dat ik beter haar kon geruststellen. Ze had het veel meer nodig dan ik op dat moment.
"Ik ben b-bang." Zei ze. "Ben jij hier om mij te redden?"
"Nee, sorry Nora. Al had ik gehoopt dat ik je zou kunnen redden, zit ik helaas in dezelfde situatie."
Ik hoorde dat ze weer ging zitten op de grond. 'dertien jaar.' Dacht ik. Ze is zo jong.
"Als ik hieruit kom. Beloof ik dat ik je meeneem." Zei ik.
"Bedankt. Ik hoop dat we h-hieruit kunnen komen." Antwoordde ze.
Je kon duidelijk horen dat ze zich sterk probeerde te houden. Wie weet wat ze allemaal met haar gedaan hadden. Wie weet wat ze met haar gingen doen was de betere vraag. Ik moest bijna overgeven bij de gedachte, al kon dat gevoel ook zijn door de stomp in mijn buik van vanmorgen.
"Heb je een groep waar je samen mee bent?" vroeg ik.
Voordat ze kon antwoorden hoorde ik de deur opengaan. Er klonken voetstappen, maar deze keer niet van een persoon. Ik probeerde te luisteren zodat ik wist wat er gebeurde. Er klonken wat sleutel geluiden en daarna een cel deur dat open werd gemaakt. Het geluid kwam van naast mij. Naast mij waar dat meisje was! Ik hoorde Nora hyperventileren terwijl de voetstappen naar haar toe kwamen.
"Nee, Nee! Alsjeblieft." Riep ze.
Ik hoorde de angst in haar stem. Nadat ze dat zei kwam er een klap. Alsof iemand haar knock-out sloeg. Ik stond op.
"He! HE! Waar doen jullie met haar! Laat haar met rust ze is pas dertien!" riep ik boos naar de mensen naast mij.
Er kwam iemand voor mijn cel staan en hij zei.
"Ik zou heel snel stil zijn, voordat ik zorg dat je stil bent."
Ik probeerde naar de deur van mijn cel te gaan maar ik zat nog steeds vast geboeid aan de paal. Na een paar keer te trekken aan mijn arm in de hoop dat ik bij de deur kon komen voelde ik dat mijn pols pijn begon te doen. Ik keek om naar mijn pols en zag dat hij helemaal rood en opgezwollen was geworden.
De deuren naar buiten klonken al en ik wist dat ik te laat was.
"Wat gaan jullie met haar doen." Zei ik terwijl mijn stem langzaam van boos naar verdrietig ging. "Alsjeblieft. Zeg in ieder geval wat jullie met haar gaan doen."
"Ze wordt geëxecuteerd." Zei de bewaker.
"WAT?!" riep ik en ik rende naar hem toe.
Natuurlijk zat ik nog steeds vast dus het enige wat ik daarmee bereikte was mijn pols die bijna uit de kom vloog.
"Ik zou je wat meer gedeisd houden als ik jou was; aan je pols te zien." Zei hij terwijl hij mij op en neer na keek alsof hij mij beoordeelde.
Ik ging naast mijn paal op de grond zitten met mijn benen naar mij toe getrokken. Mijn armen op mijn knieën en mijn hoofd tussen mijn armen. Ik was het zat. Ik kon niks doen terwijl zij alle macht over mij hadden. Het was niet eerlijk.

Ik begon het verzetten een beetje op te geven, omdat ik doorhad dat het geen nut had. Ik gebruikte deze tijd om rustig even na te denken en een rouw moment te nemen voor de schietpartij. Voor dit moment had ik namelijk geen moment gehad waar ik niet moest uitkijken voor welk wezen dan ook. Dit was natuurlijk ook niet het beste moment, maar ik dacht als ik toch vastzit, waarom niet mijn tijd goed gebruiken.
Na wat denken en zitten kwamen er twee mannen naar mijn cel toe. Een van hen had een geweer vast en op mij gericht. De ander had een bord met wat eten erop. 'Eindelijk. Ik sterf van de honger' dacht ik.
De bewaker deed de deur open van mijn cel en legde het bord met eten op mijn bed. De man met het geweer ging in de deuropening staan zodat hij goed op mij kon richten. De man van het eten kwam naar mij toe lopen. Ik schrok dus ik ging wat achteruit. De man met het geweer bewoog met zijn geweer en zette zijn vinger op het hendeltje. Ik durfde niet meer te bewegen, maar gelukkig had de man van het eten de sleutels van de boeien. Hij maakte mij los en liep snel weg uit mijn cel, zodat ik hem niks aan kon doen. De deur werd weer op slot gedaan en ze liepen weg.
Ik was opgelucht dat ik eindelijk los was en wat eten had. Vergeleken met net voelde ik mij zo veel vrijer. Het eerste wat ik deed was mijn omgeving buiten de cel verkennen (hoever ik kon zien dan). Ik zag links de stoel van die vieze bewaker op de grond liggen. Hij had niet eens even de moeite gedaan om hem op te pakken. Ik kon verder niks meer zien dat het rekje met sleutels en een grote lange muur voor mij. Waarschijnlijk waren de rest van de cellen naast mij op een lange rij. Het leek me niet dat er nog iemand anders was, aangezien er niemand iets zei tijdens het gesprek van Nora en mij. Ik ging op mijn bed zitten en at mijn eten op.

Om mijn tijd te besteden was ik wat aan het opdrukken, ontsnappingsplannen aan het verzinnen en wat te tekenen op de muren met een tak die ik vond. Ik kon op zich wel de tak scherp slijpen en de bewaker in zijn been steken, maar in de tussentijd had hij mij dan waarschijnlijk al neergestoken. Toch besloot ik de tak scherp te maken. Je weet maar nooit wanneer je iemand wil neersteken.

Het begon langzaam frisjes te worden en het begon ook te schemeren. De avond brak al aan en ik zat nog steeds vast in deze kut plek. Er kwam een nieuwe bewaker weer zitten voor de cellen om mij in de gaten te houden. Of natuurlijk ons als er meerdere mensen zijn. Ik besloot dat ik op dat moment toch niks kon doen aan mijn situatie en al helemaal niet zolang er een bewaker voor mijn cel stond. Ik ging op mijn bed liggen en probeerde te gaan slapen. Hoewel het lastig was om te gaan slapen door alles wat er zou kunnen gebeuren, was ik te moe om mijzelf wakker te houden. Ik kalmeerde mijzelf door in mijn hoofd een lied te zingen en viel zo in slaap. 

Finding others (NL)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu