Apocalypse: Het Einde Van De...

By Voyant

15.8K 1.3K 422

ORPG. Alles is verwoest. Mensen zijn gewond, en zoeken hulp in het ziekenhuis in de wereldstad Utrecht, maar... More

Proloog
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
XI
XII
XIII
XIV
XV
Q&A
XVI
XVII
XVIII
XIX
XX
XXI
XXII
XXIII
XXIV
XXV
XXVI
XXVII
XXVIII
XXIX
XXX
XXXI
XXXIII
XXXIV
XXXV

XXXII

210 16 7
By Voyant

The night was all you had.
You're running to the night from all you had.
Found yourself a path upon the ground
You're running through the night, you can't be found.

*~*~*

Leora

'Ik kan niet stoppen met denken aan gisteravond.'

Zorgvuldig en met beleid legde Leora haar hand op zijn schouder en begon ze het voorzichtig in te smeren.

Het was waar, het enige waar ze aan dacht was hun vorige avond.

De vlam van gevoelens die ze toen voelden kwamen al terug met het ophalen van de herinnering. Maar dat was niet het enige waar ze continu over nadacht.

Hij was bang.

De held van haar leven, de jongen die soms zo heldheftig was, was bang. Ze wist dat hij het was, iedereen had angsten, maar dat hij het hardop uitsprak bevestigde pas hoe overheersend het was.

Sinds de dood van Nora was er pas echt iets veranderd in de groep. Niemand leek nog vertrouwen te hebben, niet nadat Nora was gedood door het toedoen van mensen. Natuur was niet meer het enige gevaar dat er dreigde.

'Ik kan niet stoppen met denken over alles wat er is gebeurd.'

'Dat weet ik,' fluisterde Leora, alsof het een geheim was dat ze verklapte.

Alex legde zijn hoofd in zijn nek, zodat hij naar haar omhoog kon kijken. 'Dus ook aan gisteravond, op een goede manier.'

Leora glimlachte en boog zich naar hem toe en kuste hem op zijn voorhoofd. 'Ik ook. Ik vond het fijn dat we gepraat hebben en... de rest ook.' Ze haalde haar hand van zijn schouder af en kroop achter hem weg van het bed af. 'Doet het veel pijn?'

Alex schudde zijn hoofd. 'Zolang ik de zalf erop smeer gaat het wel.'

En verder? Ze had het hem bijna willen vragen: doet het pijn hier nog te zijn?

Soms was het leven pijnlijk en was de dood vrij verleidelijk.
Leora pakte zijn handen vast en keek hem recht in zijn ogen aan.

'Gisteravond zei je dat je bang was. Ben je bang voor wat we aantreffen in Ede?'

En daar raakte ze zijn gevoelige snaar. Dat wist ze omdat hij zijn blik afwendde en ze aan zijn ogen kon zien hoeveel pijn het hem deed.

Hij kauwde op zijn wang, sloot zijn ogen en nam lang de tijd voor hij knikte. Hij was bang zijn broer te verliezen, de reden van hun tocht - hun drijfveer.

'Wil je hem opgeven?'

Ging ze te ver? Speelde ze te veel in op zijn gevoel? Zo voelde het wel.

Het was niet zo dat ze op zijn gevoel in wilde spelen. Ze had nog hoop. Ze kende Alex. Als Alex kon overleven, waarom Jess dan niet?

Ze had hoop dat híj de jongen was die de halve stad had afgebrand, dat hij wachtte op zijn broer.

En ze wilde zo graag bewijzen dat hij nog bestond, zodat Alex nog hoop kreeg. Dat haar hoop niet tevergeefs was. Dat ze nog een reden hadden om door te gaan.

Nu pas keek hij haar weer aan en zijn blik was genoeg om te weten wat hij zou antwoorden: 'Nee'.

*

Ze hadden meerdere huizen doorzocht zodat ze wisten dat ze weer even vooruit konden.

Met tweede gevulde, half verscheurde tassen waren ze vertrokken. Ze hadden ook wat nieuwe kleding kunnen vinden.

Het feit dat de kleding gescheurd was vond ze niet erg, maar het feit dat er daardoor meer kou werd doorgelaten wel. Het werd steeds kouder en ze konden de warmte die kleding kon bieden goed gebruiken.

Leora had met Luc uitgerekend dat als ze in de ochtend vertrokken, ze nog voor zonsondergang in Ede aan zouden moeten komen, rekening houdend met hun trage tempo vanwege de verwondingen en de nodige pauzes.

Het was fijn om te weten dat hun bestemming deze middag nog zou komen, maar tegelijkertijd was ze bang.

Als ze Jess niet zouden vinden, als hij dood zou zijn, dan zou Alex instorten. Dan was het haar schuld geweest, omdat ze zo had aangedrongen.

Ze had hoop, maar hoop kon soms behoorlijk misleidend zijn.

Toen ze zo ongeveer op de helft waren, hadden ze een stop genomen. Ze gingen zitten op de omhoogstekende brokken snelweg en Alex deelde de maaltijdrepen uit de rugtas aan hen uit. Ze had nooit zo van die dingen gehouden, maar op het moment was het het lekkerste wat er was.

'Wat is het plan als we in Ede zijn?' vroeg Luc.

'Ik denk dat we het beste eerst een veilige plek kunnen zoeken waar we kunnen overnachten. Daarna zouden we op zoek kunnen gaan naar Jess.'

'En hoe lang blijven we er? Ik bedoel, hoe lang blijven we daar als we hem niet vinden?'

Alex bleef stil, té stil.
'Ik denk dat we moeten afwachten hoe lang er we erover doen om Ede te doorzoeken, en dat we nog twee dagen daarna blijven om het zeker te weten?' Dat klonk als een redelijk voorstel, toch?

'En als er gevaar dreigt?' vroeg Rabelais.

Geen idee. De vorige keer dat er gevaar dreigde, is er iemand overleden. Moesten ze het zover laten komen?

'Dan pakken we onze spullen,' zei Alex, met zijn blik op de grond gericht.

'Maar...'

'Ik wil niet dat er nog iemand van ons omkomt.'

Het liet haar denken aan de dood van Nora en hoe Rabelais zichzelf toen compleet verloor.

Hij wilde ook niet nog iemand verliezen en ze was ervan overtuigd dat Luc daar hetzelfde over dacht.

Ze hadden elkaar nodig, en daarom knikte Leora.

Ze namen nog een korte rust, maar trokken al gauw weer verder.

Alex en Leora liepen voorop, Luc en Rabelais achter hen. Ze zeiden niet veel tegen elkaar, en ze kon Alex' angst haast voelen. Aarzelend pakte ze daarom zijn hand vast en kneep ze er zacht in, ten teken van steun - maar ook omdat ze zijn hand gewoon graag vasthield.

De voorspelling die Luc en zij gedaan hadden klopte. Het was nog licht toen ze Ede in zicht kregen, maar het liet haar stoppen met lopen.

De geruchten klopten: het eerste deel van haar jeugdstad was platgebrand.

Er lagen enkel zwarte, van roet beslagen brakstukken.

Alex zag het ook, en hij koppelde er een oordeel aan. Zijn hand had zich strak om het hare gespannen en ze zag hoe zijn andere hand gebald was tot een vuist.

'We weten niet hoe het met onze wijk is, daarbij is er kans dat Jess op tijd weg kon komen.'

Ze kon aan hem zien dat hij weer wilde terugdeinzen, dat hij wilde vluchten.

Vluchten paste niet bij de sterke Alex die ze kende, maar van die jongen was niet veel over.

'Leora, dit is hopeloos.'

Eigenwijs schudde ze haar hoofd. 'We moeten het een kans geven. We zijn nu al zo dichtbij.'

Luc en Rabelais hielden zich erbuiten, maar ze kon aan hen merken dat ze net zo weinig hoop hadden als Alex.

Ze wachtte niet op een reactie, ze begon alweer te lopen en trok Alex daardoor met haar mee.

De wegen waren niet te onderscheiden van de vroegere huizen, dus besloten ze maar gewoon dwars over te steken naar het nog overeindstaande gebied.

Het was een zwaar stuk. Ze moesten meer klimmen dan dat ze echt door konden lopen, en met hun uitgetelde lichamen was dat niet zo gemakkelijk als gehoopt.

Toen ze bij het gebied aankwamen waar ze aan wilden komen, was de zon al ver gezakt en was het door de bewolking al behoorlijk donker geworden.

Leora's oog viel op iets dat op de grond lag. Ze stopte met lopen en zakte op de grond neer. Het was een brokstuk met een nog redelijk scherpe punt.

'Ik heb een idee,' zei ze. Ze kwam weer overeind en liep naar één van de muren toe.

Ze schraapte met het stuk steen over de muur, wat een witte kras achterliet. 'We zouden Jess hiermee kunnen laten weten dat we er zijn.'

Alex

'Dat,' zei Luc, 'is een goed idee.'

Rabelais likte langs zijn lippen. .'En wat wil je er onder zetten? Kusjes Alex?'

Alex glimlachte. Het was voor het eerst dat Rabelais weer actief meedacht over wat er gaande was; zij het op zijn eigen manier.

Leora kraste Jess, Alex is in leven en hij is hier in de muur en bekeek het resultaat van een afstandje.

'Dit is toch best leesbaar?'

'Jap. Laten we een nieuw slachtoffer zoeken.'

Ze liepen/klommen verder en Leora kraste de woorden op een andere muur. Een vogel vloog over hun hoofd, iets wat ze al in geen tijden meer gezien hadden. Alex voelde een nieuwe soort energie die hij niet meer gevoeld had sinds de ramp. Een energie die hem vertelde dat er hoop was; richting het oosten nam het leven alweer toe, dus hoe zat het dan met andere windrichtingen?

'We kunnen misschien beter opsplitsen.' zei Alex toen Leora de R tevergeefs leesbaarder probeerde te maken. 'dit gaat net iets te langzaam.'

'En we kunnen misschien ook beter bij elkaar blijven.' kaatste Rabelais terug. 'Je zal maar verbrand worden door die bende.'

Luc keerde zich tot Leora. 'Zeg jij het maar. Jij bent hier de teamleider.'

Haar grote ogen keken in het rond, naar de toren van de enige kerk die nog enigszins overeind stond. Alex dacht witblonde haren achter een brokstuk te zien waaien, maar hij wist het niet zeker. Het was heel goed mogelijk dat hij dingen zag die niet bestonden. Luc had toch eens aan Rabelais verteld dat hij zijn zus ook nog overal zag lopen?

'Oké. Luc, als jij met mij meegaat naar links, dan kunnen Rabelais en Alex links nemen. We gaan tot ergens vanmiddag door en zien elkaar weer hier. Goed?'

Luc salueerde en marcheerde vooruit. Rabelais raapte een stuk glas-in-lood van de grond en gaf er eentje aan Alex. Terwijl Leora achter Luc aan liep langs een straat waar ooit twee-onder-één-kapwoningen stonden, liepen hij en Rabelais een andere straat in waar vooral geraamtes van huizen overeind stonden.

'Moet je zien.' zei Alex, en hij wees naar twee kinderen die tikkertje speelden in één van de geraamtes. De jongen had goudblonde pijpenkrullen, en het meisje golvend witblond haar.

Hij moest zichzelf tegenhouden niet te zuchten van opluchting. Hij was dus niet gek. De kinderen speelden gewoon verstoppertje of zoiets en ze was zich aan het verstoppen. Het was haar haar dat hij had gezien.

'Is het niet levensgevaarlijk om hier zo te spelen als die bende hier rondloopt?' vroeg Rabelais weifelend.

'Eh,' Alex vroeg het zich ook af. 'Allicht.'

Rabelais en hij kozen beide een huis uit en krasten de boodschap in de stenen. Brokjes glas vielen bij zijn voeten, maar hij negeerde het.

'Hoe staat het eigenlijk met je arm?' vroeg Rabelais toen ze verder liepen.

'Oh, dat zit wel goed. Ik moet er gewoon niet op letten.' antwoordde hij.

Ze namen allebei overeind staande muren aan weerskanten van de straat waarin ze liepen. Ooit leidde het naar het centrum, waar Alex zo veel herinneringen had. Rabelais en hij waren met kinderen uit de klas op een springkussen gegaan waar eigenlijk maar vijf kinderen tegelijkertijd op mochten en het kussen was lek gegaan. Ze waren weggerend alsof hun leven er van af hing. Nu wist hij wel beter.

Toen Alex over zijn schouder keek en het krassen staakte omdat Rabelais zat te grinnikken, zag hij hem kusjes Alexander onder het bericht zetten. Toen hij een andere muur op zocht kraste Alex er nog onder & Je Ouwe Trouwe Rabelais.

Hij deinste achteruit toen hij weer dat witblonde haar zag dansen. En het meisje was daarnet nog... Vliegensvlug keek hij over zijn schouder naar de muur, maar zo snel als het gekomen was, was het ook weer weg.

'Ik word gek.' dacht hij hardop.

'Dat was je al. Kom je nog?'

Met de muur waar hij het haar had gezien in zijn kielzog, liep hij achter Rabelais aan. 'Ik zie steeds heel witblond haar, alsof er iemand is die ons achtervolgt.' bekende hij.

'Een jongen of een meisje?'

'Ik denk een meisje.'

Rabelais antwoordde verder niet, en dus deden ze de rest van het werk vrijwel zwijgend tot laat op de middag. Toen ze terug trokken naar de kerk en daar wat aten en dronken tot Leora en Luc terug zouden keren, begon de eeuwige regen harder te worden.

Alex gooide kleine steentjes die hij op straat vond in de sloot. En, omdat hij het niet kon laten, ook in het gat van Rabelais's shirt. Het zwarte steentje viel als een golfballetje in de hole in zijn navel.

'Jezus!' Rabelais schoot overeind - door alles wat ze hadden meegemaakt hadden ze wel geleerd alert te zijn.

Alex keek breed grijnzend naar hem en Rabelais kneep zijn ogen tot spleetjes.

'Als je dit raadsel goed beantwoordt, zal ik je niet voor je kaak slaan,' zei hij, en hij ging weer rustig liggen. 'Johnny's moeder heeft drie kinderen. De eerste heet April, de tweede Mei. Hoe heet de derde?'

'Johnny.'

'Jézus.'

'Nee, Johnny,' Alex zweeg even en probeerde een van de weinige raadsels die hij kende omhoog te takelen. Rabelais hield van raadsels, en dat had hij altijd al gedaan.

'Hoeveel modder zit er in een gat van drie bij vier bij twee?'

Rabelais dacht even na en gooide wat steentjes tegen Alex vanuit zijn positie. 'Geen.' zei hij toen. 'Wat het is een gat.'

'Ik ben door mijn raadsels heen.' bekende hij, en hij doorzocht de tas op een mes waarmee hij takjes kon slijpen omdat hij zich zo enorm verveelde.

Alex had al een takje en een mes gevonden en maakte aanstalten te beginnen toen Rabelais weer iets vroeg. 'In Brits-Colombia kun je geen foto nemen van een man met een houten been. Waarom niet?'

'Eh,' Alex dacht na. 'Omdat... Omdat de man geen pricacyschending wil?'

'Leuk geprobeerd,' grijnsde Rabelais. 'Maar het is omdat-'

'Omdat je geen foto kunt nemen met een houten been, maar alleen met een camera.' klonk een hese, vrouwelijke stem.

En toen zag hij het.

Het witblonde haar dat hij steeds had zien dansen kwam achter een dikke boomstam tevoorschijn en was afkomstig van een meisje, bijna een vrouw. Ze had een smal gezicht en donkere ogen, bijna zo zwart als de kleding die ze droeg.

Ze grijnsde breed. 'Hoi.'

Rabelais keek gebiologeerd naar haar en Alex wist waarom. Hij wist dondersgoed waarom.

Al met al had ze iets van Nora. Misschien de manier waarop ze de sleutelbos in haar handen overgooide van links naar rechts, of de manier waarop ze naar hen keek: inschattend en zelfverzekerd.

Omdat hij niet wist of ze gewapend was, of nog andere mensen bij zich had, hield Alex - een vrij nutteloze beweging - het mes voor zich uit toen hij opstond.

Het meisje hief haar handen, maar stopte niet met grijnzen. 'Ho, ho, rustig aan, zeg. Ik doe jullie niks. Dat ik een legerbroek aanheb wil nog niet zeggen dat ik gewelddadig ben.'

'Wat is hier aan de hand?' vroeg Luc, die samen met Leora van een afstandje aan kwam lopen. 'Wie ben jij?'

'Yara,' nog steeds met haar handen opgeheven alsof ze zich over gaf. 'En ik doe jullie echt niks, hoor. Ik vroeg me gewoon af wie van jullie de Alex is.'

Luc's hand schoot naar zijn broeksband, waar hij zijn pistool in had verstopt, het enige vuurwapen in hun midden dat nog werkte. Rabelais stond op en ging voor Alex staan, en ook Leora probeerde zich zo groot mogelijk te maken.

'Oke,' zei Yara, en haar ogen schoten nieuwsgierig naar Alex. 'Aangenaam kennis te maken, hoogheid.' en ze maakte een reverence.

'Wat wil je van hem?' vroeg Luc achterdochtig.

'Ik denk dat ik jullie kan helpen.' antwoordde ze kalm.

*

Daarna was alles heel snel gegaan. Zo snel zelfs, dat zijn hoofd bijna barstte. Als ze dezelfde Jess bedoelde, dan was hij nog in leven. Alex probeerde zich voor te bereiden op de teleurstelling die vast en zeker zou komen, maar liep sneller achter Yara aan dan de anderen.

Ze had uitgelegd dat Jess een van de leiders was, en dat de leiders samen een groepje vormden die zich voorbereidden. Bij dat laatste woord was ze gestopt met praten en Alex kon vragen wat hij wilde, haar enige antwoord was dat hij niet zo veel vragen moest stellen en door moest lopen.

Leora stelde hen een voor een voor.

'Rabelais? Wat is dat nu weer voor een naam?'

'Mijn moeder hield van die dichter. Ik snap ook niet waarom ze me dan niet gewoon François had genoem, maar, eh. Dus. Rabelais.'

Yara sloeg abrupt een zijstraatje in. 'En waar is ze nu?'

Daar raakte ze de gevoelige snaar. Rabelais zoog zijn lippen naar binnen en staarde naar de grond. Maar Alex kon het niet opbrengen haar te haten voor haar directheid. Zij moest hem immers naar zijn broer brengen.

Naarmate ze liepen over iets dat in Ede doorgaat als een heuvel, zweeg Yara. Ze leidde hen tussen een doolhof van huizen tot ze uiteindelijk bij een groot gebouw terecht kwamen, waar ze stilstond.

'Het stedelijk gymnasium.' zei ze kortaf, en Alex dacht dat ze er naar binnen zou gaan, maar ze liep naar een kleiner gebouw dat de gymzalen moesten zijn.

De deur ontbrak, maar iemand had er een plastic lappen boven gehangen. Ze schoof ze opzij met beide handen en manouvreerde haar groep naar binnen.

'Niet alwéér.' kreunde iemand van rechts.

'Ik geloof toch dat jij degene was die niet meer mensen wilde?'

'Ik weet het, ik weet het.' Yara liep door naar achteren, ging een deur in en verwachtte dat ze haar zouden volgen, wat ze ook deden.

Ze gooide haar schoudertas op een krakkemikkig tweepersoonsbed en zei: 'Wacht hier even.'

Ze bezaten allemaal nog het fatsoen zich niet languit op het bed te laten vallen, dus bleven ze staan. Alleen Leora ging na een tijdje zitten.

Eerst hoorden ze niets, daarna hoorden ze geroezemoes en snauwende stemmen.

'Ik wil er niet nog meer bij, Yara. Dat wilde jij toch ook?'

'Ik weet zeker dat je voor hem een uitzondering maakt.'

'En de rest, waar je het over had?'

'Dat valt nog te overzien. Er zijn twee sterke jongens bij. En een meisje.'

De andere stem bromde iets dat Alex niet verstond, hoe hij zijn oren ook spitste.

Na een paar minuten ging de deur open en kwam Yara naar buiten. Degene waarmee ze gepraat had verscheen niet direct, en daarom sloeg Alex zowat op hol. O, laat het Jess zijn. Laat het alsjeblieft Jess zijn.

'Tromgeroffel,' zei Luc, die zag dat Alex werkelijk gek aan het worden was.

De jongen die naar buiten kwam was mager, zodat zijn biceps overduidelijk te zien waren, en ze waren behoorlijk gespierd. Hij had een mannelijke versie van Yara's kleding aan en zijn haar zat door de war en was bruin als walnoten. Bleek was hij ook, maar op een gezonde manier.

En ondanks de zwarte vegen die overal op zijn gezicht zaten, herkende Alex de grote bruine hondenogen van hun moeder.

'Alex,' stamelde Jess.

Alex zelf kon geen woord meer uitbrengen. Jess viel hem al om de hals voordat hij dat zelf kon doen.

Al kon hij Leora's gezicht niet zien over de schouder van zijn broer, hij wist dat ze minstens even blij moest zijn als hij. Zijn broer leefde nog! Alles wat ze hadden meegemaakt en doorstaan was niet voor niets geweest!

Nooit hadden ze elkaar omhelsd, want dat deed je gewoon niet als broers. Maar die ongeschreven regel wilde hij vandaag erg graag verbreken.

'Oh, god,' zei Jess gesmoord. 'Leora? Jezus, wat ben je groot geworden.'

Zag hij nou een traan over haar wang rollen? In ieder geval krabbelde ze overeind en gaf hem voorzichtig een knuffel. Ook Rabelais kreeg een klap op zijn schouder en het commentaar dat hij zich moest scheren.

Alex trok zijn mond open om eindelijk iets te zeggen, maar iemand stormde de kamer in - alweer in diezelfde legerbroek met een zwart hemd - en ze zei heel kortaf maar kalm: 'Het onweert.'

*

Met zijn allen opeengepropt in één van de drie schuilkelders zaten ze daar. Een hele groep oude inwoners van van Ede, en andere leden van de groep, Yara, Jess, Alex en zijn reisgenoten. Het meisje dat hen gewaarschuwd had voor het onweer deelde dekens uit waar mensen zich in konden wikkelen.

Ondertussen vertelden ze wat ze allemaal hadden meegemaakt. Leora dat ze onder een gebouw lag tijdens de ramp, Alex dat hij aan het werk was en maar net de deur wist te bereiken. Luc was op dat moment in de auto en hij vond houvast aan een verkeersbord Rabelais vertelde dat hij gewoon thuis chips zat te eten met zijn vrienden en de tv ineens uit sprong.

'Al mijn vrienden werden verpulverd door het dak-' en meer kon hij er niet over kwijt.

Ze hadden elkaar eigenlijk nooit over hun ervaring met de ramp gepraat. Dat was misschien maar beter ook, maar Jess wilde alles weten.

Alex vertelde over de wolven op de snelweg, hoe hij en Leora elkaar waren tegengekomen en hoe ze toen bij Utrecht kwamen, waar Luc hen verder hielp. Jess luisterde aandachtig en wilde geen enkel detail missen. Hij condoleerde voor Nora's dood, waardoor Rabelais zich als een rups in een cocon in zijn deken wikkelde.

'En nu zijn we hier,' sloot Luc af, precies op het moment dat er een keiharde donderklap volgde.

'Wel,' zei Yara. 'Jess en ik zijn elkaar tegen gekomen bij de bioscoop. Dat was vlak na de ramp het enige gebouw dat het nog deed. We waren allebei lang niet zo gewond als de anderen, maar-'

Een kind kwam huilend op hen af rennen en Yara nam haar op schoot. Als een moeder wiegde ze het meisje heen en weer en keek Jess even aan.

Hij vervolgde. 'Maar wel afgezwakt. Yara kwam uit een dorpje naast Ede, en ik wilde terug om pap en mam te zoeken.'

'Leven ze nog?' vroeg Alex, al geloofde hij zichzelf niet.

Jess schudde verdrietig zijn hoofd. 'Ik vond mam voor de wasmachine, waarvan de punt haar hoofd bijna doormidden had gespleten. Pap was op zijn werkkamer.'

Alex schoot vol. Het beeld dat hij kreeg van zijn moeder bij de wasmachine was verschrikkelijk. Leora strekte haar hand uit om naar de zijne te zoeken en dankbaar gaf hij er een kneepje in.

'Yara en ik trokken met drie anderen verder. Lynn, dat meisje die de dekens rondbrengt, Rafael, en Stefan.'

Lynn zwaaide toen Alex naar haar keek. Alex glimlachte, maar het was zo donker dat ze dat waarschijnlijk niet zag.

'Stefan is... omgekomen door het onweer.'

Yara legde haar vrije hand, die ze niet om het slapende kind heen had gelegd, op zijn knie en ging verder. 'We stopten in Ede omdat Lynn ziek was en omdat er in Ede nog best veel mensen in leven waren. Ze verzamelden zich in dit gebouw.

'Iemand moest de leiding op zich nemen, en dat is gebeurd.'

Ongelovig staarde Luc naar Jess. 'Wat een verhaal.'

'De voorbereiding waar je het over had? Waar is die dan voor?' vroeg Alex aan Yara.

Maar Yara zweeg en bracht het meisje terug naar haar moeder. Een klap deed de grond schudden en veerde hen allemaal een paar milimeter omhoog.

'Ik denk dat jullie beter kunnen slapen.' zei Jess zachtjes, om de anderen niet te storen.

In de schuilkelder heerste een soort kalmte die Alex nog niet gezien had. De angst hing in de lucht; dat zeker. Maar niemand huilde of begon te schreeuwen als er weer een klap kwam.

'Rustig maar,' hoorde hij een man zeggen. 'Hier zijn we veilig.'

Tot diep in de nacht, toen Yara met haar hoofd op Jess' schoot lag te slapen en Luc Rabelais als hoofdsteun gebruikte, praatte hij met zijn broer terwijl hij met zijn vingers door Leora's haar streek.

'Is Leora je vriendin?' vroeg Jess na een tijdje stilte. Hij kon zijn nieuwsgierigheid duidelijk niet bedwingen.

'Zeker weten.' antwoordde hij.

*

'En wie zijn dit?' vroeg Lynn aan Jess tijdens de raad, die zij zelf opgeroepen had omdat ze blijkbaar gezamelijk moesten besluiten of ze mochten blijven of niet.

'Mijn broer en zijn reisgenoten en tevens goede vrienden.'

Lynn was ergens eind twintig en had voor een meisje flink gespierde armen. Stof zat overal op haar gezicht en verried de hoekigheid ervan, en behalve een flinke jaap onder haar kaaklijn die gehecht was, leek ze weinig te mankeren.

Ze stond achter een houten blok die als spreektafel diende en keek de kring rond. Alex, Luc, Rabelais en Leora zaten zelf op krakkemikkige stoelen aan de zijkant, want ze mochten zich net als een gewoon debat, niet in de discussie mengen.

De mensen die wel mochten spreken waren de oprichters van een groep die een hele tijd lang mensen op had gevangen en verzorgd. Het was een groep van vijf personen, drie mannen en twee vrouwen. Jess en Rafael hadden het vaakst het woord, en dan had je Johnny nog, die vaak over zijn sikje wreef alsof hij erg diep nadacht.

'Ik begrijp dat ze hier zijn gekomen omdat ze jou zochten, toch?' vroeg Yara aan Jess, en hij knikte.

'Goed. Maar wat hebben wij daar verder aan?' vroeg Rafael. 'Enige toevoeging aan de groep is riskant, Yara, dat heb je zelf gezegd. We kunnen niet zomaar een uitzondering maken.'

'Ik wed dat als jouw zus hier was gekomen, alles op het spel had gezet en zelfs een dode had laten gaan jij haar ook koste wat het kost bij je zou houden.' snauwde ze terug.

'Jij hebt niet eens familie, hoe kun je dat nu weten?'

'Jongens,' zei Jess gebiedend, toen Yara knalrood werd, van woede en waarschijnlijk ook verdriet. 'Kappen. Het gaat nu niet om jullie.'

Alex vroeg zich af wat Rafael daarmee bedoelde. Zou zijn familie hier nog zijn en die van haar niet, of was Yara als wees opgegroeid? Het gesprek ging verder en Rafael bleef bij een standpunt dat Yara ooit genomen had, maar die ze nu losliet. Jess luisterde vooral, en Lynn haalde uit hun commentaar één argument tegen en één voor.

'Dan moeten we stemmen.'

'Ik vind dat ze mee mogen, op voorwaarde dat ze zich in zullen zetten voor de groep.' besloot Yara.

'Dat vind ik ook. We zullen jullie wonden verzorgen, maar we staan niet als een dienstmeisje aan je bed als er iets is.' besloot Johnny.

Jess mocht niet kiezen, dus Rafael was aan de beurt. 'Ik blijf bij onze eerdere beslissing. Geen nieuwe mensen. Ze verzwakken en vertragen de groep.'

Alles lag aan Lynn. Als ze tegenstemde, was hun toekomst uitzichtloos.

'Ik stem voor. Op voorwaarde dat jullie je aan de regels houden.'

Luc blies zijn ingehouden adem opgelucht uit en ook Rabelais was blij. Alex keek naar Leora, en zij glimlachte naar hem.

'Mag ik misschien wat vragen?'

'Wie zei dat?' vroeg Yara, en ze draaide zich om.

Leora stond langzaam op. 'Waar willen jullie dan heen?'

Jess lachte met slechts één mondhoek. 'Naar het noorden, de Scandinavische eilanden. Opdat we een nieuw leven zonder radioactiviteit in kunnen stappen.'

Continue Reading

You'll Also Like

Day By Day By Maritsx_

Mystery / Thriller

132K 2.3K 25
Vol angst kijk ik hem aan. Elke stap die hij naar voren neemt, zet ik weer naar achteren. De duivel zichzelf zie je gewoon in zijn ogen. Vol met haat...
5.8K 261 28
WINNAAR van de 2019 Watty Awards in the categorie: ''Spanning en Thriller''! Wanneer agenten John Wolfe en Colen MacCalmain naar het slaperige dorpje...
197K 3.3K 53
Dit verhaal gaat over een meisje die ontvoerd wordt. Ze word opgesloten in een huis vol met mannen. Wat willen ze van haar? Lukt het haar om te ontsn...