[H7: Rantsoenen en Kameraadschap]

11 1 0
                                    

De kok heeft vandaag een of andere stoofschotel gemaakt waar de olie in dikke druppels bovenop drijft. Of is het soep? Ik por er zwijgend in als ik langs de tafel met Kolonel Pieterszoon loop, die precies hetzelfde aan het doen is.

Aan een tafel verderop zitten wat majoors en luitenants aan een tafel, maar die lijken niet door te hebben wat ze aan het eten zijn, zo druk zijn ze in gesprek. Ik ga erbij zitten, knik een aantal toe.

'Hoe lang denk je dat ze het houden dan?' vraagt een lange, slungelige Luitenant die ik nog niet zo goed ken.

'Ligt aan Generaal-Majoor de Water' zegt een ander.

'Ja, van het buitenland hoef je niets meer te verwachten' zegt een derde officier. Ik pruts wat aan mijn sausachtige substantie. Nou ja, ik heb mijn puddinkje nog.

'Niek, jij zat toch bij die brigade? Hoe is het aan het front?'

De slungel richt zijn hemelblauwe luiken op mij en ik haal mijn lepel weer uit mijn mond, kauw een paar seconden. Kijk even naar de Wit, ook.

'Laten we zeggen dat er behoorlijk gehakt wordt,' zeg ik en ik slik. 'En waar gehakt wordt...'

In gedachten maakt de rest mijn zin af.

'Vallen spaanders' maakt een enkel individu het toch hardop af. Graaf schuift met zijn dienblad naast de slungel. Nou zullen we het krijgen.

'De vraagt blijft wiens schuld dat is. Het kan gewoon niet dat er geen spionnen in onze divisie rondlopen, dan hadden we net iets minder broeders hoeven te begraven.'

Ik zucht vermoeid en wijs met mijn lepel naar de implicerende officier. 'Beschuldig je mij nou van spionage? Je hebt wel lef, Graaf.'

Hij staart me aan vanonder die bruine wenkbrauwen, zijn mond is een streep. Zelfs Gerritsen, die net aan komt lopen, houdt haar mond onder de gespannen stilte.

'Ik neem het niet terug. Je kan mij niet wijsmaken dat Visser al die tijd alleen handelde' spreekt Graaf dan toch zijn verdenkingen uit. 'Iemand moet onze posities hebben doorgespeeld bij die laatste operatie.'

Zelfs de Wit kijkt nu op vanachter zijn glas melk. Dat zijn flinke beschuldigingen om te uiten aan het adres van je superieur.

Hoe moet ik hier ooit onopvallend mijn werk gaan doen? 

'Ik weet niet precies wat je denkt te bereiken met die loze beschuldigingen van je, maar mag ik je eraan herinneren dat die operatie zo chaotisch verliep, dat zo ongeveer iedereen die informatie had kunnen doorspelen? Ook jij, comspeccertje. Nu ik erbij nadenk, JUIST jij.'

Hij staat kwaad op en ik volg meteen zijn voorbeeld.

'Nou wordt hij helemaal mooi!' zegt hij en hij reikt met klauwende vingers naar mijn kraag, die ik snel van me af sla.

'Kappen nou!' roept Gerritsen en ze trekt Graaf met hulp van de slungel een stuk naar achteren. Ook de Wit steekt een hand voor mijn borstkas langs en duwt me zachtjes weg van het middelpunt van het conflict. Vooral Graaf krijgt verbijsterde blikken toegeworpen.

'Heeft geen van jullie er soms aan gedacht dat er een onopgemerkte scout kan zijn geweest die onze positie heeft verraden?' mengt de Wit zich dan fel in het gesprek.

Als er geen antwoord komt, behalve een instemmend gebrom van Gerritsen, haalt hij met een ferm soort chagrijn zijn arm weer weg en gaat zitten. De rest volgt zijn voorbeeld en we eten verder alsof er niets gebeurd is, al denk ik niet dat Graaf overtuigd is. Ooit.

'Je zou trouwens een slechte spion van Victor zijn, Noorman' bromt de Wit dan opeens, de laatste restjes bruine prut uit zijn bord schrapend. Hij neemt een hap en slikt het vrijwel meteen door, wat verraadt dat hij het ook niet lekker vindt. 'Je hebt alle aandacht op je gevestigd met je heldendaad.'

Ik laat mijn pudding staan en richt mijn hoofd op. 

'Hebben we dat niet alle vier met die plotselinge overplaatsing?' zeg ik cynisch. 'Ik moet toegeven Graaf, ik overdreef. Jij zou ook geen goede spion zijn.' Ik denk aan zijn miniatuur-Glock en glimlach smalend. 'Hij zou binnen de kortste keren overhoopliggen met Prins Victors mannen. Waarschijnlijk de eerste beste soldaat die een opmerking maakt over zijn te korte 'geweer'.'

De spanning barst uit in een donderende lach die menig man doet opkijken. Ik wed dat ze zich afvragen wat dat nu weer voor bipolaire officieren zijn aan die tafel.

Ik vind Graafs quasi-verveelde blauwe kijkers. Dit is nog niet voorbij. Ik negeer het.

'Wat zeggen we ervan? Gaan we nog een kroeg opzoeken in het dorp? Lange, jij weet er vast wel een te vinden...'

-

De Mythe van de SchemeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu