[H5: Vrouwen en Kinderen Eerst]

20 1 2
                                    

Onder de uitgevallen zomereik spelen drie jonge kinderen met een bal. Hun gegiechel klinkt tot ver door, als het gekwetter van een zwerm spreeuwen. Op een bankje bij de vijver ernaast zit een vrouw met ineengevouwen handen op haar iets te zomerse rode plooirok. Het meisje roept iets naar haar moeder en wijst naar de schommel, terwijl de twee jongens de bal naar elkaar toe schoppen.

Ik wil net weer naar de noordoostelijke toren lopen voor mijn administratie, als ze naar me toe komt hollen.

'Niek. Wil je ons duwen? Pieter kon niet' piept ze. Pas dan zie ik dat de vrouw op het bankje is opgestaan. Ik knipper en kijk opzij; de officier naast mij knikt. 'Ik handel het wel af.'

'Maar natuurlijk, prinses' zeg ik dan zacht en ze rent voor me uit. De kinderen maken ondertussen ruzie om wie er eerst mag en met wie: de jongens willen allebei met de prinses schommelen. De kleine, brutale jongen wint omdat hij ouder is.

Ik geef de autoband een zwieper en ze gieren het uit.

'Hoger! Hoger!' gilt het meisje, maar de jongen sputtert zacht tegen en ik pas het tempo aan. Het meisje is beteuterd, totdat de grotere jongen mag schommelen; dan is het raak. De blauwe haarband van het meisje vliegt uit, wat van haar haar een bos ongeleide projectielen maakt, versterkt door de wind. De jongen schreeuwt een oerkreet.

'Nog hoger! Nog hoger!' roepen ze en ik lach mee als ik besef dat ik ze dan de boom in slinger. Ik wil net zeggen dat het gevaarlijk is, tot ik achter me een verre, mistige stem hoor. 'Majoor? Majoor, iets zachter graag, ik wil mijn dochter niet terugvinden tussen de takken.'

Ik verontschuldig me resoluut aan de koningin en laat de autoband los. Ze glimlacht zuinig en wenkt me, richt zich op de kinderen. 'Even zelf spelen jongens, de Majoor en ik moeten even praten.'

Mijn laarzen piepen door het gras en ik ga stijfjes voor haar staan. 'Sorry, Uwe Majesteit. Het was niet mijn bedoeling de prinses in gevaar te brengen.'

Ze maakt een kort gebaar met haar hand dat het al goed is, terwijl ze haar benen over elkaar schuift en daarna op het verweerde hout naast haar klopt. Daarop ga ik naast haar zitten.

'Ik hoorde dat we sinds kort ware helden in ons midden hebben' zegt ze terwijl ze het veld over kijkt. Haar lange blonde haren vallen losjes over de hooggesloten en met kant ingelegde blouse, waardoor ze zowel iets meisjesachtigs als iets vrouwelijks om zich heen heeft hangen.

'En in de eerste week al een ongeluk op de noordwestelijke toren voorkomen is bewonderenswaardig. Al had ik je bijna niet herkend sinds de vorige keer dat we elkaar zagen.'

'U bent te aardig, Majesteit.'

De vrouw van Koning Leroy draait haar hoofd en glimlacht dan toch breed.

'Ik weet nog steeds niet wat mijn man zo aantrekt in die militaire stramheid. Het is vreselijk moeilijk om een gesprek aan te gaan met jullie. Niek...Mag ik je Niek noemen?'

'Natuurlijk, Uwe Majesteit.'

Haar groene ogen tonen eindelijk wat warmte, ondanks de kou. Ze grijnst hoofdschuddend en kijkt naar haar dochter, die de bal van de kleine jongen afpakt en hem geeft aan de grote jongen.

'Bedankt dat je niet voorzichtig doet met Nina' zegt ze dan verassend zacht, alsof iemand mijn oren streelt met zijde. 'Het is fijn om haar weer te zien lachen. Ze mist haar vader ontzettend.'

Als haar blik de mijne weer kruist, laat ik een van mijn mondhoeken omhoogkomen.

'Hij heeft hier ook gespeeld als jongen. Misschien is hij zo toch een beetje bij haar.'

De eerste verbazing in haar gezicht smelt weg om plaats te maken voor een spontane lach. 'Hè, hè, ik heb je los geloof ik. Maar dat is inderdaad wel een mooie gedachte' fluistert ze. 'Bovendien zijn er genoeg soldaten zoals jij die haar bezig kunnen houden.'

Er hipt een kauw voor ons bankje langs en die kijkt vragend naar de potentiële voedselbronnen voor hem. Ik zwijg wijselijk, denkend aan Graaf.

'Lanceer mijn dochter alleen niet de lucht in, oké?' zegt ze en ze knipoogt.

Ik lach. 'Ik zal het proberen, Uwe Majesteit.'

De Koningin grinnikt mee, maar kijkt dan op haar horloge. 'Oh. Ik geloof dat het etenstijd is. Eens kijken of ik haar meekrijg vandaag.' Ze staat op, wat de kauw doet wegvliegen.

Ik volg haar voorbeeld. 'Ik moet zo ook weer aan het werk.'

'Werk ze. Fijn je te spreken, Niek.'

'Insgelijks, Uwe Majesteit.'

Ze loopt grinnikend weg richting haar dochter, die ze opdraagt mee te komen. Na wat gezeur sloft Nina mee en fatsoeneert Manuela onder protest haar geklitte haren, iets waar ik naar blijf kijken zonder me te verroeren.

Als ze de deuren van het paleis achter zich hebben gelaten, besluit ik over het rode bruggetje te lopen, de vijver over. Het is een omweg richting mijn toren, maar het gekromde hout heeft een vreemd soort aantrekkingskracht op mij; het is ravijn aan mijn voeten waar ik toch even naar beneden moet kijken. Ook al heb ik al sinds kinds af aan hoogtevrees.

In het midden sleep ik mijn blik naar beneden, tot hij terugkaatst via het water en me in het gezicht slaat. Ik blijf met mijn hand voor mijn mond staan, steun verdoofd op de brugleuning. Er branden tranen achter mijn ogen. 

De onderstroom van mijn gedachten trekt aan mijn knieën. Het stelt me een vraag die geen vraag is, maar een verkapt verwijt. En het snijdt.

Wat doe ik hier?

-

De Mythe van de SchemeringWhere stories live. Discover now