[H38: Rolbepaling]

11 0 0
                                    

Yannick is al een tijdje dood. Of misschien heeft hij alleen maar bestaan in de ogen van anderen. En nu, nu heeft ook Jannie niet bijster lang meer te leven. Maar ik zag het eind al aankomen op het moment dat de Zuidoost in elkaar donderde, dus nu ik de detailplanning in handen heb, geeft dat alleen maar een hoop rust. Ik zal sterven met het idee dat ik er alles aan gedaan heb om Nina te redden. En natuurlijk had ik nog zoveel willen zeggen tegen Leroy, Victor, QUANTUM en mijn ouders, maar je kunt niet alles hebben. Clarentina zei altijd dat je een spekkoper bent, als de helft van al je dromen zijn uitgekomen aan het eind van je leven.

Gelukkig heb ik altijd maar één droom gehad.

Als ik op het dak van de blokhut ben geklommen - met mijn trouwe vriendin, de startklare AWM die ik al heb sinds het begin der tijden - schat ik in hoeveel minuten ik nog heb. Minstens twintig. Ik tuur voor de zekerheid nog even tussen de bomen door, staand op de ladder aan de overzijde van de hut, maar het is veilig. Zuchtend ga ik zitten op de nok, alsof ik, nu ik klaar ben met alles, toch wat opzie tegen het vooruitzicht om van het dak geschoten te worden, maar dat is alleen maar omdat de brief van Leroy me nog van mijn stuk gaat brengen.

Ik vouw hem dan maar snel open.

Lieve Jannie, -

Mijn hart ruist in elkaar met het hernieuwde besef dat hij dit alles al voorzien moet hebben gehad. Ik lees het opnieuw.

Lieve Jannie,

Geen zorgen, het is niet jouw schuld. Ik heb het al zo vaak gezegd, maar QUANTUM treft geen enkele blaam, dat heeft het nooit gedaan. Ik geef de schuld wel aan mezelf, of aan die onzichtbare man in de lucht waar ik ooit in heb geloofd, maar die voor mij nu alleen een zondebok is die niets terug kan zeggen. Ik had zoals altijd naar jou moeten luisteren als jij, Ries, Daniel en Caro weer eens klaagden over het geloof in God en andere starre systemen. Systemen die ons allemaal te veel hebben gekost.

Hoe dan ook, ik wil dat je weet dat Victor (ja, ook hij doet dat nog steeds, dat weet ik gewoon) en ik van je houden, net als papa en Klara dat deden. Je bent familie. Altijd. Ik weet niet waar je op dit moment bent, maar bedenk maar: ik ben bij je.

Dank je wel. Sorry. Vaarwel.

Leroy 

Dit is ook voor mij te veel. Ik kan de scheidslijn tussen opluchting en verdriet niet meer vinden, maar dat hoeft ook niet meer. Ik laat het. Ik moet mijn gezicht in mijn ellenboog houden om mijn lach stil te houden, terwijl die laatste vecht met mijn gehuil, nee; het danst ermee. Zwierige rondjes, soms leidt de een, dan de ander en steeds hetzelfde. Soms verandert het in een weeklacht, net zo goed weggemoffeld, en ik blijf mezelf heen en weer wiegen. Ik ben bij je. Hij is bij mij. Ik ben bij hem. God, Leroy, ik zou willen dat ik je pijn weg kon nemen.

Minutenlang ben ik praktisch weerloos, maar het wordt niet afgestraft. 

Uitgeput en met een natte, slijmerige rechtermouw breng ik mezelf in positie. Focus. Mijn AWM ligt over de nok van het dak en ik hang ernaast onder een donkere deken. Mijn rechterarm heeft even nodig om over te schakelen, maar ik weet dat mijn accuraatheid zo rond de 85% ligt - nu misschien 75%, maar dat negeer ik gemakshalve. Ik wacht, zonder ongeduld, zonder concentratieverlies, op de eerste flitsen donkerblauw in mijn vizier.

En ze komen. Onder leiding van Jonge Verbeek, hoe kan het ook anders.

Mijn zicht is 200 meter en het is nog steeds ochtend wanneer sneetjes uniform door de bomen bewegen, samen met vlekken zwart en bruin die slechter te duiden zijn. Het zijn de honden. Pas als ik ze iets minder fragmentarisch kan zien, los ik het eerste schot. Een van Arons honden gaat piepend neer. 

Het geschreeuw van bevelen. Het einde is begonnen.

Honden en mensen schieten achter bomen, maar niet voordat ik nog een keer heb gevuurd. Een arm. Niet de bedoeling, maar ook prima. Ik wacht onverholen glimlachend, kijk rond. Ze zullen zich nu mijn vizier uit willen bewegen, maar dat zal niet zonder slag of stoot gaan.

Een uitstekende hondendij is het eerste dat me opvalt en weer klinkt het gepiep door. Ik heb niets tegen die beesten, maar zij zijn de enige die Nina kunnen vinden. Ik duik weg als er kogels inslaan in het dak. Ze zijn niet achterlijk in ieder geval. Al snel kom ik weer overeind om gehaast een bruinharig hoofd in het vizier te krijgen.

Ik haper. Aron.

Snel duikt hij weer weg en ik trek mijn hoofd in om de nieuwe ronde kogels te ontwijken. Dat nooit. Aron moet dit overleven, anders heb ik hem voor niets van de Noordwest gepraat. 

Ik duik weer achter de dakpannen vandaan en straf een handvol uitgestoken nekken, neem te veel tijd nu ik alleen nog Aron, Leroy en Victor kan zien in die gezichten in de verte. Iets gemakkelijker gaat het uitschakelen van nog twee honden.

Uiteindelijk krijgt mijn al getergde linkerschouder ervanlangs als hij wordt geschampt. Het doet me wankelen. Ik kan mezelf niet tegenhouden met maar één arm, dus ik val. Mijn hand schraapt over de dakpannen en ik kom met een kleine plof op mijn rug terecht, op de grond. Ik wissel zo snel mogelijk mijn AWM om voor mijn Glock, al weet ik hoe zinloos dat is. 

Binnen de kortste keren naderen er twee groepen. Links en rechts van de hut. Ik probeer mezelf te overtuigen dat ik er nog een of twee neer kan halen, maar ook dat het niet erg is als dat niet gebeurd.

'Noorman, je bent omsingeld. Geef je over.'

Ik word in staat van beschuldiging gesteld.

Ik ben bij je. Ik ben bij je.

Het is voorbij.

-

De Mythe van de SchemeringWhere stories live. Discover now