[H39: Tribunaal]

9 0 0
                                    

-

Notitie door auteur: Ben ik weer. Ik wilde even waarschuwen voor de heftigheid van dit hoofdstuk. Het thema zelfmoord is teruggekomen in de slotfase van het verhaal. Als je het niet wilt lezen, staat aan het eind weer een samenvatting. Het laatste hoofdstuk is wat dat betreft weer 'safe'.

Lees ze, in ieder geval. Umbra out.

-

Ik blijf zwijgen als ik een tijdje niets meer hoor, wachtend met mijn rug tegen de dikke houten planken. Mijn blik schiet heen en weer naar beide kanten in de halve cirkel bos. Waar wachten ze op?

'O-Overste Noorman? Geef u over, alstublieft.'

Ik sluit even mijn ogen. Nee, niet Aron. Ik wilde de goedlachse hondentrainer erbuiten houden, maar dat was vanaf het begin af aan al onrealistisch.

Hij komt de linkerhoek om met getrokken pistool, maar die is samen met zijn blik naar beneden gericht alsof hij niet van plan is er ook maar een mier mee te raken. Pas wanneer hij opkijkt en ik zijn betrapte blik beantwoord, snap ik de implicaties. Maar dan is het al te laat.

'Laat je wapen vallen!'

Ik doe gedwee wat de officier achter me zegt, handen van me af in de lucht. Vaag dringt het tot me door dat ik die stem eerder heb gehoord, maar ik ben te afgeleid door mijn eigen impasse met Aron.

'Door je knieën en handen op je hoofd, manwijf!'

Het is Jonge Verbeek. Nogmaals: hoe kan het ook anders.

'Ben je nu al uit de bak?' kan ik niet onderdrukken, maar ik doe wat hij zegt met mijn rechterarm. 'Mitella links.'

'Bespaar me je opmerkingen, Noorman. Waar is Nina?' 

Verbeek maakt weinig zachtzinnig mijn mitella los om mijn polsen alsnog achter mijn rug te krijgen. De hernieuwde pijn die door mijn systeem zwemt maakt het stukje moordlust los dat ik voor het eerst tegenkwam tijdens mijn SF-opleiding. Klootzak. Op de achtergrond hoor ik nog net de soldaten het huisje doorzoeken, gevolgd door uitroepen dat het leeg is. 

'Nina?' vraag ik dan tussen mijn tanden door. 'Ik heb geen idee waar je het over hebt.' Ondertussen probeer ik Aron met mijn ogen aan te sporen weg te gaan. 'Je wil dit niet zien, jongen.'

'Hou je niet van de domme!' buldert Verbeek en ik kan me voorstellen hoe lelijk dat eruit moet zien. 'Graaf en jij hebben haar meegenomen. Waar is ze?'

Er komen meer soldaten en officiers langs Aron om me onder schot te houden. Aron zelf maant alleen afwezig de honden dat ze moeten blijven, waarna hij gespannen van Verbeek naar mij blijft kijken.

Ik bijt door. 'Wist ik het maar, ik heb alleen maar de benen genomen toen wij de oorlog dreigden te verliezen. Zeg, heb jij niet van die honden bij je of zoiets?'

Verbeek duwt zijn loop tegen mijn achterhoofd en ik sluit even mijn ogen, blaas lucht uit mijn longen, al wist ik dat dit zou gebeuren. 

'Geen spelletjes, manwijf. Je bent niet meer in die positie. Geef me één reden waarom ik je niet meteen af zal knallen waar je bijstaat.' Zijn stem raspt zijn in de gevangenis opgebouwde haat eruit.

Ik duw uitdagend tegen de loop. 'Omdat ik niet denk dat je dat durft, jochie.'

Het rondje van de loop begint te trillen, masseert licht mijn schedel en ik weet dat er niet veel meer voor nodig is voor die paar spieren in zijn onderarm om zijn laatste twee vingerkootjes in te trekken. Echter stopt Arons volgende uitroep het begin van nog een reeks van Verbeeks beledigingen en mogelijk een reeks fysieke mishandelingen. 

De Mythe van de SchemeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu