[H32: Visioenen en Uittreding]

8 0 0
                                    

We hebben al die tijd al op een muur afgereden. Niemand kon inschatten hoe hard de klap zou zijn. Of misschien wilde niemand het proberen, uit angst voor de dominostenen die zouden vallen. En wij, wij moesten onze commando-opleiding afzeggen om ze krampachtig met onze handen te beschermen.

Het was zes jaar voor Morgenrood en ik was dertig. Richard Visser - ook dertig, ook een vriend van Leroy - zat naast me achter het stuur. Hij had het onzin gevonden om gereden te worden en zette nu onverstoord zijn theorieën uiteen over de mentale gesteldheid van een van Kroonprins Victors kolonels, in 't Veld. Ik hoorde hem aan met mijn armen over elkaar.

'Grootheidswaanzin, oké' gaf ik toe. 'Maar schizoïde persoonlijkheidsstoornis? Ik betwijfel het. Ik bedoel, hij is niet altijd zo. Hij lijkt eerder bipolair.'

Hij liet een twijfelende, grommende klank horen. 'Dan kan ik nog steeds zijn bovennatuurlijk grootse uitspraken niet plaatsen. "Door God gestuurde vogels staan aan onze zijde?"  Ik wil niet flauw doen, maar hij ziet ze vliegen.'

Mijn wenkbrauwen reisden. 'Tja. Ik zou het niet weten, ik geloof niet ik God.'

Mijn standaardantwoord liet hem tevreden zuchten. 'Dat zal het ook wel zijn ook. Gelovigen zijn niet bij hun hoofd.'

'Jij zegt het, Ries.'

Even later stapte ik uit binnen de muren en gooide de deur dicht van de Jeep, om begroet te worden door een oude bekende: Majoor Arends met zijn stralende ogen, maar zuinige lippen.

'Goedemorgen Noorman, Visser. Goede reis gehad?'

'Prima, meneer' antwoordde ik met een saluut. 'Alles goed met u, Majoor?'

'Met mij wel' zei hij veelbetekenend. We knikten allebei. De majoor maakte een beweging met zijn hoofd dat we hem moesten volgen. 'Komt u beiden verder. De geplande instructies kunnen door jullie worden gegeven om 900 uur.'

Richard en ik keken elkaar aan. Er was daadwerkelijk een instructie.

'Luitenant Noorman zal niet deelnemen aan de instructies, die zal zich melden bij Zijne Majesteit' deed hij het woord. Ik keek opzij, maar maakte geen bezwaar.

Het was even stil. 'Ik begrijp het. Wees welkom, Noorman.'

Ik liep door de witte deuren met de gouden halvemaan erop, over de loper en de trap, langs het schilderij van Koning Maximus naar de slaapvertrekken. Een opengaande deur liet me stilstaan. Prins Leroy Publius Augustus de Hoog stapte naar buiten en zette zijn handen nadenkend in zijn zij, waarna de toegang tot zijn vaders vertrek dicht klikte. Ik probeerde mijn bezorgdheid het raam uit te gooien, maar het paste niet.

'Jannie!' fluisterde hij hard toen hij me zag. Hij omhelsde me strak. 'Goed dat je er bent. Hoe gaat het?' 

Ik wreef over zijn rug, deed nog steeds moeite mijn emoties onder controle te houden. 'Prima. Maar dat is niet belangrijk. Hoe is het met Zijne Majesteit?'

Hij zuchtte. 'Niet zo goed, vrees ik. Hij haalt het einde van de zomer niet. Tom kan niet veel meer voor hem doen.'

'Wat is het snel gegaan' zei ik hoofdschuddend.

'Ja' zei hij en hij slingerde knikkend zijn wenkbrauwen omhoog. 'Dat was bij Klara wel anders.'

We lieten de doden even de doden en de zieken even de zieken.

'Kan ik iets doen?' vroeg ik toen.

'Hier zijn is al een grote steun, Jannie. Sorry, trouwens, dat je je opleiding hiervoor moest onderbreken.'

'Jullie zijn familie, Roy: natuurlijk ben ik er. Richard is er ook, maar die moet voor de vorm eerst nog een instructie geven.'

Roy knikte. 'Fijn, dan zie ik die vanavond wel. En jou ook trouwens; ik moet helaas zo weg.' Hij ontweek mijn blik toen hij zei: 'Een spoorlijn openen. Victor is te druk met de begrafenis en van alles en nog wat.' Hij keek op. 'Hij overwerkt zich, ga alsjeblieft naar hem toe', zei hij in stilte. Hij klopte me nog eens op mijn schouder. 'Nogmaals, fijn dat je er bent. Vader wilde je nog zien.'

De Mythe van de SchemeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu