[H17: Moraal]

8 0 0
                                    

Als we aankomen bij de achterafkamer, kijk ik uit het raam naar het paleis en besef ik met gebalde vuisten dat het twee verdiepingen onder mijn eigen kantoor is gebeurd.

'We gaan dit fixen' besluit ik.

'Fixen?' herhaalt Gerritsen naast mij. 'Wat valt er te fixen?'

Ik word overvallen door een spontane verstandsverbijstering. Er valt niets te infiltreren. Niet met de beroemdheid die ik tegen wil en dank heb verdiend. Wat kan ik nog doen?

Dan slaat Gerritsen haar armen over elkaar. 'Behalve de ramen misschien. Kogelvrij glas. Dan kan er geen enkele 0.338 Lapua Magnum meer doorheen.'

Mijn mond is een streep en ik vecht tegen misselijkheid bij het besef. 'Het is een AWM. Het wapen.'

Gealarmeerd draait Gerritsen haar hoofd. 'Net als jouw wapen.'

Mijn hand begint opnieuw te trillen. En mijn maag ook. 'Het is puur machtsvertoon. Ze willen me voor schut zetten. Ze hebben er expres een groentje als Soldaat Duin op gezet. Als ze er een goede schutter op hadden gezet, waren Leroy en Manuela allebei dood geweest. En Pieter ook.'

'Maar waarom...?' Gerritsen denkt even na. 'Psychologische oorlogvoering ten top. Dat is ziek.'

Ik antwoord niet. Voor ik kan vragen wat ze hier nog doet, zegt ze:

'Leroy wil je spreken.'

Als we het paleis binnenkomen, valt het gouden licht van de kroonluchter aan het plafond: een heel contrast met de buitenmuren. Onze laarzen tikken over de marmeren vloer en ik blijf even naar het portret van de koning kijken dat aan de muur hangt, tussen de twee trappen naar boven: één naar de balzaal, één naar de ontvangstkamers. Ooit hing daar het portret van zijn vader, toen die van zijn broer, nu die van hem.

We gaan nog verder naar boven over de paarsrode loper, tot we aankomen op de vierde verdieping, beter bekend als 'De Troon'. Hoe dichter ik bij De Troon kom, hoe meer ik mezelf in moet houden om te gaan trillen. Ik ben tegen mijn wil in helemaal ontregeld en merk amper op dat we worden tegengehouden.

'Het spijt me zeer Majoor Noorman, maar ik heb geen notie ontvangen over deze afspraak' zegt Martinus Looier met zijn borstelsnor. De verbazing bereikt ook mij en ik knipper even naar mijn collega majoor. Ik weet dat het dreigingsniveau naar code zwart is, maar dit is wel heel overdreven.

'Kunt u het niet gewoon aan Generaal de Hoog vragen, Majoor?' oppert Gerritsen nadat ze aan haar hoofd heeft gekrabd. Ik moet me inhouden niet te gaan zuchten, vermoeid.

'Niet nodig, Lily' klinkt er achter Majoor Looier. Mijn nekharen gaan recht overeind staan als Koning Leroy in de hal verschijnt alsof er niets gebeurd is, zijn donkerrode uniform tot in de puntjes verzorgd. We salueren geschrokken, struikelen over onze begroetingen.

Hij heeft er nog altijd lol in om mensen te overvallen in ieder geval.

'Plaats rust. Noorman, kom verder. De rest, ingerukt. Ik red me wel' zegt hij ontspannen.

'Ja, Uwe Majesteit.' Martinus' snor zakt van irritatie en ik knipoog naar hem.

Als Zijne Majesteit en ik aankomen op zijn dakterras, zie ik dat de zon net is ondergegaan en een lichte streep op de horizon heeft achtergelaten. Ik kan niets anders doen dan als een kuiken achter Generaal de Hoog aan lopen, naar de reling toe. Onder ons gaapt het dal ons toe: drie verdiepingen, vijf lager dan de muren.

'Dat korte haar staat je niet' begint hij. 'Het maakt je gezicht zo hard, zo...onbenaderbaar.'

Ik staar wat verloren terug, zweef in een luchtledige driehoek van somberheid, nostalgie en irritatie. Hij ziet het en gaat met zijn handen op de reling staan, starend in de verte. 'Sorry. Ik heb je zo lang niet meer gesproken dat ik niet zo goed weet waar ik moet beginnen. En met dit soort omstandigheden...'

De Mythe van de SchemeringWhere stories live. Discover now