[H23: Terugslag]

6 0 0
                                    

De Oostpoort - de ophaalbrug, niet het fort, om verwarring te voorkomen - ligt er stilletjes bij. Er zijn geen goederen die binnenkomen of ongewone overplaatsingen van officiers. Twee wachters staan hun laatste wacht van de dag uit. Otto van Kampen, 21, wachtmeester, scherpschutter, en Carl Weteringen, 26, wachtmeester, sluipschutter. Ik weet ook hun bloedgroep, maar dat lijkt me niet erg relevant aangezien ik geen Tom de Wit heet.

'Goedenavond, heren.'

'Goedenavond, Overste Noorman.'

Ik knik hen toe en richt me dan op de blonde, brede man rechts. 'Carl, ik hoorde het vreselijke nieuws net. Mijn gemeende condoleances.'

Carl kijkt weg, maar weet er dan toch een beleefde glimlach uit te persen. 'Dank u, Overste. Ze was een goede soldaat, ze zou niet anders willen sterven dan dit.'

'Je vrouw zal niet vergeten worden, Carl. Net zo...' Ik schraap mijn keel omdat ik struikel over mijn eigen stembanden. 'Excuses. Net zomin als alle anderen die voor dit land sterven.'

Hij knikt nu ook, iets rustiger inmiddels, en we laten de stilte even voortduren. Ik kijk naar de lege poort en de even lege weg die ernaartoe gaat. 'Dit is niet niets. Normaal hecht ik veel waarde aan de regels, maar...ik onthef je hierbij van je verplichtingen.' Zijn mond vliegt woordeloos open, woordeloos omdat ik hem in de rede val. 'Vandaag, Weteringen. Rouw. Neem contact op met je familie. Je hebt het nodig, geloof me.'

De leegte die eerst nog niet zichtbaar was, bubbelt naar boven en kruipt naar buiten door zijn mond die op een kiertje blijft staan. 'Mijn dienst.'

'Is bijna voorbij. Ik verwacht niets in dat half uur. We vinden wel iemand voor vanavond.'

Hij wil wegsloffen, maar draait zich dan afwezig om. 'Dank u, Overste.'

Otto en ik kijken hem na; Otto zelf probeert zijn gezicht en houding met harde hand glad te strijken. Zijn zwartbruine ogen blijven over de holte van het fort staren. Carl meldt zich bij de toren en wordt na een kort woord binnengelaten.

'Dit hoort er ook bij, Otto.' Hij schrikt en knikt zwakjes mijn richting op. Ik staar met hem mee het fort over en vervolg: 'Er zijn er meer gegaan dan ik dacht tijdens die overwinning van divisie 1.' Mijn frons verdiept en ik kijk hem weer nadenkend aan. 'Hoe is de sfeer onder de manschappen? Mijn contact verwatert een beetje, ben ik bang.'

Hij glimlacht kort en ontspant nu ook. 'Goed. Er zijn er genoeg die familie en vrienden hebben verloren, maar de overwinning stelpt het bloeden wel.'

'Dat is goed om te horen. Hoe je mannen reageren ligt ook aan hoe jij reageert: onthoudt dat.'

'Ja, overste.'

Ik zucht, al weet ik niet precies waarom. Om mezelf misschien, omdat ik begin te klinken als ex-hoofdpoortwachter Arends.

'Overste?'

'Ja, van Kampen?'

'Ik maak me zorgen om iets wat ik heb opgevangen over Majoor-Ingenieur Gerritsen.'

Mijn interesse is gewekt, dus ik knik hem toe. 'Er...er gaan geruchten de ronde dat ze...' Hij heeft zijn handen voor zich en boort zijn nagels in de bovenkant van zijn hand. '...kernwapens ontwikkelt in het afgesloten wapendepot in het westen.'

Mijn armen gaan over elkaar en ik houd mijn hoofd licht scheef. Implicaties schieten door mijn hoofd, maar ik zeg alleen: 'Waar komt die...vermoedens...vandaan?'

'Geen idee, overste. Vooral Kapitein van der Zanden lijkt zich er druk over te maken. Het helpt ook niet dat er geen officiële uitspraken over worden gedaan.'

Ik zucht. 'Ja, dat is nou eenmaal hoe het gaat. Zeker met het gevaar dat er nog mollen actief zijn.'

Otto zwijgt even sceptisch, waardoor ik het volgende wel moet uitspreken. 'Bedankt dat je me dit vertelt, Otto. Het is fijn om te weten wat iedereen bezighoudt, geruchten of niet.' Ik adem diep in. 'Nou, ik moet ook weer aan het werk. Succes met je laatste stukje dienst, je moet nu opletten voor twee.' Ik knipoog naar hem, waarop hij grinnikt - Otto die grinnikt? - en zegt: 'Fijne avond, Overste.'

Ik wandel naar mijn toren en registreer amper wie ik tegenkom. Eenmaal in mijn kamertje zie ik dat er godzijdank niemand is. Met een strak gezicht neem ik de hoorn van de haak en word ik doorverbonden met het bureau van Gerritsen. 'Overste Noorman? Waaraan heb ik de eer te danken vanavond?'

Ik pauzeer voor het dramatische effect (en ik weet niet hoe het te brengen). 'Heb je tijd vanavond? Ik wil iets bespreken over de renovatie van de westelijke schutterstoren.'

'Is...is het...dri-' Lilian kapt zichzelf af. 'Hoe laat?'

Ik glimlach. 'Heb jij een gaatje om acht uur?'

En dus staat Gerritsen een uur later met haar armen over elkaar en haar paardenstaart in de wind op het dak van de westelijke toren. Ik loop tussen de steigers door terwijl ik mijn helm strakker doe. Wat een tegen verwachtingen drukke avond is dit.

'Je bent vroeg, Gerritsen. Ik vraag me trouwens af hoe die helm jou altijd zo goed staat' constateer ik en ze kijkt op. Blijkbaar kon haar blik nog sceptischer. 'Overste. Ik hoop dat het een beetje belangrijk is, want ik moet vanavond nog naar het westelijke depot.'

Dat duwt mijn woorden even terug mijn strot in, voor ik mijn hoofd schud om hem helder te krijgen. Mijn hand gaat door mijn haar en ik adem in door mijn tanden. 'Er gaan gevaarlijke geruchten de ronde over jou en de westelijke basis.' Ik kijk haar recht aan. 'Kernwapens, Lil.'

Haar blik valt geschokt, maar ze zegt niets.

'Ik zou die assistent van je maar weer aannemen. Zeg maar dat je het anders te druk hebt voor je administratie.'

Ze zucht en verstevigt haar ineengevouwen handen. 'Weet je al hoe die geruchten zijn ontstaan?'

Ik schud mijn hoofd. Ik maak mentaal een notitie Van der Zanden in de gaten te laten houden.

'En jij dan?' vraagt ze en ik kijk verward op. 'Wat?'

'De ogen en oren van Noorman? Als er een lijst is, dan sta jij minstens in de top vijf. Die veroordeling van Verbeek en zijn mannetjes is geen garantie, dat weet jij ook.'

'Maak je geen zorgen om mij. Ik red me wel' zeg ik en voordat ik een weerwoord kan ontvangen, zeg ik: 'We hebben allebei meer te doen, of heb ik dat verkeerd? Ik zie je wel als ik Graaf heb gesproken.'

En dus loop ik weer terug naar de Zuidoost, mijn hoofd draaiend op volle toeren. Wat is de volgende stap? Moet ik een onderzoek starten? Zijn de Wit en Graaf ook in gevaar?

En de avond wordt langer en langer: Pieterszoon belt. Ook dat nog.

'Waar ben je, Noorman?'

'Ik ben bijna terug op de Zuidoost, kolonel. Weet u waar Graaf zich ophoudt?'

Een lange stilte volgt. Ik ruik slecht nieuws.

'Wat het ook is dat je van hem wil, hij heeft er nu geen tijd voor. Er is een cyberaanval aan de gang.'

-

De Mythe van de SchemeringOn viuen les histories. Descobreix ara