Hoofdstuk 50

1.2K 46 0
                                    

We blijven nog heel lang in de tuin zitten. Zwijgend. We raken elkaar niet aan, maar zijn aanwezigheid voelt goed, en ik vind eindelijk de rust weer. Mijn verstand wint van mijn hart.

Vince wijkt sowieso de rest van de dag niet meer van mijn zijde.
Als het al donker begint te worden en we het avondeten zeker weten hebben overgeslagen maak ik pas aanstalten om op te staan. Ik heb geen behoefte aan ander gezelschap en ben opgelucht dat we niet in de drukke gemeenschappelijke ruimte hoeven te zitten en eten. Ik kan me heel goed voorstellen dat mijn verhaal de ronde heeft gedaan en dat men weet wat dit vannacht voor mij betekend. In aangestaard worden heb ik geen zin.
Op een gegeven moment doet mijn grommende maag mij toch opstaan. Het is tijd om naar de keukens te gaan om te kijken of daar nog wat leftovers liggen.

Vince pakt mijn hand weer. De vlinders zijn ook keurig terug en mijn knieën voelen al slap bij dit simpele gebaar. Ik weet nog steeds Vince zijn gevoelens niet voor mij. De aandacht nu is ontzettend vleiend, maar ik heb werkelijk geen idee hoe hij zich gaat gedragen als zijn project geslaagd is. Ik besef opeens dat dat misschien ook een reden is van mijn eerdere chagrijn. Als ik hetzelfde ben als de rest, zal ik ook behandeld worden als één van de velen. Iets zwakker en onhandiger misschien, gezien mijn wolf hulp nodig heeft zich te ontwikkelen. Ik zucht diep. Vince zegt nog steeds niks, maar knijpt wel eventjes in mijn hand wat me een fijn gevoel geeft.

In de keuken kunnen we inderdaad nog een restje eten krijgen, en dankbaar eet ik het op. Vince eet weinig, hij verschuift het eerder dan dat hij wat naar zijn mond brengt. Hij lijkt zenuwachtiger voor vannacht dan ikzelf. Wat mij weer zenuwachtig maakt. Want ik wéét dat ik niet weet hoe het werkt. En van Vince mag ik wel iets meer kennis verwachten. Als hij daar zenuwachtig voor is, dan is het zaak zenuwachtig te worden. Ik vraag hem daarom ook: "Zenuwachtig voor vannacht?"
Vince lijkt op te schrikken van mijn woorden en volgt mijn blik naar zijn bord. Als om te logenstraffen dat hij net niks at, doet hij gelijk een grote hap en begint fanatiek te kauwen. Met praktisch volle mond zegt hij: "Nee hoor, niks om je druk om te maken. Het is zo gebeurt. Je bent ervoor gemaakt." Hij lijkt wat bezorgd als hij de laatste zin zegt, en ik betwijfel dat zelf ook zeer. Maar als hij het gelooft, of voor mij doet alsof, wil ik daar wel in meegaan. Voor hem.
Ik knik hem daarom opgewekt toe, en leg mijn hand op de zijne. Zo blijven we even rustig zitten en eten. Daarna zijn er nog een paar uur te gaan tot middernacht, en ik krijg eindelijk mijn beloofde rondleiding. Alles om de tijd te doden. Die steeds trager lijkt te gaan.

Ik zie in te korte tijd teveel, maar ik kan me nu een aardig beeld vormen van dit gigantische bouwsel. Ik markeer een aantal plekken in mijn hoofd waar ik graag nog eens heen zou willen. De bibliotheek. De andere torens; want het is weer donker, dus weer geen uitzicht. De wijnkelder, de diverse gemeenschapsruimtes. De zalen die op gymzalen lijken, en waar volgens Vince wordt getraind door de wolven, als dat niet al buiten gebeurt. Al met al is het teveel om op te noemen en het duizelt me. En het is half 12. De tijd is toch omgevlogen. Vince heeft het zo getimed dat we bij de grote voordeuren staan. En hij grijpt mijn hand, die hij al die tijd nauwelijks los heeft gelaten, extra stevig vast.
We gaan de brug over en lopen naar het bos toe. Mij hart hamert in mijn keel. Mijn keel voelt droog en slikken gaat moeilijk. Mijn ledematen beginnen gevoelloos te worden, allemaal van de spanning.
Vince laat mijn hand los, maar voordat ik me rusteloos kan gaan gedragen bij dit gemis, slaat hij zijn arm helemaal om me heen. Ik voel me plotseling zo geborgen, dat ik moeite heb mijn tranen in te houden. Hij zegt zacht: "Je kleren scheuren kapot omdat je wolf veel groter is dan je mens. Dat past simpelweg niet. Daarom raad ik je aan ze uit te doen en goed op te bergen of om je enkel mee te dragen zoals je van ons andere wolven al hebt gezien."
Ik wil een flauw grapje maken over dat hij een betere smoes moet verzinnen om mij uit de kleren te krijgen, maar mijn stem doet niet mee, en daarom knik ik zwijgend. Vince gaat verder: "Als je een wolf bent, kun je de gedachten lezen van iemand anders in wolvengedaante. Afstand maakt wel uit, maar dat zal pas na kilometers merkbaar zijn door een 'slechtere verbinding'. Nu zul je me luid en duidelijk kunnen horen. Je kunt in principe kiezen wat je wilt delen, maar in het begin zal dat nog niet zo gecontroleerd gaan. Ook sterke emoties zorgen vaak voor meer overdracht dan misschien gewenst."
Ik kijk hem geschokt aan. Dat wist ik niet! Ik wil niet dat anderen mijn gênante gedachten horen. Dat ik verliefd ben op Vince bijvoorbeeld is iets wat ik graag voor mezelf houd.
Dit is helaas alleen niet iets wat ik nu met hem kan delen. En mijn paniek neemt behoorlijk toe. Vince gaat door: "Ik verander mezelf met je mee, en heb de anderen opdracht gegeven dat juist niet te doen. Zo zou je in alle rust moeten kunnen wennen aan je wolf-zijn en je vragen kun je dan via de mindlink aan mij stellen."
Ergens ben ik opgelucht dat niemand mijn eerste ongecontroleerde gedachten mee gaat krijgen, behalve juist het object van mijn gedachten. Omdat er nu toch niks meer aan te veranderen is, krijg ik een fatalistisch gevoel en knik grimmig.
Vince begint zich dan uit te kleden en ik kan eerst alleen maar staren. Hij grinnikt zijn diepe lach en zegt: "Normaal zou ik je je privacy gunnen, maar ook jij moet je omkleden. En ik ga dat zien, want ik blijf je nu in het oog houden en je bijstaan tot na twaalven." Voor de derde keer knik ik. Met grote bange ogen. Langzaam ontdoe ik me van mijn kleding. Vince gunt me toch ietwat privacy, maar bind daarna mijn kleding aan zijn eigen enkel, waarschijnlijk om mij het niet oncomfortabeler te maken dan nodig. En neemt me daarna in zijn armen. Ik voel absoluut niks seksueels dit keer. Alleen kracht en vertrouwen. En ik klem me stevig aan hem vast.
Ik hoor opeens dat we dichtbij genoeg bij het dorp zijn om de kerkklokken te horen, want de eerste slag doet me verstijven.

De weerwolfprins [deel 1]Where stories live. Discover now