Hoofdstuk 19

1.3K 48 0
                                    

Colin neemt me voor een laatste keer mee de bossen in. Vince is sterk genoeg om weer te kunnen veranderen en wordt dus als hersteld beschouwd. Hij is er nu mee aan het oefenen en omdat het alweer midden op de dag is, wordt besloten er nog één laatste dag aan vast te knopen.
Colin zegt: "Ren met me mee! Kom erop." Ik heb vrij snel door wat hij bedoelt als hij zich razendsnel uitkleedt, zijn kleren met een touw ruim om zijn enkel windt en in zijn wolf veranderd. Hij kijkt me aan met zijn rode ogen en ik deins vanzelf wat terug. Maar hij kijkt me zo vragend aan, dat ik mijn twijfel overwin en voorzichtig naar hem toeloop. Colin blijft doodstil staan. Ik aai zijn ruige roetzwarte vacht en wordt verrast door de zachtheid van zijn pels. Colin maakt een beweging en als ik verschrikt ophoud, beweegt hij zijn lichaam richting mijn hand: het kroelen wordt gewaardeerd. Ik pak grote plukken van zijn vacht en ga er met mijn vingers doorheen. Ik masseer hem in zijn nek en laat mijn handen over zijn rug en buik gaan. Alles aan Colin maakt duidelijk dat dit een onverwachte traktatie is; hij geniet zichtbaar. Maar hij heeft me gevraagd met zich mee te rennen, dus ik houd me extra stevig vast aan zijn vacht en hijs mezelf op zijn rug. Mijn beide handen en vingers wikkel ik helemaal in zijn vacht, mijn voeten en benen zo dicht mogelijk tegen zijn zij en flanken en zeg tegen Colin: "Ik ben er klaar voor."
Dat is voor hem het startsein. Hij vliegt er vandoor en ik besef gelijk dat ik hier niet klaar voor ben. De bomen vliegen in razende vaart aan me voorbij en erger, tegen me aan. Tot het laatste moment althans. Dan veranderd Colin moeiteloos van richting en slalomt om de bomen heen. Wat een ervaring! Hij zorgt ervoor dat hij geen zwiepende takken in mijn gezicht slaat, waar ik hem zeer dankbaar voor ben. En we gaan weer door. In de maximale snelheid. Colin jankt uitgelaten, ik kan me deze vrijheid waarschijnlijk niet geheel voorstellen, maar probeer het wel zo goed als mogelijk. Ik denk niet dat een persoon hier snel klaar voor zal zijn. Ik zet mijn verstand op nul en geniet.

Na de tocht vraag ik Colin me alleen te laten in het kamp. Ik heb besloten om op gesprek te gaan bij Vince. Ik positioneer me in zijn blikveld en wacht totdat hij opkijkt en me ziet. Zomaar langsgaan durf ik niet, en ook nu giert de spanning door mijn lijf. De mannen in het kamp hebben door dat ik wacht op een audiëntie en vallen één voor één stil. Vince is met Sander in gesprek en merkt op een gegeven moment de veranderde sfeer op. Hij kijkt op, recht in mijn ogen. Voor een kort moment krijg ik een wonderlijk gevoel in mijn maag en ik open mijn mond voor een lichte zucht. Alsof hij mijn adem voelt, zie ik hem zijn ogen sluiten en diep inhaleren. Dit alles gebeurt in een paar seconden, maar Sander heeft het meegekregen en kijkt me fronsend aan. Ik slik.
Ik sta voor een normaal mens niet dichtbij genoeg om gehoord te worden, zeker niet als je het woud meerekent dat nooit stil is, maar omdat ik weet dat de wolven zelfs in hun mensenvorm een uitmuntend gehoor hebben vraag ik op normale toon: "Alfa, als het zo schikt zou ik graag nog een woordje aan u willen richten." Vince kijkt me fronsend aan. Was ik nu weer te formeel? Ik heb geen idee wat in hem omgaat en ben me eens te meer bewust van mijn huidige netelige situatie. Hij knikt en geeft Sander met een handbeweging aan dat hij mag gaan. Het hart klopt me in de keel, dit vindt Sander niet leuk en hij neemt mij dit kwalijk. Ook wel terecht. Waarom heb ik niet gewacht totdat Vince uit gesprek was? Waarom moet ik al mijn gedachten en plannen gelijk uitwerken zonder er nog een tweede keer over na te denken? En waarom kon ik niet gewoon pas na hun gesprek aan de beurt komen, iets waar ik eigenlijk vanuit was gegaan.
Sander loopt langs me heen, me vuil aankijkend. Hij doet me nu niks, maar ik weet dat hij zijn moment afwacht. Ik slik maar weer eens voor de verandering.
Ik loop naar Vince toe en ga op gepaste afstand voor hem staan. Ver genoeg van hem af zodat hij zijn nek niet hoeft te verdraaien en ver genoeg zodat hij mij niet aan kan raken. Hij kijkt me aan en zegt: "Kom hier zitten." En wijst op een plek naast zich.
Met lood in mijn schoenen loop ik naar de aangewezen plek en laat me zakken. "Zo," vraagt hij. "Wat is er aan de hand, kan ik ergens mee helpen?"

De weerwolfprins [deel 1]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu