Hoofdstuk 3

1.9K 57 27
                                    

Ik zie fronsend dat mijn veronderstelling van een slaperig stadje, eigenlijk dorp, misschien niet juist is. Het restaurant zit vol. Niet overdreven, maar voor een doordeweekse dag en door de eerdere rust had ik eigenlijk niemand verwacht. Misschien nog een stelletje of een gezinnetje. Ik zie nu dat er inderdaad wel wat stelletjes zitten, maar ergens heb ik niet het idee dat ze er voor elkaar zitten. Ze kijken elkaar niet verliefd in de ogen om maar wat te noemen. Maar er is geen kind te bekennen.
Het restaurant is voor bijna de helft gevuld met groepjes mannen. Het testosterongehalte is net te hoog om hier op mijn gemak te zitten, maar ik ben al opgemerkt door een ober en hij wil me naar een plekje midden in de zaal brengen. Dat vind ik toch iets te ongemakkelijk en ik vraag zacht of ik misschien bij de muur kan zitten; dan heb ik toch nog wat beschutting zo alleen. Er is nog plek genoeg, dus daarom vind ik het wel vreemd dat hij aarzelt. Ik zie hem zelfs naar een bijzonder grote en gespierde man kijken alsof hij om zijn mening vraagt. Niet dat hij van deze afstand mijn zacht gestelde vraag had kunnen horen, maar ik zie hem toch een korte knik geven, schijnbaar naar de ober, maar waarschijnlijker heeft een metgezel hem net een vraag gesteld. 

Ik word naar een plek bij de muur begeleid en vraag om een bruisende mineraalwater en de menukaart.
Ik probeer het prikkende gevoel in mijn nek te negeren. Ik ben duidelijk de vreemde eend in de bijt en men vindt mij blijkbaar maar wat interessant. Er klinkt wel wat geroezemoes her en der, maar ik vind het toch maar stil voor zo'n relatief grote groep mensen. Ik leun wat achterover in mijn stoel en maak van de gelegenheid gebruik om rond te kijken. Niemand kijkt me aan, maar ik herken wel een gezicht; het meisje in de kledingzaak heeft de handen van een knappe lichtharige man vast en praat zachtjes met hem. Alsof ze mijn blik voelt kijkt ze op. Ze bloost diep, en kijkt betrapt. Terwijl dat eigenlijk mijn taak zou moeten zijn. Maar ik verblik en verbloos niet, lach haar kort toe omdat we elkaar kennen en maak mijn rondje af.
De grote man, hij lijkt me de leider van deze plaats, kijkt me wel aan. De bijna even grote mannen met wie hij aan tafel zit ook. Ze zijn tegen de vijftig jaar, dus wat moeten ze met mij; een jonge meid van net twintig? Ik krijg er de kriebels van; een angstig gevoel nestelt zich in mijn maag. Ik heb namelijk absoluut niet het idee dat ik op hulp kan rekenen van de andere mensen in de zaal, mocht deze groep mannen besluiten om het even welke actie te ondernemen. Ik moet ook weer denken aan het onbestemde gevoel dat ik kreeg in de garage. De sfeer hier is vreemd. Geladen met gevaar. Het bevalt me niet.

Mijn water en de menukaart worden gebracht en ik verberg opgelucht mijn gezicht achter de kaart. Ik heb zo'n knoop in mijn maag dat mijn honger nergens meer te vinden is. Ik besluit iets kleins te nemen, maar ook dat vind ik al jammer van het geld.
Ik baal als een stekker en word ook pissig: wat nou, mij een beetje proberen te intimideren? Ik heb alle recht om hier te zijn, het is een vrij land en ik zit in een openbare ruimte. Maar de anderen natuurlijk ook. Ik besluit ze te negeren.

Omdat ik natuurlijk al wist dat ik alleen zou zitten heb ik een boek meegenomen om de wachttijd tot het eten komt te verkorten. Ik ben daar extra blij mee, de intensieve aandacht is niet minder geworden en hiermee kan ik me afsluiten.
Het is een pocket; een romannetje. Heerlijk leesvoer zonder dat je je hoofd er al te erg bij hoeft te houden zonder het plot te moeten missen en vooral: vervangbaar. Want de ruimte in mijn auto is natuurlijk ook maar beperkt.
In mijn grote tas sleep ik sowieso veel voor mij nuttige zaken mee.

Ik bestel een salade. Nu ik toch geen honger meer heb, kan ik net zo goed proberen wat gezonds naar binnen te werken.
Het is verrassend lekker en ik eet alles op. Mijn knoop lost gedurende het eten steeds meer op, en uiteindelijk is het bord leeg en mijn maag gevuld. Op een dessert na dan; een toetje gaat er altijd in.
Als ik om de dessertkaart vraag, zegt de ober terwijl hij hem overhandigd: "zie hier de kaart, kies uit wat u wilt, die man daar vraagt of hij hem voor u mag betalen."
Verrast kijk ik op. Dat is in ieder geval origineler dan een droge witte wijn laten bezorgen. Zeker omdat alcohol mij niet zo kan bekoren. Slimme zet! Onderzoekend kijk ik mijn 'aanbidder' aan. Wat ik zie bevalt mij wel; een knappe jongen van rond de 25 jaar. Donker haar, krachtige bouw en een hoopvolle blik in zijn donkere ogen. Hij zit bij een groepje leeftijdsgenoten die wat de draak met hem aansteken.

De weerwolfprins [deel 1]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu