Hoofdstuk 23: Ruzie en sterk zijn

893 89 19
                                    

Ik wordt wakker in een witte kamer. Vermoeid knipper ik met mijn ogen, die wel loodzwaar lijken. Als mijn ogen eindelijk gewend zijn aan de felle lamp die boven mijn hoofd hangt, kan ik de wereld om me heen ontwaren. Ik kijk met brandende ogen om me heen. Het eerste wat in me opkomt, is een ziekenhuis. Witte lappen hangen door de kamer heen, om de zieken van elkaar te onderscheiden, maar zover ik kan zien, zijn er weinig mensen in deze kamer. Ik kijk op mijn nachtkastje, en vind een rode knop, waar ik direct met al mijn kracht op sla.

Ik weet niet hoe snel de artsen naar mijn bed komen, maar de rode knop is duidelijk een alarm. Als ze zien dat ik nog steeds rustig in mijn bed lig, weten ze dat er weinig aan de hand is. ‘Sorry,’ zeg ik verontschuldigend en ik maak onbewust mijn lippen dikker. ‘Ik wist niet wat er aan de hand was, mag ik weg?’

De artsen knikken en vertellen me dat ik vlak nadat ik te horen kreeg dat ik geslaagd was, ik flauwviel door bloedverlies. Ze hebben me twee dagen in het ziekenhuis behandeld, vandaag is de tweede dag. Ik kijk naar mijn arm, waar een dik verband om zit. Ik knik naar de vrouw, die plaats heeft genomen op mijn bed. ‘Mag ik nu weg?’  vraag ik. De vrouw knikt.

‘Ik help u wel even.’ Ze pakt naar mijn arm. Maar gaan is nog niet echt een optie. Ik word een uur lang gecontroleerd op elk plaatsje dat mijn lichaam kent – oké niet alles, maar je weet wel wat ik bedoel. De dokters gaan nog een kwartier in gesprek, met moeilijke gezichten, wat me zorgen baart en dan mag ik eindelijk weg.

Ik loop de gang op en loop die door. Het is me verteld waar mijn vrienden overnachten. Evi is gelukkig ook binnnengekomen, maar ligt op een andere ziekenzaal en is er een stuk slechter aan toe dan ik, dus naar haar mag ik niet toe. Marry en Jake hebben een kamer twee verdiepingen boven het ziekenhuis gekregen. Ik kom bij de lift, die een oude man in een donker pak voor me open houd. Hij vraagt me waar ik heen moet, en ik vertel hem naar verdieping negen. Hij drukt op een knopje waar ‘9’ op staat en de liftdeuren sluiten. Ik kijk even om me heen en probeer niet naar de man te kijken. Als ik dan toch zijn blik opvang, knik ik even glimlachend naar me. Het lijkt uren te duren voordat we op verdieping ‘9’ zijn, maar als de deuren opengaan, val ik de gang op. Ik loop naar de juiste kamer en klop een beetje zenuwachtig op de deur. Jake doet open.

‘Grace,’ zegt hij verbaasd. ‘Wat doe jij hier?’

‘Jou zien, waar is Marry.’ Ik loop langs hem de kamer binnen, waarbij mijn schouder zijn borst even aanraakt. Ik probeer er niet op te letten en ga op het bed zitten.

‘Eten,’ zegt hij. ‘Ik wilde ook zo gaan, het is half zes.’

‘Oh,’ zeg ik, want ik weet niet wat ik anders kan zeggen. Ik heb geen honger, dus ik ga ook niet voor mijn lol in een overbevolkte kamer zitten.

‘Ik kan ook hier blijven, als je wilt.’ Jake krabt even in zijn nek en kijkt naar me, maar ik staar naar mijn nagels. Ik haal mijn schouders op. Jake zucht. ‘Grace, ik weet niet wat er daar in die Test is gebeurd, maar je hoeft daardoor echt niet zo tegen me te doen…’ Hij loopt op me af en bijt even op zijn lip.

‘Gast, het is de eerste keer dat ik je zie in weet ik veel hoeveel tijd.’ Ik sta op. ‘Je weet inderdaad niet wat daar allemaal is gebeurd. Ze waren daar, Jake, de monsters.’ Jake kijkt me geschrokken aan. ‘Ik ben met opzet neergeschoten door een jongen die ik niet eens bij naam ken. Ik heb meer meegemaakt dan beide van jullie en ik heb gewoon het gevoel dat ik jullie langzaam kwijtraak, alsof er een kloof tussen ons in zit die onzichtbaar voor mij is en waar ik niets tegen kan doen.’

‘Wij zijn hier geweest sinds dat het begon,’ zegt Jake, bijna boos. ‘Ik heb zonder twijfelen dit avontuur aangenomen.’

‘Waarom, Jake, waarom?’ Ik zwaai met mijn armen in de lucht.

De OntwakingNơi câu chuyện tồn tại. Hãy khám phá bây giờ