Hoofdstuk 22: Het laatste blok

1K 89 2
                                    

We rennen. Want eigenlijk hebben we geen andere optie. We zijn beiden doodop, dus de tijd stilzetten, gaat niet lukken. Misschien als we het tot de rand halen, dat de monsters dan weg gaan, maar door Evi’s wond, worden we langzamer. Het is moeilijk, maar ik weet dat ik haar niet kan achterlaten. Dat zou haar dood worden, en ik kan mijn vriendin de dood niet insturen.

Dus ik trek haar achter me aan, maar ik probeer geen messen te verspillen, maar mijn handen doen pijn door het wachten. Ik raak vermoeid van het rennen, maar zwakte tonen is geen optie. Ik moet sterk zijn, om Evi met me mee te krijgen. Plus, ik weet dat de beesten sterker zullen worden van moedeloosheid. Moed is dus nu echt mijn beste vriend.

Ik weet dat het einde dichtbij moet zijn, aan de tijd dat we al aan het rennen zijn. Bovendien heb ik enorm veel respect voor Evi, want ik weet dat haar been verschrikkelijk veel pijn moet doen. Het zonlicht en het harde werk persen de laatste druppels vocht uit mijn lichaam. Ik weet dat drinken nu niet mijn grootste prioriteit is – met drie krabachtige monsters achter me aan – maar ik kan me niet helpen. Als we tegen de muur aanlopen, tikken we snel het scherm aan en in alle paniek beantwoorden we de vraag veel te snel, waardoor we niet weten of we het wel goed hebben beantwoord.

Snel rennen we door de open poort heen en weten we op de haar na te ontsnappen aan de monsters achter ons. We leggen ons lichaam hijgend tegen de onzichtbare muur aan, wat natuurlijk heel raar eruit moet zien. Met donkere randen om mijn blikveld van de vermoeidheid, neem ik de omgeving in me op. Het enige wat ik kan zien is rots. Er moet hier wel ergens water zijn, want bij rotsen is heel vaak water. Evi vraagt zonder woorden naar mijn water en ik geef haar dat. Dan pak ik wat van het vlees uit mijn tas. Ik geef een stuk aan Evi, die het gretig aanneemt. Dan eet ik mijn eigen stukje op. De smakenbom die zich in mijn mond plaatsvindt, is bijna adembenemend. Ik leg mijn hoofd vol genoegen terug op de muur en geniet met ogen dicht aan de voedingsrijke stoffen die zich door mijn lichaam begeven en me nieuwe energie geven. Dan grijp ik naar Evi’s tas en dwing ik haar om haar broek uit te trekken. Ze geeft me het flesje water terug, dat een klein laagje water in zich heeft. Evi verontschuldigt zich, maar ik zeg dat het niet erg is. Dan leg ik uit over mijn theorie van de rotsen en het water en knikt ze moe.

Ik onderzoek de wond, vernieuw het verband om haar wond. Door het rennen is het bloeden weer begonnen en ik probeer het nog een beetje te stoppen, maar het is ernstig, en ik weet dat ze niet veel langer dan een maand meer heeft, maar ik weet ook dat we niet meer zo lang hierin moeten overleven. Ik zeg tegen Evi dat ze moet gaan slapen en zonder te protesteren sluit ze haar ogen. Ik kijk om me heen, zoek naar wat hout, steek wat in de fik en probeer tussen de dichtstbijzijnde rotsen wat te drinken te vinden. Uiteindelijk vind ik een helder beekje dat ik waarschijnlijk niet eens hoef te reinigen, maar ik doe het toch, voor de zekerheid. Ik wil geen vies water aan mijn zieke vriendin geven. Ik vul twee flesjes en loop dan terug naar de slapende Evi. Ik herindeel mijn tas voor de zoveelste keer en ik drink wat van het water. Dan open ik de bijna onleesbare kaart en kijk ik ernaar. Het klopt voor geen meter, maar waarom zouden ze dat dan tussen de overlevingsspullen stoppen. Ik denk even na, maar ik kan niet op een antwoord komen, dus ik besluit maar niets meer in de kaart te stoppen, voor het geval dat. Ik stop hem in het voorvakje, alsof het heel kostbaar is, en kijk dan om me heen, om een beetje uit te rusten.

Het is twee uur later als Evi wakker wordt. Ik ben nog twee keer naar de beek geweest, om water te verversen en meteen als Evi omhoog gaat zitten, bied ik haar een flesje water aan. ‘Er is een beekje dichtbij,’ leg ik uit. ‘Je kan zo veel drinken als je wilt.’ Evi knikt en neemt een aantal slokken van het water. Daarna klokt ze de rest van het flesje leeg. Ze staat op en ik volg haar voorbeeld. Terwijl ik haar naar de beek leid, drinkt Evi het andere flesje leeg. Bij de beek wassen we ons gezicht en vul ik de flesjes met water. Daarvan geef ik er één aan Evi, die ze dankbaar in haar tas stopt. Ik doe het andere flesje in mijn tas en dan lopen we zonder te praten verder.

De OntwakingWhere stories live. Discover now