Hoofdstuk 22: Het laatste blok

Depuis le début
                                    

We lopen de hele dag. De stenen geven een fijn oppervlak om op te lopen. Wel zijn er soms gevaarlijke spleten op plaatsen waar een geheime grot zit. We kunnen vrij weinig eetbaars vinden, dus slaan we het middageten over. We besluiten om vroeg te gaan slapen. Evi neemt de eerste wacht, en wekt me na drie uur van slapen, dan neem ik de wacht over, totdat we beiden drie uur hebben geslapen. We eten nog een stukje vlees en lopen dan verder, terwijl we speculeren op volgende landschappen.

Als het – volgens mijn gevoel – negen uur ’s ochtends is, komen we bij de muur. We hebben snel gelopen. We openen de deur, met het simpele in elkaar zetten van een stopcontact, die naar een aantal minuten controleren ons door de deur laat gaan.

We komen terecht in een besneeuwd landschap, dat zo anders is dan de landschappen die we hiervoor hebben gehad, dat we stil blijven staan. De sneeuw is mooi, maar ik heb het meteen heel koud. Ik sla mijn armen om mezelf heen en bijt door de kou heen. Ik hoop dat het water maar gewoon niet bevriest, want dat zou heel erg zijn. Niet dat we in dit weer veel dorst zullen hebben, maar toch, water is wel iets noodzakelijks.

Evi schept wat sneeuw op van de grond en houd het in haar handen. ‘Ik wist niet dat sneeuw zo zacht zou voelen,’ zegt ze en ze kijkt naar hoe de sneeuw in haar handen smelt.

‘Laten we gewoon doorlopen,’ zeg ik rillend. Dat doen we dan ook. We lopen een aantal uren, dan nemen we een pauze om iets te drinken, maar als we ons beseffen dat het veel handiger is als we gewoon doorlopen – dan hebben we het warmer – lopen we snel en gematigd door. Dit keer gaat ons gesprek vooral over onze vrienden, waar zij zijn en wie er al dood zijn, maar we denken zeker te weten dat ze allemaal er nog zijn. Misschien zijn ze zelfs al geslaagd. Dan speculeren we opnieuw over landschappen en hoeveel het er nog zullen zijn. Het is leuk om over de toekomst te praten, ook al weten we niets zeker, bovendien houd het me bezig en dat is met deze kou behoorlijk fijn.

Het is avond als we bij de deur komen. Die vraagt ons naar wat geologische vragen. Dan verschijnt de deur weer en die openen we. Het is een gewoonte geworden, wat raar is, want dit  hoort allemaal vreemd aan te voelen. Doordat het licht per blok verschilt, weet ik niet zeker hoeveel tijd al gepasseerd is. Hoeveel dagen we  al in dit doolhof zitten. Dit keer is het landschap agressief. Overal staan stenen en de weg is niet te zien. Evi en ik moeten over allemaal dingen heenstappen om bij het einde te komen, en dat duurt natuurlijk heel lang.

We letten goed op, duiken achter dingen weg als we denken een geluid horen. We komen steeds dichter bij het einde, dus we kunnen hier niet alleen zijn. Dat blijkt maar al te goed, als we de schoten van ver aanhoren. Evi en ik kijken elkaar aan en die blik blijkt onuitgesproken woorden te bevatten. We gaan om een aantal motordelen die in de puinhoop liggen.

En dan zien ze ons. We duiken net achter een motordeel weg als een jongen ons opmerkt. Hij gilt iets naar ons, of naar zijn vrienden, dat kunnen wij beide niet opmerken, maar dan regent het kogels, messen en andere wapens die wij nog niet kunnen definiëren. Verdedigen is geen optie, vluchten ook niet. We kunnen daar alleen maar zitten om te wachten totdat alles voorbij is.

Uiteindelijk mindert de wapenregen en vinden we een weg naar het volgende wrakstuk van iets wat waarschijnlijk ooit een vrachtwagen is geweest. Door het grote oppervlakte kunnen we gemakkelijk doorlopen. We maken een aantal meters en duiken achter het volgende voorwerp. Dat is de eerste kans die ik heb om een mes te vuren.

‘Hoeveel kogels heb je nog?’ vraag-schreeuw ik naar Evi.

Ze kijkt me even vragend aan en checkt dan haar munitie. ‘Ik zou zeggen, niet meer dan tien.’ Ik vloek, want het gevecht bestaat uit meer dan twintig man.

‘Dit moet het einde zijn,’ zeg ik gefrustreerd.

Evi kijkt me even angstig aan. ‘Waar is Peter?’

De OntwakingOù les histoires vivent. Découvrez maintenant