Hoofdstuk 17;searching

266 11 5
                                    

Susan.

"Waar is Eustaas?"
Iedereen kijkt me geschokt aan. Peter schuift zijn stoel naar achter en staat statig op. "Suus, we dachten dat hij nog leefde. Want we kwamen maar met zn drieën aan hier in Narnia" Verward kijk ik mijn broers en zus aan. "Maar, iedereen-" Ik voel de tranen opkomen. Zou Eustaas echt dood zijn? Aan flarden gescheurd door een bom? Maar ik was de enige die overleefde. En de anderen werden naar Narnia gestuurd. Anders had Eustaas naast mij bewusteloos moeten liggen of dood..
Mijn hersenen draaien en ik probeer te bedenken hoe het zit. Maar ik snap het niet. Eustaas moet hier zijn, in Narnia. "Caspian" Iedereen kijkt verbaasd op, want ze dachten dat ik ging huilen inplaats van praten. "Laat je mannen zoeken naar een jongen. Met blond haar en waarschijnlijk zou hij tegensputteren en schreeuwen als je hem vindt en meeneemt" Draag ik Caspian op. "En hij droeg een rood vest en een bruine broek" Zeg ik als ik terug denk op de dag dat de bom viel. "Ik zal het doorgeven" zegt Caspian. Hij maakt een formeel knikje met zijn hoofd richting mijn familie en knijpt in mijn hand. Dan loopt hij weg. Peter, die nog steeds staat, wenkt mij om te gaan zitten. Ik ga in een stoel naast Lucy zitten. De deur vliegt open en er komt een bediende aan met een dienblad. Ze zet het voor me neer en loopt zonder iets te zeggen weer weg. Peter duwt zijn stoel weg en loopt met uitgestoken armen naar mij toe. Ik neem zijn omhelzing aan en druk mijn gezicht tegen zijn nek. Ik voel mezelf trillen. Ik ga niet huilen. Ik ben een koningin nu. "Het komt wel goed Suus" zegt Peter en laat me weer los. Hij drukt me richting een stoel en gaat zelf ook weer zitten. "Waar ben jij eigenlijk geweest toen wij weg waren?" Vraagt Lucy na een tijdje stilte. Ik heb mijn bord met soep gekregen en roer er met mijn lepel in. Maar als Lucy haar vraag stelt schiet mijn hoofd omhoog. "Ik was bij Henry" Tegenover mij verslikt Peter zich in zijn hap. Ed klopt hem hard op zijn rug en kijkt hem vragend aan. Als Peter is uitgehoest zegt hij;"Die viespeuk?" Ik voel mezelf rood worden als hij dat zegt maar ik kan mezelf nog net beheersen. "Ja en hij was niet zo raar als jij denkt. Hij was best aardig" mompel ik en neem snel weer een hap. Nadat wordt er niks meer gezegd en eten we in stilte. Als het eten op is staat we allemaal op. Peter en Edmund moeten nog iets afhandelen en Lucy gaat naar de bibliotheek. Ik ben nog steeds moe dus ik besluit weer naar mijn kamer te gaan.

Terug in mijn kamer loop ik naar mijn kast en leg mijn kroon weer op het kussen. Ik trek mijn jurk uit en doe mijn nachtjapon aan. Daarna ga ik aan mijn kaptafel zitten en maak mijn vlecht los zodat ik het kan borstelen. Als ik klaar ben en naar bed wil gaan wordt er op mijn deur geklopt. Het is inderdaad nog vroeg maar al wel donker en misschien dacht Lucy dat ik nog wat wilde drinken? Of één van de jongens. Moe loop ik naar de deur. Maar Peter, Edmund of Lucy is het niet. Het is Caspian. "Hee Suus. Ik ben net terug maar we hebben hem nog niet gevonden. En ik miste je" hij bloost en haalt daarna diep adem. Ik grinnik en trek hem mee naar binnen. Hij schopt zijn laarzen uit en samen vallen we op bed. Ik ga dicht tegen hem aan liggen en hij houdt me stevig vast. Hij gaat met zijn hand over mijn rug en handen. Het kietelt een beetje. Maar dan stopt hij. Hij pakt mijn pols vast en ik hou mijn adem in. Op mijn pols staat een afdruk van de hand van Henry. Helemaal blauw. Caspian zegt niks en bekijkt het alleen maar. Dan trekt hij ook mijn jurk wat omhoog zodat hij mijn rug kan zien. Ik slak een klein gilletje. Maar hij zegt nog steeds niks. Ik voel hem met zijn vingers over de blauwe plekken gaan. "Susan" zijn stem klinkt onvast en zacht. "Peter heeft me verteld wat die bommen waren maar dit kunnen ze niet gedaan hebben. Dit heeft een mens gedaan" Hij doet mijn jurk weer naar beneden en draait mijn hoofd zodat ik hem recht aankijk. "Wie was het!" Zijn ogen glinsteren; een spoor van kwaadheid en bezorgdheid. "H-henry" hakkel ik. Hij geeft een boze schreeuw en slaat de vaas met bloemen die op één van mijn nachtkastjes staat eraf. "Heeft hij je geslagen? Susan vertel! Wat heeft hij met je gedaan!?" En nu komt het. Het moment waar ik bang voor was. Ik haal diep adem. "Hij heeft me verkracht Caspian. Door hem ben ik niks meer waard. Ik ben onteerd" Zodra ik dat gezegt heb laat ik mijn hoofd zakken en de tranen vallen.

Narnia; The EndWhere stories live. Discover now