Hoofdstuk 15; Narnia

274 15 3
                                    

Susan

"Aslan!" Roep ik blij en val hem om de nek. Hij lacht en valt op de grond. We rollen over de grond, lachend en huilend gelijk. "Je bent weer thuis mijn lieve kind" zegt hij dan en kijkt me liefdevol aan. "Je hebt genoeg pijn geleden in die wereld"
"Weet u wat ze met mij gedaan hebben?" Vraag ik beangstigend. Hij knikt. "Ik heb al die tijd op jouw gelet Susan" De tranen rollen over mijn wangen. Hij heeft alles gezien; al mijn verdriet, mijn angsten, mijn ongeloof. Ook wat de vrienden van Henry gedaan hebben. "Wilt u alstublieft niks vertellen aan Peter, Edmund en Lucy? En vooral niet aan Caspian!"
"Dat iets mijn kind dat vanzelf verteld wordt. De waarheid wordt altijd achterhaalt. Het is alleen een kwestie van tijd" Ik knik alleen maar. Aslan gaat komt omhoog en zakt weer door zijn knieën. "Kom, ik breng je naar hen" Snel klim ik op zijn rug.
"Maar nu kunnen we dus nooit meer terug naar Engeland? Want we zijn daar dood.." Vraag ik na een tijdje. "Eigenlijk, nee jullie zijn niet dood. Maar jullie hoeven niet terug als je niet wilt. De mensen daar denken dat jullie dood zijn door de bommen" zegt Aslan. "Maar die bommen zijn poorten, net als de kast" vervolgt hij. "Maar de kast was gemaakt uit de boom van Narnia. Daarom was het een poort! Hoe zit dat dan met die bommen?"
"Er zit dodelijk gas in die bommen. Dus er moet iets van de boom in de bom zitten" Ik hoor hem zachtjes lachen. Speels geef ik hem een tik tegen zijn vlank. "U wist dat we kwamen!"
"Mijn lieve Susan, ik weet alles want ik ben wie ik ben. Onthoud dat" Ik knik verlegen door het gezag dat in zijn stem weer klinkt.
Als we een bos uit zijn en op een open vlakte komen geef ik een blijde gil. Want ik kan Cair Paravel zien liggen. "Het duurt nog een half uurtje" zegt Aslan. "Dus je kan nog even je ogen dichtdoen" Zodra hij dat zegt gaap ik en vallen mijn ogen dicht. Aslan!

Ik wordt wakker door gejoel. Slaperig kom ik overeind en besef dat ik nog steeds op Aslan zijn rug zit. Ik ben nog steeds moe en bont en blauw van wat Henry heeft gedaan. Maar ik voel me iets beter. Het gejoel wordt luider en ik zie nu pas dat we door de deur van de troonzaal heen lopen. In een hoek staan ministers en andere belangrijke mensen en op hun tronen zitten zij; Peter, Edmund, Lucy en Caspian! Hij springt van zijn troon en rent op Aslan af. Hij grist me van Aslan zijn rug en drukt me dicht tegen hem aan. "Susan!" Zegt hij en ik voel daarna zes paar extra armen om mij heen. Ik hoor Aslan zijn hese lach en het gesnik van mijn broers en zus. Ik omhels hun ook en barst in tranen uit. Maar nu zit nog één ding me dwars; Hoe vertel ik hen over Henry?

Narnia; The EndWhere stories live. Discover now