Hoofdstuk 12;Fear

263 15 4
                                    

Susan

Na twee uur staan we weer met elkaar op straat. Lucy heeft mijn hand vast en ik denk dat ze hem niet van plan is los te laten. "En nu?" Vraagt Eustaas. Hij staat achter ons, een beetje zielig eigenlijk; alsof hij er niet echt bij hoort. Maar algauw pakt Lucy ook zijn hand. "Terug" zegt Peter en begint te lopen. "Terug? Naar Amerika!" Jubelt Ed blij. Peter schudt zijn hoofd. Hij denkt na, dat zie ik aan alles; het snelle wandelen, hij kijkt recht vooruit en is in zijn eigen wereld. "Naar Narnia bedoelt hij" hoor ik Lucy naar Eustaas fluisteren.

Als we een half uur gelopen hebben en midden in het centrum zijn kijkt opeens iedereen omhoog. Peter blijft meteen stilstaan zodat Ed tegen hem op botst. Vliegtuigen razen over. Onze eigen vliegtuigen die naar Europa gaan! Mannen beginnen te juigen en vrouwen zwaaien onze piloten uit maar dan.
Er klinkt een enorme knal en iedereen begint te gillen en rent alle kanten uit. Ik wordt bij pijn pols gegrepen door Ed en we beginnen te rennen. Maar ik voel Lucy haar hand niet meer. "Stop!" Gil ik boven het geschreeuw van alle andere mensen uit. Peter en Edmund stoppen en draaien zich met een ruk om. "Lucy en Eustaas! We zijn ze kwijt!" Huil ik nu.
Nog meer bommen vallen. Huizen vallen uit een. Ik spring opzij voor stenen die naar beneden vallen. Een man wil mij helpen opstaan maar wordt bedolven onder het puin.
En ik gil. Totdat ik niet meer kan.
Peter.
Edmund.
Lucy.
Eustaas.
Aslan ben Ik ze dan nu allemaal kwijt?
Dan raapt iemand mij op, en geeft mij een vluchtige kus op mijn voorhoofd.
Peter. "Het is goed Suus" zegt hij zachtjes. Achter hem staat Edmund, met modder en bloed vegen op zijn gezicht. "Lucy" zegt hij alleen maar en haalt diep adem. Ik knik en we beginnen weer terug te lopen.
Overal liggen lijken en liggen huizen in puin. Kinderen die hartverscheurend huilen.
Ik kijk niet, ik hou mijn blik op Peter gericht, die voor mij loopt. Edmund loopt achter mij en houdt mijn hand vast. Ik hoor weer een knal en duik naar de grond. Edmund rolt half op me en beschermt me tegen het vallende puin. "Het is oké!" Roept Peter opeens en staat weer op. Ik volg zijn voorbeeld en we beginnen weer te lopen. Lucy, waar zou ze zijn?!
"Daar!" Schreeuwt Ed ineens. Hij wijst naar een hoek van de straat. En hij heeft gelijk. In elkaar gedoken zitten Lucy en Eustaas naast elkaar. Peter begint te rennen en ik ren achter hem aan. "Lucy!" Schreeuw ik. Ze kijkt op en ik zie dat haar angst blijdschap wordt. "Susan! Ed! Peter!" Roept ze en trekt Eustaas mee omhoog. Dolgelukkig vallen we elkaar in de armen. Eustaas begint te snikken en wij allemaal ook.
Na een tijdje laten we elkaar weer los. "Het is hier niet veilig. We moeten een schuilkelder zoeken" zegt Peter. Iedereen knikt woordeloos en we beginnen weer te lopen.
Klimmend over lijken en puin zoeken we een schuilplaats. Maar alles lijkt wel te zijn vernietigd. En dan hoor ik weer gefluit. Een bom onploft dichtbij ons.
Zwart.
Duisternis, ik ben dood. Of toch niet.
Als ik mijn ogen open is het wazig en lig ik tussen het puin op de weg. Kreunend kom ik overeind. "Peet?"
"Lucy? Edmund?"
Geen antwoord.
"Eustaas?"
Ik kijk om me heen maar zie niemand. Het enige wat ik zie is verwoesting en dode mensen.
Geloof dochter van Eva. Klinkt een stem.
Langzaam trekt de rook op en ik zie een gestalte opstaan uit de mist. Een leeuw. En naast hem; mijn adem stokt. Naast hem staan Peter, Lucy, Edmund en Eustaas. Ze zijn dood. Dat weet ik zeker. Want nu mogen ze naar Narnia en ik ben alleen.
Het laatste wat ik hoor als alles weer zwart wordt is een brul.
Aslan!

Narnia; The EndWhere stories live. Discover now