Hoofdstuk 4; Lucy's Letter

305 17 0
                                    

Susan

Twee maanden. Zolang heb ik Lucy en Edmund al niet gezien. Vandaag gaan we met de boot naar Amerika. Eigenlijk ben ik best wel zenuwachtig. Zullen we wel veilig aankomen? Het duurt een week en dan zullen we in Amerika zijn. Mama is helemaal opgewonden. Het huis waarin wij hebben gewoond is al verkocht, tot zover mogelijk. Maar het is niet meer van ons. Onze meubels zijn ren week geleden al weg gebracht met een boot. En nu is het wachten tot een taxi ons ophaalt en naar de haven brengt. Ik zit op mijn koffer in mijn oude kamer. Het behang dat Lucy en ik samen uit hadden gekozen, is het enigste wat nog laat zien dat dit onze kamer was. Twee koffers dat is alles wat ik heb van mijn oude leven. Ik hoor buiten een toeter. "Susan" Peter komt met zijn hoofd om de deur. "We gaan" Ik knik en sta op en neem de koffers met me mee. Als ik in de deuropening sta, kijk ik nog één keer rond. Ik geef een zucht en draai me dan om en loop naar beneden. Mama staat helemaal opgewonden buiten. Ik loop de voordeur uit en meteen trekt ze hem dicht. Ze is net een klein kind die naar de dierentuin gaat. En ze heeft niet eens door hoe ze mij en Peter kwetst. En ik zie hem kijken. Ik ken mijn moeder niet meer. Ze heeft zich opgetut -en dat deed ze voor de oorlog helemaal niet zo- met lippenstift en een hoedje op. Een jas met een bontje. We hadden het vroeger best goed. Nu wel minder maar dat heeft iedereen, want het is oorlog. Want papa verdiende veel geld met zijn bedrijf.  Maar nu. Ze kleedt zich alsof ze de koningin is. "Schiet eens op Susan" zegt ze zeurderig. Ik versnel mijn pas en geef mijn koffers aan de chauffeur. Dan kruip ik achterin de taxi naast Peter. Mama doet de deur op slot en geeft hem aan de buurman. Dan huppelt ze naar de taxi en gaat voorin zitten.
Peter rolt met zijn ogen en ik snap hem helemaal. Moeten helemaal naar Londen en vanaf daar nemen we de boot naar Amerika. Het is niet heel ver rijden, een uurtje ofzo. De taxichauffeur zegt nog iets tegen mama en start dan de auto. Ik kijk nog 1 keer naar ons huis en dan zijn we de straat uit.

Na een uur rijden we Londen in. En overal waar je kijkt zie je huizen in puin. Ik ril en Peter legt meelevend een hand op mijn arm. Ik glimlach naar hem. "Wat fijn dat we dit nooit meer hoeven te zien he" zegt mama met een nep glimlach. Ik kan zien dat het haar pijn doet om Engeland te verlaten. "Mam" zeg ik. Ze draait haar hoofd zodat ze me aankijkt. "Ik wil nog even een brief posten bij het postkantoor. Voordat we gaan"
"Ja, doe maar" zegt ze en glimlacht. Ik glimlach terug in de hoop dat ik haar geruststel. Ze zegt het tegen de taxichauffeur en die knikt. Na vijf minuutjes zijn we bij het postkantoor. De taxichauffeur maakt aanstalten om uit te stappen, maar ik hou hem tegen en zeg dat ik zelf ga. Snel stap ik uit en ren het postkantoor in. "Hallo, ik wil deze brief graag op de post doen en wilt u voor me kijken als er nog post voor mij is" De vrouw achter de balie knikt en verdwijnt naar achter. Ze komt terug met twee brieven. "Voor Peter en Susan pevensie en voor Susan pevensie"
"Die zijn voor mij!" Zeg ik blij. Ik geef haar mijn brief en pak de anderen aan. Ik lees ze straks wel op de boot. Ik ga snel weer naar buiten, de taxi in. Dan rijden we naar de haven.

Narnia; The EndWhere stories live. Discover now