Hoofdstuk 10

17K 917 96
                                    

Ik loop hyperventilerend door de schoolgangen. Niet dat ik moe ben, zeker niet. Ik heb zoveel energie in me dat ik zelfs zin heb om van een gebouw af te springen. En nu, lijkt dat een heel goed idee. Want als Brandon gaat nadenken, als hij dat al kan, komt hij er heus wel achter.

Ik sta stil voor mijn lokaal en probeer mijn adem in orde te krijgen. Als het hyperventileren is overgegaan tot lichtelijk hijgen klop ik op de deur. "Binnen." krijg ik te horen.

Ik open de deur en alle gezichten zijn op mij gericht. Misschien omdat dat altijd gebeurt als iemand de klas binnenkomt, of natuurlijk omdat ik oprecht op een tomaat zal lijken nu.

"Waarom ben je zo laat, Alison?" zucht mevrouw de Wit. "Ik zag een gewond iemand en heb die naar de ziekenboeg gebracht." lieg ik. Een deel is natuurlijk waar. Maar ik heb die 'iemand' verwond, én ik heb die 'iemand' niet gebracht. Ik heb mezelf er naartoe gesleept.

Maar dat zijn gelukkig maar kleine details.

"Ga zitten." zegt ze streng. Ik doe wat ze zegt en ga naast Lydia zitten. Lydia klakt met haar tong. "Wat kan jij goed liegen, zeg".

Ik kijk haar vragend aan. "Ik was erbij, weet je nog? Ik zag hoe je hem hebt toegetakeld." grinnikt ze dat laatste. Ik kan niet lachen. Normaal wel, maar het voelt gewoon niet goed. Ik draai mijn hoofd weg en let op de les. Wat natuurlijk niet lukt omdat mijn hoofd steeds bij Brandon zit. Ik knijp gefrustreerd mijn ogen dicht om me daarna misschien weer te kunnen concentreren.

"Brandon, waarom ben jij ook al zo laat?" vraagt de stem van mijn lerares.

Fijn, ik begin ook al zijn naam te horen. Ik open vermoeid mijn ogen. Blijkbaar hallucineer ik ook want ik zie Brandon. En hij zit niet in deze klas. "Ik moest Alison op komen halen." Legt Brandon uit. Iedereen kijkt mijn kant op.

Ik knik met mijn gedachten op een hele andere plek terwijl ik opsta, en met kleine passen naar de deur loop. Ik ben zo in mijn eigen gedachten dat ik over mijn eigen voeten struikel en mijn gezicht met een harde klap op de grond valt. Ik kreun van de pijn op vooral mijn neus, en probeer overeind te komen. Wat niet gaat, aangezien ik duizelig word en een aantal zwarte vlekken zie. "Help haar naar de zuster!" roept mevrouw de Wit in paniek, niet wetend wat ze moet doen. Ik sta wankelend op. "Nee, nee. Het lukt me wel." glimlach ik naar haar. Ik loop wankelend naar de deur die ik nog maar net vast kan grijpen voor ik op de grond dreigde te vallen. Ik open de deur waar inderdaad een wachtende Brandon staat. "Alliso-" ik kap hem af. "Nu niet, Brandon" kreun ik terwijl ik me aan een kast vooruit duw. Ik voel pijnlijk aan mijn neus en ik zie dat er een aantal druppels bloed op mijn kleren zijn gevallen. Ik rol met mijn ogen. Typisch iets voor mij om te vallen vooraan een klas met dertig leerlingen, en dan een hevige bloedneus te krijgen.

"Laat me je helpen," probeert Brandon. Het gaat niet helpen als hij lief probeert te doen. "Nee, zeg ik toch." snauw ik terwijl ik vooruit strompel. "Je hebt al genoeg gedaan." snauw ik hem nog toe. Ik heb erg last va mijn humeur, op dit moment.

Ik ben nog maar een paar stappen verder als ik zijn arm om mijn middel voel. Hij slaat mijn arm om zijn nek en helpt me vooruit. Ik kan niks anders doen dan mijn mond houden en naar zijn gezicht te kijken. Zijn mooie kastanje bruine ogen. Zijn lange zwarte wimpers. Zijn perfect geschapen neus. En natuurlijk niet te vergeten zijn lippen. Zijn lippen die ooit op die van mij hebben gezeten. Voor een heel klein moment. Misschien moet ik op Google opzoeken hoe je iemand uit je gedachten kan verwijderen. Want ik geef het toe. Ik vind Brandon leuk. Enorm leuk. Ik zal het alleen toegeven aan mezelf. Niemand anders. Want mensen zijn niet te vertrouwen met informatie die je hele leven kan verwoesten. Hoe graag ik het iemand ook zou willen vertellen. Ik kan het niet. Want muren hebben oren. En die muren zijn ook wel de roddelende mensen op mijn school. Of een onschuldig meisje dat het aan haar vriendin verteld. Alles zou mogelijk kunnen zijn. Maar het enige wat ik zeker weet is dat niemand te weten mag komen dat ik gevoelens heb gecreëerd voor Brandon Jacobs.

"Volgens mij is ze wakker,"

"Ja, nu wel ja met je harde geroep. Ik dacht dat jongens zo als jij geen gevoel hadden? Klootzak."

"Wat is je probleem? Ik probeer alleen te helpen."

"Dit is allemaal jou schuld! Ze geeft het dan wel niet toe maar ze vi-"

Ik open mijn ogen en zie Brandon en Lydia staan. Lydia vangt mijn blik en stormt op me af terwijl ze begint te huilen. "Je... je viel weg... en.... ik wist niet wat ik moest doen." huilt ze. Ik wrijf geruststellend over haar rug. "Je was... nog een keer... " snikt Lydia. "We hoorden het nieuws in de kla..s... En ik ben meteen hier naar toe gekomen." ze huilt wat minder. "Het is misschien wat overdreven. Maar ik dacht dat je dood ging!" Ze huilt en lacht dan sarcastisch door haar tranen heen. "En dan zegt deze klootzak," ze wijst naar Brandon. "Dat hij alleen maar probeerde te helpen en 'niks wist van de drempel'" doet ze hem dat laatste sarcastisch na. "Het spijt me, oké." zucht hij gefrustreerd. Ik kijk naar Lydia. "Lydia, wil je ons alsjeblieft even alleen laten? Ik handel dit wel af." glimlach ik naar haar. Ze knikt en loopt de kamer uit nadat ze Brandon nog wat dodelijke blikken heeft toe gestuurd.

"Dus," begin ik maar. "Het was niet met opzet." mompelt hij. "Natuurlijk niet," zeg ik een beetje overdreven. Je kan niet goed aan mijn stem horen of ik het meen. Gelukkig maar want ik weet het zelf ook niet. "Luister," hij word serieus. "Ik heb hier niet de afgelopen vier uur met een scheldende Lydia lopen zitten omdat ik er niks om geef." maakt hij me duidelijk. Ik knik twijfelachtig. Lydia kan nogal angstaanjagend zijn als ze boos is.

"Ik moet je iets zeggen." zucht hij.

Bijna elk deel van mijn lichaam smeekt hem om te zeggen dat hij mij ook leuk vind, dat hij ook gevoelens voor mij heeft. Alleen mijn mond blijft stil en wacht geduldig af. "Ik ga je missen." mompelt hij als hij naar beneden kijkt. Ik frons. Dit kwam onverwachts. "Wat bedoel je?" vraag ik. Voor zover ik weet gaan we voorlopig allebei nergens naar toe. "Vraag het thuis maar." zegt hij terwijl hij ongemakkelijk heen en weer wiebelt op zijn benen.

Hij tilt zijn hoofd op en kijkt me recht in mijn ogen aan. Dit is het moment waar ik sinds de busrit al weer naar verlang. Dit is het moment waar ik sinds die tijd van droom maar toch nog wakker van lig. Hij kust me, voor de tweede keer. Nog voordat ik iets kan doen is hij alweer verdwenen. 

He loves me, crazy isn't it?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu