~Hoofdstuk 16~

59 9 0
                                    

Ik krijg het niet uit mijn hoofd, ik krijg het niet uit mijn lichaam.

Spanning vloeit door mijn ledematen, nestelt zich in mijn gedachten.

Ik slaap, maar heb het gevoel dat ik nooit meer wakker zal worden.

Ik wil nooit meer wakker worden.

Ik zou wel mijn ogen willen openen, als het dan weer twee weken geleden mag zijn.

Dan maar voor eeuwig zeventien.

Bevroren in tijd, maar verlost van mijn huidige situatie.

Ook al zou een leven zonder hem leeg zijn.

Pijnlijke leegte, zonder hem om het op te vullen.

Om mijn hart te vullen.

Ik zou dat niet aankunnen, zelfs als ik niet zou weten wat ik mis.

Zelf al zou ik hem nooit kennen.

Pijn zou mijn leven vullen.

Het zou erger zijn dan nu.

Want nu.

Nu heb ik hem.

Mijn droom-ik staart naar de pen in haar hand, de pen die net nog over het papier bewoog. Droom-ik weet dat ze slaapt. Droom-ik wil nog meer zinnen schrijven, maar de pen weet dat het genoeg geweest is en besluit geen inkt meer te geven. Droom-ik slaat het paarse schrift dicht.

Droom-ik is gevoelig, dat ben ik niet. Ik stop mijn gevoelens weg.

Droom-ik wil vluchten naar vroeger, maar dat kan niet. De realiteit is iets waarmee je moet leren leven. Daarom ben ik ik, en niet droom-ik.

Droom-ik lost op, ze bestaat alleen in mijn dromen. Ze is niet echt, ze is maar een verzinsel van mijn gedachten. Ik weet nu dat het bijna tijd is om terug te keren naar de realiteit, ik sluit nog een keer mijn ogen en geniet van de heerlijke rust van mijn droom.

~

Langzaam open ik mijn ogen, ze plakken aan elkaar van de hoeveelheid slaap dat zich erin verzameld heeft. De laatste flarden van mijn droom verlaten mij. Waarom moet het toch altijd zo zijn dat je je nachtmerries herinnerd, maar je dromen niet.

"Malia?"

Geschrokken kruip ik naar achteren in mijn bed, aan mijn voeteneinde staat een donkere gedaante. Het duurt maar kort voor mijn nachtzicht om te gaan werken. Het is Damon maar, die door het binnen sijpelende maanlicht nog bleker lijkt dan normaal.

"Wat doe je in mijn kamer midden in de nacht?" Mijn stem trilt lichtjes, maar niet van angst.

"Ik wou even kijken hoe het met je gaat, je zag er zo geschrokken uit vanmiddag." Er klinkt oprechte bezorgdheid door in zijn stem. "En ik kon toch niet slapen."

Ik schuif een beetje op in mijn bed en sla mijn rode dekbed opzij.

"Je kunt wel bij mij slapen, mijn ouders hebben toch beide nachtdienst vandaag. Kun je gelijk kijken hoe het met me gaat."

Damon kruipt naast me in bed. Het valt me op hoe koud hij aanvoelt, terwijl het buiten toch nog aardig warm moet zijn. Ik raap een fleecedeken van de grond af en leg die voorzicht boven op hem.

"Ik heb het niet koud hoor." Zijn wenkbrauwen gaan een beetje omhoog terwijl hij dit zegt.

Ondanks dat hij het dus niet koud heeft, laat hij de deken bovenop zich leggen.

InBloodWhere stories live. Discover now