31. Tot de kust veilig is

16 3 4
                                    




Brooklynn pov

Twee helder blauwe ogen bewegen heen en weer, haar wijsvinger steekt naar boven. "Waar wacht je op?" Ik trek mijn wenkbrauwen op. "Ik wacht op een teken dat de kust veilig is." Fluistert ze een stuk zachter dan ik, wat mij herinnert aan het feit dat we nog steeds ergens zitten waar we niet horen te zijn.

Tot de zon opkwam hebben we met onze ruggen onder de trap, tegen de bruine kast aan voor ons uit gestaard. Toen er zich een zonnestraal naast ons ontfermde werden we wakker, ook al hebben we nooit geslapen.

We baanden ons een weg naar het einde van de gang, waar we Yara voor het laatst hadden gezien. Op de een of andere manier was het donker een blokkade geweest om over de krakende vloer te lopen. De houten deuren met elk een identieke deurklink deden ons twijfelen. "Was het deze deur?" Ik legde mijn hand al boven op de zilveren klink. "Ik denk dat het deze was." Jacky legde haar hand op een andere deurklink. "Laten we ze allebei open maken." Jacky knikte zachtjes. "Drie, twee een..." Inmiddels was fluisteren geen prioriteit meer aangezien de deuren met een klap open sloegen.

Ik keek de kamer achter mijn deur in, "Hier niet." Zei ik tegen Jacky die haar kamer in keek. "Ook niet?" Ik beet op mijn lip. Toen ze haar hoofd schudde hebben we gelijk meer deuren open gedaan, "Jacky kom eens." Zei ik, toen ik de allerlaatste deur in de lange rij open maakte.

"Dat jongetje." Jacky stak haar hoofd om de hoek van de kamer, waar het jongetje prinsheerlijk in zijn dromen verbleef. "Wat doen we met hem?" Zijn dino dekbed en de duim in zijn mond waren de perfecte ingrediënten voor mijn glimlach. "Laten liggen natuurlijk." Jacky fronste haar wenkbrauwen en deed een stapje terug. "Moeten we hem ook niet redden?"

"Brooklynn, we weten niet eens of hij gered moet worden. Laat staan wie hij is." "Ik heb er een slecht gevoel bij om hem hier zomaar achter te laten." "Ik heb er een slecht gevoel bij om een wildvreemd kind te kidnappen." Jacky sloeg haar armen over elkaar. "Ik neem hem gewoon mee, bij mijn weten heet hij Evan." Ik liep de kamer binnen en schudde zachtjes zijn schouder heen en weer.

Zijn ogen stonden meteen wijd open, ik zette mijn kiezen op elkaar. Tot mijn grote verbazing zei hij: "Dus jullie willen toch televisie met mij kijken?" Ik grinnikte even. "Jij heet Evan toch?" Zei Jacky met een kleine zucht. "Ja." "Evan, wat doe jij hier in dit huis?" Ik keek hem aan. "Soms speel ik met lego, soms doe ik verstoppertje met..." "We bedoelen, is dit je huis, wonen papa en mama ook hier?" viel ik hem dan in de rede. "Oh, nee papa en mama wonen ergens anders. Ik weet niet waarom ik hier ben."

"Kom maar met ons mee, we gaan je papa en mama zoeken." Zei ik, en ik stak mijn hand uit. Een lachje verscheen op zijn gezicht en hij legde zijn kleine vingertjes in mijn hand. Jacky stond Met haar hand op haar voorhoofd gedrukt. "We hebben geen tijd te verliezen." Zei ik terwijl ik mijn blik afwendde van die van Jacky. Ik tilde Evan uit het bed en we liepen over de koude vloer de kamer uit.

"Laten we de zijuitgang nemen." Ik trok Jacky aan haar mouw. Zonder iets te zeggen volgden ze mij naar de andere kant van de gang om uit het huis te komen. Ik trok het kleine glazen deurtje open. "Een grindpad." Zuchtte ik. "Dit gaat pijnlijk worden." Jacky keek verslagen naar onze blote voeten. "Even doorbijten, kom Evan ik neem je wel op mijn rug." Ik hurkte tot ik twee armen om mijn nek voelde. Jacky sloeg het deurtje dicht. "Hier gaan we dan." Ze ademde nog een keer goed uit.

"Au au au au." jammerde ik toen de steentjes in mijn voeten staken. Jacky bewoog echter geruisloos over het paadje. De hoge populieren en de dichte struiken hadden we bijna gepasseerd, het voelde gek om buiten te zijn. "Waar gaan we heen?" Vroeg een stemmetje in mijn oor. "We gaan zoeken." Zei ik met mijn ogen nog steeds dicht geknepen.

"Waar ga je dan heen als je zoekt?" Vroeg hij. "Naar alle plekken waar je denkt dat datgene wat je zoekt kan zijn." Antwoordde Jacky. "Oh, ik denk dat papa en mama mij vergeten zijn." Zei hij. We stonden even stil, ik keek Jacky met een pruillip aan. "Waarom denk je dat?" Vroeg ik toen we weer verder liepen. "Ze zijn mij nooit komen zoeken." Zei hij, ik voelde zijn schouders op en neer gaan. "Misschien weten ze gewoon niet waar je precies zit." Zei Jacky.

En nog voor Evan antwoord kon geven klonk er een stem gevaarlijk dichtbij. We stonden net voor de struiken, ik liet Evan van mijn rug afglijden. We maakten ons snel klein en gluurden door de bladeren van de struik. "Ik moet hier even wat doen." Klonk een akelig bekende stem in onze oren. "Chris." Fluisterde ik. Jacky zweeg en keek rood opzij. Hij kwam de hoek om, muisstil zaten we achter de struik.

De steentjes werden gespleten onder zijn kolossale schoenen. Toen de deur achter hem dicht viel wachtten we tot het andere persoon waar hij tegen praatte uit beeld was. Snel renden we toen over het grote terrein. Het oude regenwater spatterde koud onder onze voeten.

Ik opende de eerste deur die ik zag. Haastig keek ik om mij heen, toen woof ik naar Jacky en Evan dat ze naar binnen moesten komen. We kwamen in een klein halletje met een kapstok. "We zouden nog flink geld kunnen verdienen als we de jas van een een of andere acteur zouden meenemen." Grinnikte ik. Jacky glimlachte zwakjes en gleed met haar rug langs de muur op de grond.

Nu zitten we hier al een half uur, Evan is in slaap gevallen tegen de muur aan. "Wat moeten we nou doen?" Ik kijk naar Jacky die nog steeds alert met haar ogen heen en weer beweegt. Opeens worden Jacky haar ogen groter, ik hoor het ook. Bonkende dreunen klinken heel dichtbij ons. "Oh." We deinzen achteruit als we in twee paar verontwaardigde ogen kijken.

DromenWhere stories live. Discover now