Hoofdstuk 56

7 0 0
                                    

Solène

Het doet zeer, maar het is niet ondraaglijk. Ik dacht dat het enger ging zijn. Desondanks klopt mijn hart als een bezetene.

Mia's vingers raken af en toe mijn nek aan. Ik concentreer me daarop. De aanrakingen zijn kort, bijna niet op te merken. Het gevoel dat ik er echter bij krijg is onmiskenbaar, dat kan ik niet over het hoofd zien. Het is zoals al haar aanrakingen, maar het lijkt alsof er dit keer meer warmte doorsijpelt en minder angst. Misschien is het omdat ze zo voorzichtig is, omdat ze me aanraakt als breekbaar porselein. Ik voel mezelf wegzakken. Ik denk dat ik tegen haar aanleun, maar ik ben niet zeker. Het warme tintelende gevoel overheerst.

Ik ben blij. Dit is misschien het gelukkigste moment in heel mijn leven. Het zou leuk zijn moest de tijd nu stoppen. Dat ik voor eeuwig en altijd in dit precieze moment met Mia kan blijven. Alleen wij tweeën.

Helaas voor mij is het leven me nooit goedgezind geweest. Het moment is razendsnel voorbij. Meestal gaat de tijd te traag – mijn hele leven lijkt een slow motion film. Net op dit dierbare moment besluit het om de verloren tijd in te halen.


Nesmiah

Uit het niets leunt de Zonnester tegen me aan. Ik ben nog aan het borstelen en dit maakt het me niet makkelijker. De houding waar ik mijn armen nu in moet houden is zo ongemakkelijk, maar ik vind het niet erg. Het is een teken dat ze zich op haar gemak voelt, dat ik tot haar ben door gedrongen. Zou ze me eindelijk volledig vertrouwen? Bij die gedachte voel ik mezelf stralen van geluk.

Ik wil niet dat het ophoudt, dus ik ga extra traag. Ik concentreer me op haar haren tussen mijn vingers, op haar gewicht dat tegen me leunt. Het is alsof we alleen op de wereld zijn. Niemand die ons lastigvalt, ons onderbreekt. We kunnen alle tijd nemen van de wereld.

Jammer genoeg - hoe traag je ook gaat - als je iets doet komt voortgang en voor ik het doorheb is iedere knoop uit Solène's haar. De eerder ruwe haren zijn zachter geworden. Ik kan natuurlijk blijven borstelen om dit moment te laten voortduren, maar mijn armen zijn een beetje stijf. In plaats van ze in de lucht te laten hangen zou ik ze veel liever om de Zonnester heen slaan. Dat zou pas knus zijn.

Ik stop dus met borstelen en ben dom genoeg om de aangename stilte die we tussen ons speelde te onderbreken. 'Ik ben klaar,' fluister ik.

Solène's lichaam schiet op (slechts een paar millimeters, maar toch).

Haar reactie maakt dat ik meteen spijt heb dat ik iets heb gezegd. Ik had nog langer van deze positie kunnen genieten. 'Je mag blijven liggen, hoor. Ik zal niet bijten.'

Mijn woorden werken averechts, want ze verwijdert zich juist nog verder van me. 'Wil je het resultaat zien?' vraag ik.

Verward kijkt ze me aan. Ze ziet er ietwat eleganter uit, nu haar haren niet naar her en der wijzen. 'Wat bedoel je?'

Ik reik naar mijn zak en haal er een handspiegel uit die ik samen met de borstel had meegenomen. Ik zwaai er mee. 'Wil je je spiegelbeeld zien?'

Een frons verschijnt op haar gezicht. 'Dat heeft geen zin.'

'Natuurlijk wel! Je haren zien er nu een pak beter uit. Ik wil dat je me prijst om mijn talent.'

De Zonnester maakt een trieste uitdrukking. 'Ik geloof je, maar...'

'Kijk je niet graag naar jezelf?' Mijn hart doet zeer van die gedachte. Zoveel mensen negeren Solène, zoveel mensen weten niet van haar bestaan af, de gedachte dat ze ook zichzelf zou negeren is pijnlijker dan wat dan ook. Dat zou betekenen dat letterlijk niemand om haar heeft gegeven de afgelopen jaren, zelfs niet zij. Zelfliefde is volgens mij cruciaal, misschien nog belangrijker dan naastenliefde. Hoe heeft ze al die jaren overleeft? Hoe langer ik haar ken, hoe groter het mysterie wordt.

Ze schudt haar hoofd. 'Ik heb geen...'

'Geen?'

'Spiegelbeeld. Heb ik niet.'


Solène

Ik heb nooit een spiegelbeeld gehad, zelfs niet toen mijn moeder er nog voor me was. Het is niet normaal, dat weet ik, maar niets aan mij is normaal, dus ik heb me daar niets van aangetrokken. Het feit dat iedereen over me heen kijkt houdt me veel meer bezig. Wat kan mij een spiegelbeeld schelen? Ik heb wel iets belangrijkers aan mijn hoofd.

Bovendien heb ik nooit begrepen wat iedereens fascinatie was met hun spiegelbeelden. Het zijn enge dingen. Die zwarte vage vegen geven me de kriebels. Waarom kijken mensen daar zo graag naar? Het antwoord daarop kreeg ik pas, toen ik boeken begon te lezen. Blijkbaar zien anderen die wezens niet, ze zien zichzelf!

In mijn jonge kindertijd heb ik ook eens getracht om hun aandacht te trekken. Ik was wanhopig. Toen bleek dat ook zij me niet aankeken, heb ik het naar mijn achterhoofd gesmeten. Ik wou toch liever aandacht van echte mensen.

Ik probeer dus reflecties te vermijden. Ze zijn niet aangenaam om naar te kijken.

Hopelijk vindt Mia het niet erg. Ik zou het vreselijk vinden als ze boos op me zou worden of als ze me zou beschuldigen van liegen. (Dat is een scenario dat af en toe voorkomt in boeken, wanneer het hoofdpersonage iets zegt dat normaal gezien onmogelijk is.)


Nesmiah

Eerst denk ik dat ze een grapje maakt, maar dan bedenk ik me dat we spreken over een meisje dat alles behalve normaal is. Het zou me niet verwonderen als ze de waarheid spreekt.

'Oh, dat is vervelend.' Ik weet niet wat ik anders moet zeggen.

Solène haalt haar schouders op.

'Vind je het erg als ik... Zou ik... Mag ik het zien? Of niet zien, of zoiets?' Het gebeurt niet vaak dat ik over mijn woorden struikel, maar het is moeilijk om een coherente zin te bedenken. Ik ben bang dat ze mijn vraag beledigend gaat vinden. Wie weet denkt ze nog dat ik haar niet geloof!

'Als je dat... dat wilt.'

Ik poseer de spiegel zo dat hij voor ons staat. Ik kijk erin en zie mezelf. Enkel mezelf.

Ik schuif mezelf nog dichter bij Solène en druk mijn wang bijna tegen die van haar. Ze is nergens te bekennen op de spiegel.

'Zie je?' vraagt ze.

Ik haal de spiegel weg en moet de neiging onderdrukken om hem in duizend stukken te slaan. Hoe is dit mogelijk? Zelfs spiegels negeren de Zonnester! Dit is onacceptabel. Waarom ben ik de enige die ziet hoe geweldig ze niet is? De wereld zou Solène tot haar koningin moeten bekronen, maar in plaats daarvan doet ze alsof de Zonnester niet bestaat. Ik ben nog nooit zo razend geweest.

'Spiegels zijn dom,' mompel ik tussen opeengeklemde kaken door. 'Mensen zijn dom. De hele wereld mag van mij ontploffen! Hoe durven ze! Hoe durven ze jou de rug toe te keren!'

Ik kijk Solène aan. Ze ziet er geschrokken, maar toch siert een glimlach haar mond. Ik moet ervan huilen. 'Hoe kan je nu lachen? Hoe hou je dit vol? De gedachte al dat je dit alleen moet meemaken maakt me kapot.'

De Zonnester begint te lachen. Echt te lachen. Luidop, met geluid en al. Haar beide mondhoeken staan hoger dan ik op haar gezicht voor mogelijk had gehouden. Ik heb geen idee wat er zo grappig is, maar wat het ook is; ik ben het dankbaar. Dit is het vrolijkst dat ik Solène ooit heb geweten.

'Ik...' Gelach. 'Ik ben niet...' Nog meer gelach. 'Ik ben niet alleen.' Ze valt me om de nek en haar gelach sijpelt mijn oren binnen. 'Ik heb jou.'

Solène lacht en ik huil, maar de zon lijkt me van binnenuit te belichten.

----------------------

Wauw, zo'n lang hoofdstuk. Ik heb mezelf overtroffen (al zeg ik het zelf). Begrijpen jullie nu waarom ik een scène als 'het borstelen van haren' heb geschreven? Het was een belangrijke gespreksopener. Het mysterie omtrent de Zonnester wordt beetje bij beetje onthuld...

Volgend hoofdstuk kom je te weten waarom Solène plots begon te lachen (zeg het me echter wanneer het onnatuurlijk lijkt, want ik wil dat de leeservaring vlot verloopt). 

Gisteren kreeg ik mijn eerste vijf sterren review voor WIS. Ben zo blij.

Het meisje waar niemand naar kijktWhere stories live. Discover now