Hoofdstuk 20

18 5 0
                                    

Aangepast hoofdstuk (volledig herschreven en totaal ander hoofdstuk dan wat er hiervoor stond). Ik heb besloten om in tegenwoordige tijd te schrijven in plaats van vt. Sorry voor het ongemak. Ik zal het in de toekomst, bij de vorige hoofdstukken aanpassen.

Solène

Ik sta in het midden van de Meir. Overal om me heen zijn mensen. Ze wandelen in tweeën en drieën, ze fietsen, ze komen in en uit de winkels. Ze zijn overal, maar niemand kijkt naar me. Ze gaan als een boog om me heen. Ik probeer de aandacht te trekken van een groep meisjes die samen aan het lachen zijn om een privégrap die ik nooit zal begrijpen. Ze negeren me. Telkens wanneer ik een stap naar hen toe zet gaan zij een stap achteruit. 'Alsjeblieft, praat met me,' schreeuw ik. Geen antwoord. Het is nutteloos. Ik zak op mijn knieën. De vloer is gemaakt van hout, merk ik op.

'Ah, daar ben je, Solène,' zegt een vage stem.

Ik kijk op. Het is mijn moeder. 'Mama!' Ik barst in tranen uit.

'Wees niet verdrietig. Dit is wie je bent.' Ze knielt zich voor me neer. Ze legt een hand op mijn schouders.

'Ik wil normaal zijn.' Ik geef mama een knuffel. Ze is zacht. Het geeft me een warm gevoel. Een gevoel dat ik al lang niet meer had gevoeld.

'Wie ben jij?'

Ik kijk op. Het was niet mama die zei. De persoon die ik vasthoud is Mia. Ik schiet achteruit. 'Wat doe jij hier?'

Mia kijkt me aan. 'Ik ben hier voor jou. Wie ben je?'

'Waarom wil je weten wie ik ben? Hoe komt het dat je me ziet?' Wanhopig kijk ik om me heen naar de uitgang. Nergens zie ik een deur. Ik zit hier vast.

'Ik weet het niet,' antwoord het meisje. Ze komt naar me toe. Ik wil wegvluchten, maar ik zit in de val. Er is geen uitweg.

'Blijf uit mijn buurt!'

'Dat gaat niet. De ruimte is aan het krimpen.' Ik kijk naar de muren. Ze komen inderdaad steeds dichter en dichter bij.

'Laat het stoppen!'

'Jij bent de enige die dat kan.' Ik kijk in verschrikking toe hoe ze haar hand naar mijn wang brengt.

'Raak me niet aan.' Ik wil haar hand wegkletsen, maar ik durf haar niet aan te raken. Als ik dat doe dan geraak ik nooit van haar af. Dan zal ze nooit weggaan.

Haar hand komt langzaamaan naar me toe. Het gaat zo traag, alsof ze zich niet door de lucht beweegt maar door modder. 'Ik zal bij je blijven tot je dood.'

Ik schiet wakker. Mijn hart bonkt tegen mijn borst. Verdwaasd kijk ik rond. De ruimte komt me niet bekend voor. Ik kijk naar de grond. Daar ligt een meisje te slapen op een matras. Haar lange bruine haar ligt verspreid over het kussen. Het is Mia. Ik bal mijn handen tot vuisten wanneer ik terugdenk aan mijn droom. Mijn nagels boren zich in mijn huid. De pijn helpt niet met het wegjagen van mijn onzekerheden. Ik moet hier weg vooraleer die rariteit wakker wordt. Ik weet dat ik altijd al iemand heb gewild die me niet negeerde, maar zelfs ik weet dat het niet normaal is om zomaar een wildvreemde in huis te nemen. Welk normaal persoon zou dat doen? Mia en die man die bij haar was zijn niet simpel. Mijn instinct zegt me dat ze gevaarlijk zijn. Dat als ik nu niet wegvlucht er iets ergs staat te gebeuren. Het was hetzelfde gevoel als toen ik Mia voor het eerst zag. In plaats van blij te zijn en me in de armen te werpen van mijn droompersoon rende ik weg. Ik voelde me vreselijk voor de weken die erop volgde. Ik wou dat ik toen niet was weggevlucht. Nu ben ik opnieuw in dezelfde situatie. Mia en die man hebben me eten en onderdak gegeven. Mia heeft me zelf getroost, toch voel ik die onweerstaanbare neiging om weg te lopen, zelfs al weet ik dat ik er spijt van ga krijgen.

Ik sla de dekens van me af. Ik heb al mijn kleren nog aan. Het enige wat ik nodig heb zijn schoenen en dan kan ik weg. Ik zie er geen staan in deze kamer. Ik sluip om de matras heen. De deur kraakt. Verschrikt kijk ik naar het meisje. Ze slaapt nog. Een sliert haar zit over haar ogen. Ik durf de deur niet te sluiten in vrees dat hij weer zal kraken. Ik ga zo snel als ik durf door de gang. Gelukkig hebben de meeste huizen een simpele indeling en is de weg naar buiten snel te vinden. Wanneer ik langs de keuken kom hoor ik stemmen. Het is die ene jongen die gisteren met Mia stond te kibbelen en een meisje dat ik nog niet eerder heb gezien.

'Ik denk dat we camera's kunnen plaatsen,' zegt het meisje.

'Camera's? Meen je dat?'

'Ja, dat is het minst opvallend. Als we de hele dag aan hun schouders hangen zou het hen opvallen, nietwaar?'

'Maar... dat kunnen we toch niet maken?' zegt de jongen.

'Waarom niet?'

'Dat is moreel niet correct.'

'Ik snap niet wat jouw probleem is. Jij was toch degene die zich zo graag aan de regels hield? Jij bent degene die me altijd zegt om onze orders niet in twijfel te trekken, dat het gaat om onze toekomst. Waarom doe je plots zo moeilijk? Ik dacht dat ik de rebel was en jij het perfecte Familielid.'

'Ik weet het, maar ze hebben ons nog nooit eerder gevraagd om hen te bespioneren.'

'Ik zie niet in waarom je je zoveel zorgen maakt om een stel Bannelingen. Je maakt het jezelf veel te moeilijk.'

'Kunnen we echt Boodschappers worden?'

Het meisje zegt zo goed als onmiddellijk: 'Ja'.

'Wat hebben ze gegeven als garantie?'

Het is een aantal seconden stil vooraleer ze antwoord geeft. 'Voor zover ik weet moeten ze daar geen garantie voor geven.'

'Fout. Ik wist wel dat je loog. Gisteren heb ik...' De jongen zijn zin wordt abrupt onderbroken wanneer hij voetstappen op de trap hoort.

Ik kijk om en zie de jongen met het Zicht op me af komen. Hij kijkt me rechtstreeks aan. Zijn ogen boren zich in de mijne. Even heb ik het gevoel dat hij de jager is en ik het prooi. Ik durf niet te ademen. Ik durf niet te bewegen. Ik blijf doodstil staan. De jongen lacht en het moment is voorbij. Mijn hart klopt weer. Mijn longen verwerken de lucht. De angst echter verdwijnt niet. 'Goedemorgen,' zegt hij tegen mij.

Ik deins achteruit waardoor ik tegen de deur bots die naar de keuken leidt. De deur stond op een kier en door mijn gewicht zwiert hij open. Ik val op de grond.

'Senan,' zegt het meisje. 'Ben je boos ofzo?'

De angstaanjagende jongen zijn attitude lijkt van het ene moment op het andere totaal te veranderen. Zijn schouders zakken in elkaar en de gevaarlijke blik wordt omgeruild voor een van onschuld. 'Nee... Helemaal niet,' zegt Senan zacht met zijn blik gericht naar waar ik lig. 'Ik struikelde per ongeluk waardoor de deur openvloog. Het was niet mijn bedoeling.'

Zijn uitstekende acteerwerk bezorgt me de kriebels. Ik moet hier weg.

'Is Nesmiah al wakker?' vraagt het meisje met overduidelijke minachting in haar stem.

'Ik geloof van niet,' fluistert Senan. Hij staart me rechtstreeks aan. Hij weet dat ik wou wegglippen en het ziet er naar uit dat hij dat niet wilt. 

Het meisje waar niemand naar kijktWhere stories live. Discover now