~ 27 ~

306 32 10
                                    

"Waar blijft hij?" Roep ik gestrest. "Ik weet het niet", zucht Finn. Ondertussen is de brandweer al aangekomen, en roept nu tegen iedereen om naar buiten te gaan. Een brandweerman loopt naar ons toe, en zegt wat in een vreemde taal. "We spreken Engels!" Zeg ik angstig. "Oh, sorry", zegt hij. "Maar jullie moeten nu naar buiten. Dit gebouw gaat instorten". "Nee!" Roep ik. "Leo en Jezz zijn nog boven!" "Wat? Wie?" Roept de man. "Onze vrienden! Ze zijn op de bovenste verdieping!" Ik huil bijna. "Oké, meisje, ga naar buiten, en wij redden je vrienden wel". "Schiet op..." Stamel ik. Lauren pakt me bij mijn schouders en trekt me langzaam naar achter, mee naar buiten.

We staan met grote ogen te staren naar het brandende gebouw. Overal staan mensen, die in het hotel zaten en ramptoeristen. Er klinkt een luid gekraak, en plots stort er een deel van het gebouw in. Ik slaak een gilletje. "Rustig maar..." Sust Cat, en ze komt naast me staan. "Leo en Jezz redden zich wel. Het zijn helden..." Ineens komen alle brandweerlieden naar buiten rennen. "Nee!" Roep ik. "Jullie mogen niet stoppen met zoeken!" "Het spijt me, meisje", zegt een vrouw. "We kunnen niet meer naar binnen. Dit gebouw kan elk moment instorten..." "Maar onze twee vrienden zijn nog binnen!" Schreeuwt Lauren. "U kunt ze toch niet aan hun lot overlaten?" Ze klinkt furieus. "Het spijt me..." Zegt ze vrouw, en dan rent ze terug naar de andere brandweerlieden. Verslagen blijven we achter. "Ik ga erin", zeg ik, en ik zet een stap naar voren. Cat grijpt mijn schouder. "Nee, Ava!" Zegt ze hartstochtelijk. "Het spijt me", zeg ik, en ik ruk me los. "Ava!" Roept de rest, maar ik luister niet. "Hey, meisje, dat kan je echt niet doen!" Zegt de vrouw van net. "Oh, ik doe het toch?" Roep ik terug. Ik smijt de deur open, en ren de lobby in. Het vuur is overal, en er hangt een dikke rookwolk in de lucht. Ik begin luid te hoesten, maar zak door mijn hurken. Laag bij de grond is er geen rook! Ik kruip wat in het rond. Het trappenhuis... Die moet ik vinden. Achter me hoor ik de lobby deuren open gaan. "Meisje! Nu naar buiten komen!" Roepen wat stemmen. De brandweerlieden. No way dat ik terug ga. Hebbes, hier is het trappenhuis... Ik duw de deur open. Tot mijn verbazing zijn er nog relatief weinig vlammen hier. Ik haal diep adem, en zo snel ik kan ren ik naar boven. De bovenste verdieping... Dat is de vijfde. Ik ren, en ren. Verdieping 1 is vol met vlammen, daar ren ik snel langs. Als er ongeveer bij de derde veel gekraak klinkt slaat mijn hart een slag over, maar de boel stort niet in. Ik ren, en ren. Mijn borst steekt, maar ik negeer het. Ik zal en moet Leo en Jezz redden! Eindelijk kom ik aan op de vijfde verdieping, waar de vlammen wel laaien. Ik wil hijgen, maar ik houd me in, ik probeer namelijk de rook in mijn longen zo veel mogelijk te vermijden. "Le..." Ik val kuchend neer. Schreeuwen heeft geen zin... Dan krijg ik alleen maar rook binnen. De gangen staat er vol mee, en hier en daar dansen de vlammen wilt in het rond. Sommige muren zijn half ingestort. Ik blijf zo dicht mogelijk bij de grond, en kruip vooruit. "Leo!" Roep ik. Hier laag lukt het wel. "Jezz!" Ik hoor plots van de ene gang luid gekuch komen. Dat moet ze zijn! Ik sta gewoon op, en ren erheen. Ik wapper de rook weg, en probeer niks in te ademen. "A.. Ava?" Een schorre, zachte stem klinkt van het einde van de gang. Ik blijf maar rennen, ontwijk de vlammen... Dan zie ik ze. Leo staat vol in het vuur, en trekt aan Jezz haar arm. Ze zit vast! Ik zak weer naar beneden. "Jezz!" Roep ik. Ze heeft haar ogen gesloten. Leo kijkt me angstig aan. "Ze zit vast!" Zegt hij schor. "De boel gaat zo instorten!" Roep ik. "We moeten gaan!" "Maar Jezz dan?" Zegt hij. Zonder iets te zeggen kruip ik naar hun toe. Jezz ligt half onder het puin van een stuk ingestorte muur. Ik grijp haar andere arm. "Trekken op drie", zeg ik fluisterend. Ik voel mijn longen al, ze willen zuurstof... Maar die is hier amper. "Één..." Ik zet me schrap. "Twee..." Leo kijkt me bemoedigend aan. "Drie!" Met alle krachten die ik heb trek ik zo hard mogelijk aan haar arm. Langzaam maar zeker komt ze los van het puin. "Bijna..." Zeg ik zacht. "Nog een stukje", zegt Leo. We trekken, en trekken, maar ze komt niet onder die laatste steen vandaan. "Shit!" Roept Leo, maar iets te hard. Hij valt kuchend neer. Hopeloos blijft hij liggen. Ik houd het ook niet meer uit, en ga naast hem liggen, waar ik weer kan ademen. "Ik ga die steen weghalen", zeg ik. Ik sta op, en duw met alle kracht er tegenaan. "Wij helpen je!" Hoor ik achter me. Ik kijk om. "Lauren! Cat! Finn!" Roep ik. "Waarom..." "We helpen elkaar, remember?" Zegt Lauren. Ik glimlach. Met z'n allen duwen we tegen de steen. "Duwen!" Roept Finn. Ik val hoestend neer. "Sorry..." Zeg ik schor. "Het maakt niet uit", zegt Finn. "Ze is los!" Roept Cat. "Leo..." Hijg ik. "We gaan". Leo staat moeizaam op. "Ik pak haar wel", zegt hij. Hij neemt Jezz in zijn armen. "Lukt dat?" Vraag ik. Hij knikt, maar ik zie dat hij het moeilijk heeft. Dan klinkt er een verschrikkelijk gekraak. "Go, go, go!" Roept Lauren. "Deze plek gaat instorten!" We rennen met z'n allen naar het trappenhuis. Waar is een kind van Poseidon als je die nodig hebt? Ik ren, en ren... Leo is iets langzamer, met Jezz in zijn armen. "Kom", zeg ik, en ik ga naast hem lopen. "Het lukt je..." We duiken de lobby in. "Ik zie niks!" Roept Finn, die voorop loopt. Shit, de rook heeft de hele plek donker gemaakt. "Laat mij..." Kuch ik. De rook vult mijn longen, maar ik weiger te hoesten. Ik concentreer me, diep. Ik open mijn handen, en... Een lichtstraal schijnt eruit. "Thanks, zonnekind", grinnikt Finn. Ik glimlach. Ook al is hij verschrikkelijk tegen Lauren geweest, hij is wel super aardig, en zeker nodig voor deze missie. Ik ren nu voorop, en schijn naar de deur. "Daarheen!" Roep ik. Iedereen rent langs me naar buiten. Zodra de deur openvalt beginnen ze luid te hoesten. Ik ga als laatste, en stop het licht. Ik duik de buitenwereld in, en haal diep adem. Ook ik krijg een hoestbui. Alle mensen beginnen te roepen en te juichen. We hebben het gered... Een paar ambulance mensen rennen naar ons toe. "Kom maar", zeggen ze, gelukkig in het Engels. We lopen de wagen in. Twee mannen helpen Leo met Jezz op het bed leggen, en wij ploffen allemaal neer op een paar stoeltjes. Mijn hele haar is zowat zwart van het roet. "Iedereen oké?" Vraagt een van de mannen aan ons. We knikken. Ik heb wel een minimale brandwond op mijn onderarm, maar die genees ik zo door alleen even dat lied te zingen. Jezz daarentegen is alles behalve oké. Haar ogen zijn nog steeds gesloten, op haar armen heeft ze een paar brandwonden, en haar shirt is rood van het bloed van de wond waar dat puin is opgevallen. Haar ogen zijn nog steeds stijf dicht, dus dat beloofd niet veel goeds... De mannen zeggen wat tegen elkaar, kijken ons vragend aan, en dan knikken ze. "Jullie moeten even de wagen uit. We gaan jullie vriendin even... Behandelen. "Wat?" Roep ik. "Nee, dat mag niet!" Ik zou haar eigenlijk moeten behandelen... Één keer dat lied zingen en ze is zo genezen! "We mogen toch wel bij haar blijven?" Vraagt Lauren. De mannen schudden van nee. "Ik heb mijn leven gewaagd voor haar!" "Dat is niet slim van je, erg nobel, maar niet slim!" Zegt de man. Hij zet dreigend een stap dichterbij, en dan ziet hij mijn brandwond. "Je bent gewond", zegt hij. Ik word rood. "Het maakt niet uit", zeg ik. Hij komt dichterbij, en bestudeerd mijn arm. Mijn andere arm, waar mijn armband omzit, houd ik strak achter mijn rug. Nu kijkt de man mij aan. "Ik kan je even onder narcose brengen en je nu behandelen..." "Nee!" Roep ik. Nu kijkt hij me geïrriteerd aan. Hij stopt plots, en blijft naar me staren. Voor een kort moment dacht ik dat hij iets ging zeggen, maar dan piept een apparaat plots. "Jezz!" Slaakt Cat uit. Haar borst gaat hevig op en neer. De andere man roept iets. "Nu weg!" Roept de ene. Ik negeer hem, duw hem aan de kant en ren naar Jezz. "Cat, pak de mist", zeg ik. "Mist?" Vraagt de ambulance broeder. Ze kijken elkaar ernstig aan. Het boeit me niet. Ik leg mijn handen op Jezz haar rug, en begin te zingen. Vreemd genoeg ken ik het lied nog.

"Heal Ti échei pli̱go̱theí,
Alláxte to schediasmó moíres,
Só̱sei ó, ti échei chatheí..."

"Férte píso̱ af̱tá pou kápote í̱tan to dikó mou,
af̱tó pou kápote í̱tan to dikó mou..."

Verbaasd kijk ik om. De ambulance man, hij doet hetzelfde. Geschrokken laat ik mijn handen los van Jezz haar rug, die al begint te helen. "Jij..." "Jij!" Roept hij. "Dit is grows", zeg ik. "Zusje", zegt hij. Vol ongeloof kijk ik naar de rest. "Halfbloeden", zegt de ambulance man. "Griekse. Jullie zijn allemaal halfbloeden! Ik ben Paul, zoon van..." "Apollo", maak ik af. "Ava. En hetzelfde". We kijken elkaar aan alsof we aliens zijn, en dan draaien we ons weg. "En ik ben Bart. Zoon van Hermes", zegt de andere man. "Wat?" Stamelt Leo. "Jullie zijn..." "Ook halfgoden ja", zeggen de ambulance broeders. "Nederlandse. Maar wat doen Amerikaanse tiener halfgoden hier? Moeten jullie niet naar je kamp in New York?" "We zijn op zoek naar Demeter's magische fluit", zegt Lauren. "Wat?" Zegt Bart. "Jullie gaan de onderwereld in?" "Lang verhaal..." Zeg ik. "Maar er is iets mis op Olympus. Zes goden zijn gevangen, zes verdwenen". Bart en Paul kijken elkaar geschrokken en nog ernstiger dan eerder aan. "En er was een profetie. Tegen mij. Een held gaat de boel redden, als dat lukt... Met vier aan zijn of haar zij... Maar er moet een offer gemaakt worden, of zo... Het is allemaal erg onduidelijk". "Maar dat..." "Is verschrikkelijk!" Maakt Bart Paul af. "En als we er niet op tijd zijn, en alle goden gevangen zijn... Dan word de wereld vernietigt", ga ik verder. "Maar als jij de profetie hebt gekregen, hoe moet je dan weten wie die held is?" "We moeten de goden langs gaan. Zozo een weet wie het is. Maar eerst naar de onderwereld... We moeten een vriend redden". Ineens schiet Jezz overeind, al hoestend en kuchend. "Jezz!" Roep ik. Ze kijkt verward om zich heen. "Wat... Wat is er gebeurt?" "Er was een brand. Jij was bijna dood, Leo probeerde je te redden, het lukte niet... Wij kwamen je allemaal redden, het lukte, je was aan het doodgaan, ik... En hij daar", ik wijs naar Paul, "heelde je". "Wat? Hun zijn..." "Ook halfgoden, ja..." "En jij redde me?" "Apollo voordeeltje..." Ze kijkt me een tijdje bedenkelijk aan. "Dankje, denk ik", zegt ze dan. Ze kijkt nu weer naar de rest. "Hoe kwam de brand?" Vroeg ze. "Leo kreeg een nachtmerrie..." Zegt Finn. Leo word weer rood. "Heb jij het vuur veroorzaakt?" Vraagt Bart. "Zoon van Hephaestus, he?" Zegt Paul. Leo knikt. "Sorry, ik..." "Kan gebeuren", grinnikt Jezz. "En bedankt voor het redden". Leo word alleen nog roder, en draait zijn hoofd weg. "Wij moeten de fluit gaan zoeken en weg hier", zegt Finn vastberaden. Jezz springt van haar bed. "Laten we gaan". "Hoho", zegt Paul, en hij gaat voor de deur staan. We kijken hem angstig aan. "Succes. En red Olympus", zegt hij met een lach. "Jullie kunnen het", zegt Bart. "Oh, en de fluit? Ik zal wat meet gaan kijken bij... Delta gebied. Maar niet de Delta werken zelf. Maar iets... Daar dichtbij. Dat is alles wat we gehoord hebben van die bosnimf die de fluit ging verstoppen". "Daar snap ik geen reet van", zeg ik. "Jullie moeten gaan", zegt Bart. "Succes, zusje", zegt Paul. "Nog steeds grows", zeg ik, en we stappen de ambulance uit. Het gebouw is helemaal ingestort, en de groep starende mensen staan er nog steeds. "Kom, weg hier", sist Finn. We lopen allemaal hem achterna. "Waar gaan we heen?" Vraag ik. "Geen idee", antwoord hij. "Het is half drie..." Zucht Lauren. "Laten we maar een mooi grasveldje gaan zoeken om te slapen, en dan zoeken we morgen uit wat dat Delta gebeuren is. Met een beetje geluk zijn we morgen avond alweer in ons eigen land..."

Daughter of the sun (ONDER CONSTRUCTIE)Where stories live. Discover now