~ 17 ~

382 46 22
                                    

De man rent recht op Leo af. "Hallo Hephaestus kind!" Zegt hij met een psycho smile. Ik duik naar voren en steek het zwaard door zijn borst. Hij is afgeremd, maar niet verslagen... "Oh, Apollo gaat zich er ook mee bemoeien?" Nu duikt hij op mij af. "Aaaah!" Roep ik, en ik ren weg. "Leo, Finn, doe wat!" Ik struikel vol over een tas heen. "Au..." Het monster komt dichterbij, en...

Ineens zakt hij door elkaar.

"Sorry!" Roept het meisje vanuit het raam. "Cat! En Lauren!" Roep ik blij. Snel laat ik mijn zwaard weer een bandje worden. "Nadeel van schaduw reizen. Je weet nooit wat voor een duistere dingen meereizen", zegt ze. "Wat doen we nu?" Vraagt Leo verbaasd. Lauren knielt naast Finn, die blijkbaar nog kapot is van het schaduw reizen. "Mist", zegt Cat. Ze pakt een flesje uit haar zak en spuit het door het hele lokaal. De andere kinderen kijken even duf, maar dan zijn ze weer bij. "Let's go, voordat er meer mensen komen", zegt Lauren. "Kan je staan?" Vraag ik aan Finn. "Ja, het is gewoon een beetje vermoeiend, dat schaduw reizen", zegt hij grinnikend. We rennen gelijk de school uit. "Dus... Dat was?" "Weer zo'n zombie man, net zoals in de trein", zegt Finn. "En nu?" Vraag ik. "Deze plek is koud, en duister..." De hele lucht is gevuld met wolken, geen zonnestraaltje te bekennen. "Oh, eh, jongens?" Zeg ik voorzichtig. "Ik moet jullie nog iets vertellen..." Ik vertel de rest over mijn droom. "Damn, dat is wel eng", zegt Leo. Ik knik. "We moeten Olympus wel redden!" Zegt Lauren. "Kom op, we zijn klaar om te strijden!" "Laten we die fluit nou maar eerst gaan zoeken", zegt Cat. "Oké, hoe?" Vraag ik. "Ik weet het niet!" Roept Cat. "Misschien..." Zegt Finn. "Misschien wat?" "Leo, geef me je mobiel eens..." Leo pakt zijn mobiel en geeft het aan Finn. "Kijk", zegt hij. "Demeter's fluit. Eens kijken, goddelijk hout, bla bla bla... Saters, nog meer gebla... Halfbloed! Hier, een halfbloed van Demeter zal zich aangetrokken voelen tot de fluit, vanwege het luide geluid wat eruit komt, alleen hoorbaar voor haar kinderen!" "Dus we moeten een Demeter kind hebben?" Vraagt Lauren ter bevestiging. "Blijkbaar", zegt Finn. "En nu?" Vraag ik. "We gaan toch niet helemaal terug naar het kamp, toch?" "Nee", zegt Lauren. "We gaan hier een halfbloed zoeken. Ik kan met mijn blik kijken". Ik vlieg haar om de armen. "Super bedankt!" "Geen probleem", zegt ze glimlachend. "Zullen we wel even weg hier?" Vraagt Leo, wijzend naar de school. "Laten we maar wat naar het zuiden gaan", zeg ik. "Ik zie daar namelijk een trein station". We zijn het er allemaal mee eens, en lopen richting het station.

"Hier er al uit?" Vraag ik, als we in de trein zitten, en die stopt bij het eerste station. "Laten we dat maar doen, dit dorpje hier is erg rustig", zegt Finn. We stappen uit en rennen de trap op, de brug over, de trap weer af, en zo staan we voor een onbekend, koud dorp zonder enige zon. "Jongens", zeg ik vermoeid. "Kunnen we één dagje even rusten? Ik ben kapot. En ik wil zon". "Ik vind het prima", zegt Lauren. De rest knikt ook. Ik plof neer op een klein stukje gras. "Kunnen we niet eten gaan kopen of zo?" Vraagt Leo. "Daar zo is volgens mij een winkelcentrum", zegt Finn, en ik sta op. "Kom", zeg ik. "Laten we maar snel gaan. Ik denk dat we vanavond in de buitenlucht moeten gaan slapen..." "Ah, lekker bevriezen!" Klaagt Lauren. "Volgens mij is daar een soort klein hotel", zegt Finn, en hij wijst richting het dorp. "Prima. Eerst eten", zeg ik. We lopen langzaam naar het winkelcentrum. Ik gaap. "Ha, nu heb je geen zon meer, hè Ava?" Grinnikt Leo. Ik werp hem alleen een geïrriteerde blik. "Hier, heb je nog wat warmte", zegt hij, en hij ontsteekt een vlammetje. "Dude!" Roept Lauren opvliegend. "Niet hier!" "Sorry", stamelt hij, en hij laat het vlammetje snel weer verdwijnen. Terwijl we doorlopen richting het centrum staar ik naar mijn handen. Dat licht-reizen... Dat was té eng. Kan ik nu ook lichtstralen maken? Ik gluur naar Lauren, die druk in gesprek is met Finn. Ik moet het weten. Ik open mijn handen, en steek ze in de lucht. Concentreer... "Whaaaa!" Ik gil het uit, als er een felle lichtbol uit mijn handen schiet. De andere duiken op de grond, en Lauren trekt uit instinct al haar wapen. "Wat the heck was dat?" Zegt Leo angstig. "Sorry..." Stamel ik. "Ik maakte een lichtbol". "Wow. Awesome!" Zegt hij. "Net als Anthony", zegt Finn bedenkelijk. "Ah, Ava, maak het alsjeblieft hier even wat lichter!" Zegt Cat. "Nee, nee..." Zeg ik. "Niet nu..." Zonder nog iets te zeggen loop ik door. Ik staar naar de grauwe lucht. Kleine regendruppeltjes laten zich sierlijk uit de lucht vallen, en landen op mij. Ik ril. "Koud?" Vraagt Cat, als ze naast me komt lopen. "Ja", zeg ik, en ik houd mijn handen voor mijn mond. "We gaan zo snel mogelijk een hotel zoeken, geen zorgen", zegt ze. Ik glimlach. Cat is echt een goede vriendin geworden in een korte tijd. "Dus..." Zeg ik voorzichtig. "Nico hè? Denk je dat... Dat hij me überhaupt kan vergeven?" "Dat ligt eraan hoe hij je vindt", zegt Cat. "Mag hij je wel? Dan kan je hem bijna alles maken. Maar als je op het randje balanceerde kan je het nu wel heel erg verpest hebben voor jezelf..." Ik begraaf mezelf nog dieper in mijn jas. Geweldig, Ava. Goed gedaan. We lopen het centrum in. Overal wandelen mensen, jong en oud. Niemand die zich wat aantrekt van het verschrikkelijke weer. "Kijk, een supermarkt", zegt Leo, en hij wijst naar een winkel. "Let's go", zeg ik, en ik loop erheen.

"Ik heb wat brood", zegt Lauren, en ze gooit een pak in de kar. "Flessen water en cola", zegt Cat, en ze legt het er rustig in. "Snoep!" Roept Leo, en hij smijt een paar zakken in de kar. "Leo!" Roept Finn. "Daar hebben we geen geld voor!" Hij kijkt beteutert. "Één zakje dan?" Finn knikt. Hij staart een tijdje naar zijn verzameling, en maakt dat eindelijk zijn keuze. "Oké, volg mij, en doe normaal! Geen vreemde halfgod praktijken!" Zegt Finn. "Dus niet dit?" Zegt Leo, en hij opent uitdagend zijn handen. "Nee!" Roept Finn, en hij springt op Leo af. "Yo, dude, relax!" Grinnikt hij. "Grapje". Finn zucht, en loopt weer naar de kar. "Oké, volgens mij hebben we alles. Let's go". Hij loopt richting de kassa. Ik kom naast Lauren lopen. "Hij is echt de leider van de groep", zeg ik. Lauren knikt. "Kleine controlfreak", zegt ze. "Hij zorgt wel voor ons", zeg ik. "Ik bedoel, als Leo de leider was kochten we nu vierentwintig zakken snoep". Lauren grinnikt. "Dat is waar". We sluiten aan achter de rij. "Ik heb wat geld, maar als we dat nu gaan gebruiken is wel alles op", zegt Finn. "En dat hotel dan?" Vraag ik. "Hotel meegerekend bedoel ik", zegt hij. "Oké, laten we dan maar snel gaan, het word pittig donker", zeg ik, en ik wijs angstig naar de lucht. "Sinds wanneer ben jij zo'n angsthaas?" Grinnikt Lauren. "Ben ik niet!" Roep ik. "Ik ben alleen bang voor vliegtuigen, donker, clowns, kleine ruimtes en liften..." Ik kijk beschaamd naar de grond. Ik ben echt bang voor veel! Maar dat mag niet, ik ben nu een halfbloed. Geen angst. De vrouw achter de kassa zegt wat in een onverstaanbare taal, en Finn antwoord. "Sinds wanneer kan Finn Nederlands?" Sis ik richting Lauren. "Hij heeft de hele vliegreis geleerd uit z'n boekje, en nu weet hij het al omdat... Nou ja, talent van z'n moeders kant", zegt Lauren. "Totdat hij in slaap viel met dat ding op zijn hoofd. Mega schattig". Ik dwing mezelf om een klein glimlachje te uiten, maar van binnen voel ik me weer verdrietig. Finn geeft wat briefjes met vreemde bedrukking aan de vrouw, die hem wat terug geeft. We proppen alles in de tas, en lopen naar buiten. "Aghr! Regen!" Roep ik. "Welkom in Nederland", zegt Leo met een depressieve ondertoon. "Die kant op", zegt Finn, en hij wijst naar de weg. Zonder iets te zeggen lopen we er heen. Overal waar ik kijk is regen en duisternis. Ugh. Mijn handen tintelen om wat licht te creëren, maar ik houd me in. Het is een beetje lastig te verklaren, als een meisje ineens licht uit haar handen schiet. Nog even wachten dus. "Hier is het", zegt Finn na ongeveer een half uur lopen. Het hotel is amper een hotel. Je kan het eerder een reusachtig Bed 'n Breakfast noemen, met een restaurant eronder. Het is binnen gelukkig een stuk warmer, merk ik zodra we naar binnen stappen. Ik plof neer op een stoel. Mijn benen doen pijn van een vreemde dag en veel lopen... Finn begint gelijk te praten met de man achter de balie. Ik volg er niks van. Hij kijkt ineens een beetje bezorgd, en hij verheft zijn stem. Mijn hart begint sneller te kloppen. "Finn, wat is er?" Vraag ik voorzichtig. "Alles zit vol..." Zegt hij balend. "Shit", zegt Leo. "Is er echt niks meer?" Vraagt Cat. Lauren kijkt geïrriteerd voor zich uit. Finn praat weer met de man. "Hij zegt dat er een camping is, op een kwartier loop afstand", zegt hij. "Nog een tijd lopen?" Kreun ik. "Mijn benen zijn kapot..." "We moeten toch wel ergens slapen?" Zegt Cat. "Klopt..." Stemt Finn in. "Het is negen uur", zegt Leo. "Het word al donker. Vergeten wat er komt als het donker is?" Ik kijk hem onbenullend aan. "Monsters!" Zegt hij. Ik kijk angstig om me heen of andere mensen ons hebben gehoord, maar de man achter de balie kan blijkbaar geen Engels, want hij besteed geen aandacht aan ons. "We doen het", zegt Lauren. "Dat word rennen!" Zegt Leo. Hij kijkt nu naar mij, hopend dat ik ga zeggen dat ik niet wil, maar ik blijf stil. "Het is of dat of in de koude buitenlucht slapen! Bovendien, er zijn hier veel minder monsters. Minder halfbloeden, minder monsters", zegt Lauren. "We doen het", zeg ik. Cat knikt. Leo trekt een bezorgt gezicht. Finn praat nog wat met de man, en dan lopen we weer naar buiten. "Volg mij maar", zegt hij. "Als we doorlopen gebeurt er misschien niks..." En we stappen de kille duisternis in...

Daughter of the sun (ONDER CONSTRUCTIE)Where stories live. Discover now