~ 16 ~

424 47 39
                                    

"Dus", zegt Leo, als we bij de andere zitten. "We worden nu gezocht door dat kind en d'r broertje..." Hij krabt ongemakkelijk aan zijn hoofd. "Ah..." Kreunt Lauren. "En nu?" "Het maakt niet uit", zegt Finn, en hij kijkt op uit zijn woordenboek Nederlands. "Zolang niemand dat bandje eraf rukt is er geen enkel probleem..."

We hebben een probleem. We staan nu voor de douane, om alvast naar de terminal te gaan, maar we moeten eerst door een poort, en dat betekend alles af doen, inclusief armbandjes. Met een kloppend hart kijk ik hoe Lauren zonder problemen onder het ding doorloopt. Cat staat al aan de andere kant. "Leo!" Sis ik. Hij draait zich om. "Ik kan mijn armband niet afdoen!" "Shit..." Zegt hij. "Dat is waar ook". "En nu?" Vraag ik. "Ik heb geen idee", zegt Leo. "Laten we het maar gaan vragen aan Finn. Finn!" De jongen stond op het punt er doorheen te gaan. "Wat is er?" Vraagt hij. "Ava's armband..." Zegt Leo. Ik houd mijn pols omhoog. "Shit..." Zegt hij. "Eh... De mist, Ava, heb je nog mist?" Ik schud van nee. "Opgemaakt aan Anthony en Calypso." "Cat!" Roep ik. "Misschien heeft zij wat!" Ik loop naar de grens. De bewakers kijken me gevaarlijk aan, maar doen niks. Hmm... Misschien is het slim om nu geen Engels te praten... "Cat, heb jij nog mist? Anders veranderd dit ding zo in een zwaard!" Zeg ik in het Oudgrieks. Cat kijkt me eerst onbegrijpelijk aan, maar dan vat ze het. "Hier", zegt ze in gewoon Engels, en ze geeft me een flesje. "Thanks, je bent een lifesaver!" Ik loop terug naar mijn plek. "Oké, moment van de waarheid", zeg ik. Ik spray wat van het spul over mijn pols, en zonder nog na te denken ruk ik het ding eraf, en veranderd gelijk in een zwaard. Gestrest kijk ik om me heen, maar niemand lijkt het op te merken. "Goed zo", fluistert Leo. Ik leg het zwaard in de bak, naast al mijn andere spullen, waaronder mijn schooltas waarin nog steeds de boeken zaten die ik een paar dagen geleden nodig had voordat Percy me kwam halen. Mijn telefoon is uitgevallen, al op die dag voordat Percy er was. Ik loop door de poort, en gelukkig gebeurt er niks. Snel pak ik mijn spullen en laat het zwaard weer mijn bandje worden. "Leuk zwaard", fluistert een vrouw van de bewaking als ik langs loop. Ik bevries gelijk, draai me angstig om, maar gelukkig kijkt de vrouw mij vriendelijk aan. "Ik ben ook een halfgod", fluistert ze met een knipoog. Ik kan alleen maar staren. "Ava, schiet op", zegt Leo. "Succes met je Quest, jonge halfgod", zegt de vrouw, en dan loop ik weg. "Wat stond je te smoezen met die vrouw?" Vraagt Lauren. "Zij was ook een halfgod", zeg ik, nog steeds natrillend. "Cool", zegt ze. "Over een uur vertrekt het vliegtuig, laten we maar gaan eten", zegt Finn. "Prima", zegt Cat, en we lopen richting de terminal...

Ik plof neer op de comfortabele stoel aan het raam van het vliegtuig als we eindelijk bijna gaan vertrekken. Cat komt naast me zitten. Ik adem diep in. "Vliegangst?" Vraagt ze. Ik knik vluchtig. "Ach joh, er gaat niks gebeuren!" Roept Leo, die naast Cat ploft. Ik zeg niks, maar begin iets zwaarder te ademen zodra er word omgeroepen dat we gaan vertrekken. Op het beeldschermpje voor me zie ik hoe een paar mensen voor doen wat te doen in geval van nood, maar ik luister niet. Ik concentreer me op de buitenlucht, en mijn ademhaling versneld. "Hey, relax. Het komt allemaal goed", zegt Cat lief. "Oké..." Hijg ik. "Vliegtuigen storten echt niet snel neer, dus geen zorgen", zegt Finn achter me. Het vliegtuig rommelt, en het zweet breekt me uit. "We gaan nu vertrekken", grinnikt Cat. "Oké..." Zeg ik vluchtig, en ik grijp me stevig vast aan de stoelleuning. "Blijf ademen", zegt Leo. "Ik zal er aan denken", antwoord ik, deels grappend en deels beangstigend. "Daar gaan we..." Kraait Lauren achter me. Ik voel hoe de ijzeren vogel al trillend van de grond komt, en na een paar schokjes en angstige momenten vliegen we dan eindelijk stabiel. "Zie je wel?" Roept Leo vrolijk. "Er kan niks mis gaan!" "Mooi..." Zeg ik, nog steeds niet helemaal gerust gesteld. "Deze vlucht duurt nog wel even", zegt Finn achter ons. "Dus jullie kunnen het beste gaan slapen. Je hebt je rust nodig". "Truste", zeg ik gelijk, en ik sluit mijn ogen. Ik zak weg...

Ik open mijn ogen. Waar de heck ben ik? Ik lig in een vochtig grasveldje, en de maan staat vol in de hemel. Langzaam kruip ik overeind. "Hallo?" Roep ik. "Hallo, Ava", zegt een kalme stem. Ik sta op. "Ha... Hallo?" Vraag ik voorzichtig. Ik kijk om me heen. Ik sta in een groot, rond grasveld, wat omringt word door donkere, hoge bomen. "Wie is daar?" Stamel ik. Uit de bomen komt een vrouw tevoorschijn. Ze draagt een paars gewaad, en haar zwarte haar zit in een prachtige vlecht. "Ik ben je tante, Artemis", zegt ze. Mijn ogen worden groot. "Wow..." Stamel ik. "Ik kom je wat vertellen... En ik ben de laatste die nog wat kracht heeft om dit te doen, de andere vijf hier zijn al gevangen genomen..." "Maar..." Stamel ik. "Wie doet dit?" "Dat kan ik niet zeggen... Dan weten ze dat ik met jou praat... Maar Ava, luister. Wat er ook gebeurt, kom niet naar Olympus". "Hoe zo niet? We komen jullie redden! Wij halfbloeden gaan jullie allemaal redden!" Zeg ik dapper. "Je hebt veel pit en moed", zegt Artemis. "Daar houd ik van. Als je niet zo gek was op die zoon van Hades zal ik je bij de jageressen hebben gevraagd..." Ik ben stil. "Er gebeurt iets in de lucht, Ava", zegt Artemis, en ze wijst naar boven. Ik kijk omhoog. De net nog zo vredige, donkerblauwe lucht vol sterren is nu zwart, en hier en daar zijn er wat bliksemflitsen. "Zeus kan het niet helpen, hij word gedwongen", gaat Artemis verder. "Maar onthoud: Wat Anthony kan, kan jij ook". "Wat?" Roep ik. "Hoe dan?" Vraag ik. "Ik heb het nog nooit gedaan!" "Gewoon concentreren!" Zegt Artemis. "En weet u iets over Anthony?" "Helaas te veel", zegt ze, en ze kijkt verdrietig naar beneden. "Maar voor nu: Vlucht, Ava. Vlucht met je vrienden, riskeer je leven voor die jongen maar". Ze rolt met haar ogen, alsof het een schande is. "Dat moet je zelf weten. Maar kom niet naar Olympus!" De wereld om me heen begint te vervagen. "Reis met het licht naar een rustig dorpje waar je niet gezien word..." Dat is het laatste wat Artemis zegt, voordat ze weer terug het bos inloopt. "Nee, wacht!" Roep ik. "Kunt u me tenminste vertellen wie het reddende halfbloed is?" Maar ze reageert niet meer...

Ik schiet overeind van een hard gegil. "Wat gebeurt er?" Roep ik angstig. Het vliegtuig schommelt gevaarlijk heen en weer, en bij iedereen staat de angst in hun ogen. "Kijk, de storm", zegt Finn, en hij wijst naar buiten. Het is al licht... Nu al? "Hoe laat is het?" Roep ik. "Acht uur 's ochtends. Je hebt lang geslapen!" Roept Leo. De bliksem schiet langs ons, en... Raakt ons. "We gaan neerstorten", stamel ik vol ongeloof. Wacht, wat zei Artemis in die droom nou?

"Wat Anthony kan, kan jij ook..."

"Jongens", zeg ik gehaast. "Geef me jullie hand". "Wat is het plan?" Vraagt Leo. "Reizen met het licht..." "En al deze mensen dan?" Stamelt Lauren. "Het is niet anders!" Zegt Cat. "Lauren en Finn, grijp mijn hand. Leo gaat bij Ava". "Wat?" Roep ik. "Wat jij kan met licht, kan ik met de schaduw", zegt ze. "Hades kind dingetje. Nico kan het ook". "Eh, heel interessant allemaal", zegt Leo. "Maar zullen we de familie plannetjes bespreken als we niet op het punt staan om dood te gaan?" "Prima", roep ik, en ik grijp Leo's hand. "We moeten naar een rustig dorpje", zeg ik. "Ik weet wel wat..." Zegt Finn. "Het heet Culemborg, ligt in het midden van dat land". Het vliegtuig zakt nog een stuk naar beneden, en de mensen gillen weer. "Jongens", roep ik. "We kunnen niet al deze mensen laten sterven!" "Ava..." Zegt Finn met een serieus gezicht. "Als een halfgod moet je opofferingen maken..." "Ik haat het!" Krijs ik, maar dan houd ik Leo stevig beet en denk aan een koude plek. Nederland is koud en regenachtig, toch? Oké, Ava, concentreer... Ik zie hoe Cat, Lauren en Finn ineens uit het niks worden opgezogen. "Eh, Ava? Het zal nu wel een mooie tijd zijn om ook te gaan..." Zegt Leo vluchtig. Het vliegtuig zakt weer een stuk naar beneden. Ik sluit mijn ogen, denk aan de plek, aan het licht... Laat me meereizen...

Ineens voel ik het meest verschrikkelijke gevoel ever. Ik word in elkaar geduwd, uit elkaar getrokken... Dan is er een felle lichtflits, en voel ik hetzelfde gevoel dat je in een achtbaan voelt. Het eindigt in een harde klap.

"Au..." Zegt Leo zeurderig. Ik open mijn ogen. We liggen op een gras veld, maar dit keer is het omringt met een snelweg en gebouwen. De ochtendlucht is grijs, en er vallen druppeltjes uit de lucht. "Wat een prut weer", zeg ik, en ik krabbel overeind. "Waar zijn de andere?" Vraagt Leo. "Geen idee..." Zeg ik. Ik kijk naar het gebouw aan mijn rechterkant. "Daar lopen jongeren", zeg ik, en ik wijs naar het gebouw. "Zullen we maar gaan kijken?" "Prima", zegt Leo. Langzaam lopen we naar het gebouw. "Wat is dit voor een gebouw?" Vraag ik nieuwsgierig. "Geen idee, maar de deuren staan open", zegt Leo. "Dus we mogen vast wel naar binnen!" Verschillende andere mensen lopen langs. "Een probleempje", zeg ik. "Wat?" Vraagt Leo. "We kunnen geen Nederlands..." Sis ik. "Ach ja, we zien wel wat er gaat gebeuren..."

"Sorry, zijn jullie hier voor de uitwisseling?" Vraagt een vreemde man aan ons, gelukkig in het Engels. "Eh, nee, wij zijn onze vrienden kwijt..." "Kom maar mee..." We lopen het hele gebouw door, en ik kijk alleen maar angstig naar Leo. "Wie zijn jullie Nederlandse uitwisselings studenten eigenlijk?" Vraagt de man. "Nou, meneer", zegt Leo. "Wij zijn hier niet voor de..." "Ach, kijk, hier is de rest!" Roept de man vrolijk. Hij opent een deur, en we worden zonder pardon naar binnen gezet. Het geluid in de kamer sterft weg, en de groep jongeren van onze leeftijd kijken ons verbaasd aan. Een van hun begint in hun vreemde taal te praten. Ineens komt er een andere man aanlopen, vanachter de ruimte. "Welkom!" Zegt hij. Leo en ik kijken hem vragend aan. "We waren al op jullie aan het wachten..." Ik kijk naar Leo. "Ga zitten!" Zegt de man, en hij wijst naar twee stoelen vooraan. Langzaam lopen we er heen, en ploffen neer. Ineens vliegt de deur weer open. "Finn!" Fluister ik. De jongen stapt net zo overdonderd naar binnen als wij. "Ah, Finn Jones", zegt de man. Wacht. Hoe weet die gozer zijn naam? "Wie is jullie uitwisselings student?" Vraagt een meisje naast me. "We horen hier niet!" Sis ik. "Waar zijn we?" Het meisje kijkt me ongelovig aan, maar dan betrekt ze. "Je bent op een middelbare school, en wij hier zijn met onze Deense uitwisselings studenten..." "Nou, wij", zeg ik, en ik wijs naar Leo, Finn en mezelf, "zijn Amerikaans, en moeten hier snel weg!" "Hoe weet meneer Jansen jullie naam dan? Tenminste die van de jongen?" Vraagt ze. "Dat zit me ook niet..." Zeg ik. De man, die blijkbaar meneer Jansen heet, loopt naar de deur, en... "Doet u hem nou op slot?" Vraagt Leo vol ongeloof. "Hoe moet ik anders jullie halfbloeden doden", zegt hij met een demonische stem. "Wow, wat?" Zeg ik, en ik sta op. De man draait zich om. "Niet weer zo'n zombie man!" Roept Leo. De jongeren om ons heen kijken hem vol angst en ongeloof aan. "Goed, je wilt vechten?" Gil ik. "Kom dan!" Ik pak Apollo's Trial, en houd het zwaard in de lucht. Finn pakt zijn zwaard ook, en Leo ontsteekt een vuur. "What the?" Roept iemand uit de klas. "Mond houden en dekking zoeken!" Beveelt Finn. Ze luisteren allemaal. "Goed dan", zegt het monster, en trekt een enge glimlach. "Let's fight..."

Daughter of the sun (ONDER CONSTRUCTIE)Where stories live. Discover now