Hoofdstuk 36

2 1 1
                                    

Vanuit het niets schoot ik overeind en verwilderd keek ik rond in de kamer. Mijn ademhaling was gejaagd en mijn hart bonsde wild in mijn borstkas. Zoekend gingen mijn ogen over de ruimte heen, op zoek naar vertrouwde contouren die ik niet kon vinden. Ik was gewend aan Aurore, aan de eeuwige zonsopgang, maar het was donker. Duisternis omhulde mij.

Er was niemand. Geen Rafael die mij het leven zuur maakte met zijn gemene opmerkingen en manipulaties of Levi die mij liet twijfelen aan mijn gehele bestaan. Het besef dat ik alleen was, dat ik niet langer hoefde te vrezen voor hun aanwezigheid, deed een golf van opluchting door mij heen spoelen. Tegelijkertijd voelde het vreemd, alsof er iets ontbrak. Nee, ik mocht niet aan mijzelf twijfelen, wat zij mij aandeden was niet wat ik verdiende. Ik mocht gaan genieten van mijn leven.

Met trillende handen wreef ik over mijn voorhoofd heen, mijn gedachten waren verward door de abrupte onderbreking van mijn slaap. Ik was in Hel, in een slaapkamer die ik van Constantijn, de Duivel, volledig mocht inrichten zoals ik wilde. Het zou mijn toevluchtsoord worden, de plek waar ik altijd welkom was.

Een zucht van vermoeidheid ontsnapte mijn mond terwijl ik de verwardheid en de vragen die door mijn hoofd spookten op een rijtje probeerde te zetten.

Het voelde veilig in dit paleis, toch lukte het mij niet om mijn hoofd weer neer te leggen en te gaan slapen. Aarzelend stapte ik uit bed en trok de zachte dikke badjas aan over mijn nachtkleding, mijn voeten schoot ik in de sloffen en met een lichte grinnik besefte ik dat dit hetzelfde ontwerp was als de sloffen die ik van Constantijn had geleend toen ik in de nacht naar hem toe was gegaan in het landhuis.
Het rode paleis, zoals Felicia het noemde, was mijn veilige haven, een toevluchtsoord weg van de chaos en de gevaren. Constantijn had me verteld dat ik overal mocht komen, wanneer ik maar wilde en waar ik maar wilde. Het voelde als een bevrijding om niet langer opgesloten te zitten in een beperkte ruimte zoals in Aurore.

Met een zachte klik opende ik de slaapkamerdeur en stapte de ruime gang op, aan de éne kant was een marmeren balustrade die een gevoel van grootsheid uitstraalde. Hier begreep ik tenminste de routes, alles was zo symmetrisch en open dat dit het gemakkelijk maakte om de weg te vinden. Als ik naar beneden keek over de balustrade heen, zag ik de grote hal waar ik Felicia voor het eerst weer had gezien, maar dat was niet waar ik naartoe wilde.

Over het glimmende marmer dat op alle vloeren te vinden was, liep ik de gang door, mijn vingers gleden over het koele oppervlakte van de balustrade. Toen ik de glazen balkondeuren bereikte, voelde ik een tinteling van opwinding door mij heen gaan, dat kwam vooral door het uitzicht daarachter. Met een vloeiende beweging drukte ik de gouden deurklinken naar beneden en zwaaide ik de deuren open. Ik stapte naar buiten de koele nachtlucht in.

Nog nooit in mijn leven had ik de Melkweg met mijn eigen ogen gezien. De aanblik ervan maakte mij sprakeloos. Ik staarde met verwondering naar de duistere kleurenpracht die zich voor mij ontvouwde. Miljoenen sterren fonkelden als juwelen aan de hemel, het was alsof ik een glimp opving van het oneindige universum. Op aarde was er vast ook iemand die op dezelfde manier naar deze heldere nacht keek, het zorgde ervoor dat ik mij klein en nietig voelde. Er was zoveel meer dan wat ik kende.

Het voelde fijn om de rust en schoonheid in mij op te nemen, ik was mijzelf dankbaar voor dit nachtelijke uitstapje, straks zou ik zeker de slaap zo weer te pakken krijgen. Met een tevreden zucht leunde ik tegen de balustrade, mijn blik liet de betoverende Melkweg niet los. Ik besefte mij dat mijn leven ingewikkeld was en anders was gelopen dan ik ooit voor ogen had, misschien was het tijd om weer te genieten. Om voor mijzelf te kiezen. Dit alles was allemaal nooit mogelijk geweest als hij niet op tijd was geweest. Als Constantijn mij niet gered had...

"Kon je niet slapen?" Klonk een aangename stem achter mij.

Ik draaide mij naar hem toe en glimlachte door het zien van zijn outfit die hetzelfde was als de mijne. Zijn blonde krullen zaten wat in de war en hij grijnsde breed naar mij. Hij bewoog zich naar mij toe en kwam naast mij staan.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Apr 15 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Tastbaar Duister (Nederlands/dutch)Where stories live. Discover now