Deel 2

2.7K 90 3
                                    

De wachter kijkt mij ademloos aan. Ik kijk hem wanhopig aan maar zoek dan mijn weg in het strijdveld. Ik gluur eerst om een hoekje bij een huis. Ik wil niet dat iedereen mereen ziet wat ik ben.

Alpha Daniël vecht met een andere grote wolf. Niet Alpha Jack. Deze is daar nog net iets te klein voor. Het zal waarschijnlijk de Béta zijn.

Ik laat mijn ogen verder glijden en zie Alpha Jack niet vechten. Hij staat als een schaduw tegen een boom aangeleund terwijl hij naar het grote slachtveld kijkt.

Na een tijdje zie ik dat er nog weinig mensen van mijn pack over zijn. Alpha Jack's pack is veel groter dan dat van ons.

Opeens zie ik dat de waarschijnlijke Béta zijn tanden in de nek van Alpha Daniël zet. Ik heb nooit wat gehad met dit pack maar ik kan mijn Alpha niet vermoord zien worden. Ik spring op en ren naar het midden van het strijdveld. Een aantal ongelovige ogen staren mij na.

Ik ga in de beste vechtpositie staan als maar kan en knijp mijn ogen stijf dicht. Ik hoor dat het vechten al is afgenomen. Ik voel dat ik bekeken word. Het maakt me alleen niks uit.

Ik open mijn ogen. Met de ijzigheid waarmee ik dat doe bevriest alles en iedereen om mij heen. Niet echt bevriezen met ijs maar alles staat gewoon stil. Behalve Alpha Jack. Hij stond net iets te ver weg voor mijn bereik. Hij kijkt mij met ongelovige ogen aan. Ik zag dat hij alweer terug was getransformeerd naar zijn mensenvorm. Zijn mond stond een beetje open van verbazing.

Ik trippelde voorzichtig naar de Alpha en haalde de Béta's tanden uit zijn nek. Ik legde mijn poot op zijn wond totdat het stopte met bloeden en weer was geheeld, wat vrij snel was aangezien ik ook daar krachten voor gebruikte.

Ik drukte daarna mijn eigen tanden in de nek van de Béta. Harder dan dat hij deed bij de Alpha. Het bloed stroomde als watervallen uit zijn nek.

Ik trippelde weer terug naar het midden. Toen ik dat deed ontdooide alles en iedereen weer en tikte de tijd weer door. Blijkbaar had iedereen gezien wat ik had gedaan. Ze stonden me allemaal ademloos aan te kijken. Ik merkte dat ik me alles behalve prettig voelde.

Ik liet mijn ogen rondgaan. Ik bleef haken bij Alpha Jack. Er fonkelde iets in zijn ogen. Iets dat leek op strijdlust. Maar was het wel echte strijdlust? Ik wilde er niet meer bij nadenken en rende weg. Weg van dit hele slachtveld. Weg van mijn eigen gevaar.

Ik liep pas weer rustig verder toen het hele strijdveld uit beeld was en ik bijna bij mijn hutje was. Dat had ik alleen beter niet kunnen doen.

Ik had het hutje al in zicht en wilde ernaartoe rennen. Datzelfde moment werd ik neergehaald door een andere wolf. Gek genoeg voelde ik bij de aanraking van de wolf een lichte tinteling door mij heen gaan. Het voelde niet alsof ik mij ergens aan had gestoten. Nee, het kwam puur door de aanraking van de wolf. En zo te zien was het geen normale wolf.

Het was de enorme, zwarte wolf van Alpha Jack. Ik zag een gouden glinstering door zijn prachtige groene ogen schijnen.

Opeens had ik het door. Was dit mijn mate? Het zou in theorie kunnen omdat ik al 18 ben.

Een lichte grom ontsnapte uit zijn keel. Ik voelde mij meteen bedreigd. Mijn ogen kleurden felblauw en ik zag hem schrikken. Met mijn ogen tilde ik hem ver de lucht in. Ik hield hem nog steeds in mijn macht toen ik naar mijn mensenvorm veranderde.

'Verander' Gromde ik vijandelijk.

Zo te zien vond hij het niet zo leuk dat ik zo tegen hem sprak. Hij gromde dreigend en probeerde naar mij toe te komen. Ik stak mijn platte hand naar hem uit en balde deze heel langzaam tot een vuist, waardoor zijn ik zijn luchtwegen versperde. Een klein verstikkend geluid kwam uit zijn keel.

'Verander' Beval ik nog eens.

Nu deed hij wel wat hem gevraagd werd. Ik liet mijn hand zakken en veranderde mijn oogkleur naar mijn normale, lichtgroene kleur. Hij viel ongeveer 2 meter naar beneden. Ik liep voorzichtig naar hem toe. Zijn zwarte haar hing verwilderd voor zijn gezicht, maar er was geen spoor van angst te bekennen.

'Wat moet je?' Siste ik.

Voordat hij antwoord kon geven draaide ik mij vlug om. Ik zag aan een aantal schaduwen dat er 2 mensen achter mij stonden. Ze hadden een groot touw vast die waarschijnlijk bedoeld was om mij mee vast te binden. Dat liet ik echter niet gebeuren.

Ik stak mijn platte hand uit. Er verscheen een enorm mes in mijn hand. Mijn ogen kleurden bloedrood, iets wat de mannen angst opjaagde. Ik viel de man met het touw eerst aan en boorde het mes door zijn hart. De tweede man probeerde te ontvluchten maar het lukte hem niet. Ik had hem in mijn macht. Hij kwam opeens niet meer vooruit. Ik haalde het mes uit de man zijn hart en boorde het in het hart van de andere man. Een smeekgeluidje rees op uit de keel van de man maar ik reageerde er niet op.

In plaats daarvan bouwde ik een schild om mij heen waardoor de omstanders mij niet te pakken zouden krijgen.

'Mate' hoorde ik van achter mij komen.

Ik draaide mij om en zag dat Alpha Jack op was gestaan. Hij wilde naar mij toe rennen maar werd tegengehouden door het schild dat ik om mij heen had gebouwd.

Vandaag had ik alles alleen maar uit angst gedaan. Angst dat de rogues mij zo zouden uitleveren aan een andere Alpha. Angst omdat mijn pack bijna helemaal vermoord werd. Angst dat de mannen die achter mij stonden mij dood wilden hebben. Angst dat Alpha Jack of iemand anders mij iets aan zou doen.

Nu was ik gelukkig wat meer ontspannen. Ik haalde diep adem en liet het schild om mij heen verdwijnen. Alpha Jack deed nog een poging om naar mij toe te rennen.

'Waag het niet.' Siste ik naar hem, maar hij negeerde het.

Hij rende op mij af en sloeg zijn armen stevig om mij heen.

'Van mij.' Gromde hij.

'Ik ben van helemaal niemand.' Begon ik trillend. 'Ik ben van niemand. Ik ben alleen van mijn ouders. Van mijn ouders die mij verlaten hebben en mij hier aan de rand van het pack achterlieten. Ik ben van het pack waar ik nu in leef, het pack dat mijn voorganger heeft vermoord.'

Ik schreeuwde alles eruit en trok me los uit de stevige greep van  Alpha Jack. Ik ben niet bepaald sterk of zoiets maar ik ben wel tactisch.

'Laat me met rust.' Snikte ik. 'Iedereen. Laat me gewoon met rust.'

Snikkend rende ik weg van de kwelling. Ik rende recht het bos in, omdat anders iedereen zou weten waar ik woonde. Het bos was de enige plek waar ik veilig was en waar ik me thuis voelde, want ik had geen thuis. En geen mate. En geen ouders. En geen pack. En geen leven.

Bloodwolf Where stories live. Discover now