XXXVI

173 14 5
                                    

De winter blijft maar aanhouden. Het is al mei en er ligt nog steeds een behoorlijk pak sneeuw. En dat eist zijn tol. Rolf heeft zijn belofte aan Hallvor stand gehouden, en heeft bij de minder bedeelden steeds eten gebracht. Maar dat heeft hem wel flink wat van zijn rijkdom gekost. Hij heeft een flink aantal van zijn rendieren moeten doden om genoeg vlees te houden om iedereen te voeden. Maar het was hem het wel waard. Er is niemand omgekomen van de honger, en dat was voor Rolf en Selma het belangrijkste.

Maar uiteindelijk wint de zon het van de winter en breekt eindelijk de lente aan. Maar dat gaat wel gepaard met een hoop regen. En dat zorgt ervoor, dat het wild nog weg blijft uit het bos. Jagen zit er niet in, het is allemaal veel te drassig en er is nog geen nieuw voedsel te vinden, omdat de natuur zich nog moet herstellen van de lange zware winter.

Voor Rolf betekent het echter, dat zijn veestapel flink gekrompen is. Had hij nog ruim driehonderd rendieren voor de winter, nu heeft hij er nog maar net honderdvijftig. En dat is niet genoeg om de bruidsschat te betalen. Die was immers tweehonderd rendieren. En Rolf is geenszins van plan zijn belofte aan Ingmar en Sigrid te verbreken, al weet hij zeker, dat ze ook met minder genoegen zouden nemen.

Dus als het weer beter lijkt te worden, plant Rolf een nieuwe jacht op rendieren. Alleen moet hij het nu doen, zonder zijn enorme roedel. Maar dat wil niet zeggen, dat hij geen hulp krijgt van zijn familie.

Op een dag komt een van de dochters van Dolf het huis van Rolf in gerend.

'Papa! Rolf! Er staan een heleboel wolven te wachten aan de rand van het dorp! Kom eens kijken!'

Rolf kijkt verbaasd op van zijn werk.

'Hoe bedoel je, Lara?'

'Ja, kom kijken! Er zijn daar zeker dertig wolven!'

Rolf laat meteen alles vallen en rent achter het meisje aan. Thryza en Orsin lijken al te weten, wat er aan de hand is, en rennen achter hem aan.

Rolf is er al snel, maar er wacht hem een behoorlijke verrassing. Het is zijn oude roedel, die schijnbaar op bezoek is gekomen. Rolf herkent ze stuk voor stuk. Maar het is geen normaal gedrag van wolven dat ze hem komen opzoeken, in tegendeel. Er bestaan wel vriendschappen tussen verschillende roedels, maar die zijn niet zo hartelijk, als ze nu Rolf begroeten. Alsof er nooit een scheiding tussen hun is geweest, springen ze tegen hem op en begroeten hem alsof er nooit iets is geweest. Rolf is werkelijk geroerd door deze begroeting. Dat hij nu in de modder ligt en helemaal smerig is, lijkt hem niet eens te deren. Uitbundig begroeten ze hem, en Rolf is net zo uitbundig in zijn begroeting. Als laatste begroet hij Ture en Thyrvi, maar wel als gelijkwaardige wolven. Zij zijn immers de rechtmatige leiders van de roedel, al lijkt het nu even anders. Maar ook Ture en Thyrvi laten zich maar wat graag door hun menselijke vriend knuffelen en door hun ruwe vacht heen aaien. Er zijn verschillende mensen komen kijken, die zich dit spektakel niet willen laten ontgaan. En dat spektakel wordt nog groter, als er plotseling een kleinere groep wolven aankomt. Het is de groep, die Rolf is gevolgd en in de winter de bergen in zijn gegaan. Maar ook zij worden hartelijk begroet door iedereen. Even zijn ze weer de grote roedel van vroeger.

Rolf vraagt zich af, waarom iedereen nu opeens hier is, maar al snel wordt het hem duidelijk. Er nadert een eenzame zwarte wolf. Enorm groot, stevig en gezond. Maar een vacht zo zwart als kool en ogen die van vloeibaar goud lijken te zijn. Geschokt kijkt Rolf naar de wolf. Als de wolf nadert, gaan de wolven allemaal onderdanig liggen, terwijl de wolf waardig richting Rolf schrijdt. Plotseling blijft de wolf staan en geeft Rolf een teken, dat hij moet volgen.

Rolf weet heel goed, wat de wolf bedoelt en volgt hem zonder enige twijfel.

Samen lopen ze het bos in, de roedel en de volledig verbaasde dorpsbewoners achterlatend. Het is dat Rolf geleerd heeft om te overleven, want de wolf voert hem ver van het dorp weg, naar een stuk land, waar Rolf, ondanks zijn vele omzwervingen, nog nooit eerder is geweest. De wolf rent flink door en Rolf moet al zijn krachten aanspreken om hem te volgen. Ze stoppen slechts om te eten en te drinken en om even kort uit te rusten. Pas na twee dagen stopt de wolf opeens, als ze een flinke heuvel oplopen. Rolf kijkt de wolf vragend aan, maar de wolf beduidt hem, dat hij alleen verder moet gaan. Rolf loopt de heuvel op en kijkt dan plotseling uit op een prachtige vallei. En in tegenstelling tot waar zijn dorp is, is het hier al helemaal groen. De vallei ligt op het zuiden en door enkele hoge bergen wordt de vallei goed beschermd tegen de koude uit het noorden. En om die reden is de vallei al veel eerder hersteld van de zware winter. Overal beginnen de planten hun groene bladeren te laten zien en er is al behoorlijk wat nieuw gras. En dat heeft weer enorme aantallen grazers aangetrokken. Rendieren, oerossen, edelherten en elanden grazen in onmetelijke kuddes. Rolf kan amper geloven, wat hij hier voor zich ziet. De vallei is behoorlijk groot en tegen een berg ziet hij een groot meer liggen.

Onmiddellijk beseft hij, dat deze vondst de redding kan betekenen voor het dorp. Rolf kijkt om naar de wolf, maar zoekt hem te vergeefs. De zwarte wolf is verdwenen. In plaats daarvan ziet hij zijn wolvenfamilie de heuvel oplopen. Ze zijn hem gevolgd.

Ook de wolven kijken vol verwondering naar de vallei vol met dieren. Meteen staan ze te popelen om op jacht te gaan, want ze hebben zelf ook behoorlijk geleden onder de gevolgen van de winter. Ze zijn mager en hongerig. Rolf begrijpt meteen, dat ze graag op jacht willen gaan en geeft ze een teken, dat ze weg mogen. Meteen spurten ze weg, en Rolf volgt ze. Hij geniet weer van dit moment, samen met zijn wolvenfamilie weer jagen. Als vanouds verdeelt Rolf de taken en binnen de kortste keren hebben de hongerige wolven enkele dieren gedood, waar ze gretig van eten. Rolf neemt zelf slechts een klein deel, hij heeft niet zo veel nodig. Hij had genoeg te eten, ook al heeft hij zichzelf en ook Selma een beetje op rantsoen gezet.

Als hij ziet, dat iedereen genoeg heeft gehad, begint hij de vallei te verkennen. Als hij hier wil gaan jagen, dan zal hij moeten weten, waar de goede plekken zijn om zich op te stellen. Maar als Rolf door de vallei loopt, merkt hij op, dat dit ook een goede plek is om te wonen. Alles is aanwezig. Wat bossen voor bouwmaterialen en brandhout, vruchtbare grond om groenten te verbouwen, een meer vol met vis, enkele stroompjes waar men drinkwater kan vinden, maar hij vindt ook enkele kleine poelen, waar heerlijk helder bronwater omhoog borrelt. En op de groene vlaktes van de vallei wemelt het van het wild.

Rolf kijkt nog eens goed rond, want hij begrijpt niet, dat niemand deze vallei ooit eerder heeft gevonden. Dit is te goed om waar te zijn. Maar dan ziet hij het. De vallei is bijna helemaal ingesloten door de bergen. Er zijn slechts twee openingen, waardoor het migrerende wild doorheen trekt. Er is nog een derde toegang, maar die is maar klein, en dat is waar Rolf met de wolven naar beneden is gekomen.


ÚlfrWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu