Hoofdstuk 11

179 28 8
                                    

Vale

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.


Vale

ALS JE MIJ vorige week had verteld dat Johanna mijn bediende zou worden, zou ik je keihard uitgelachen hebben – en daarna hopeloos hebben verlangd dat het op een of andere manier waar zou kunnen zijn.

  Maar als je mij vanochtend had verteld dat Johanna op dit moment nog zou leven, had ik je met gefronste wenkbrauwen verteld dat jij dan maar eens goed op moest letten.

  Je had gelijk gehad.

  Door het geraas van de chaos op het Westplein heen, beveel ik Johanna dat ze mee moet komen, en vooral niet moet zeuren. Eenmaal op het plein zelf is Johanna te bang om naar me te luisteren. 'Straks worden we gepakt,' zegt ze, haar stem trillend van angst. 'Of we worden neergeschoten, of gestoken! Wat dan?' Nu is het de hysterie die overheerst in haar stem.

  Ze stinkt naar angstzweet.

  'Ik hoor bij hen. Denk je dat ze mij zouden doden? Ik ben hun machtigste wapen, Johanna, ik ben een Blauwe. Bedank me maar, want dankzij mij ben je veilig.'

  Johanna kijkt me aan met grote ogen. Haar ogen schieten in het rond, naar de straat waar haar huis staat, naar de omgevallen kraampjes, naar de dunne steeg links van ons. Ze rukt haar pols los en struikelt voorover.

  'Dat dacht ik dus niet.' Zonder er ook maar over na te denken heb ik Johanna in mijn greep. Eventjes overweeg ik haar toch af te maken maar zodra die gedachte in mijn hoofd opkomt, voelt het mes zwaar in mijn handen.

  Ik laat de tijd rondom haar lichaam weer lopen. 'Ik geef je één seconde om naast mij te komen staan,' dreig ik.

  Ik houd mijn mes gereed, want ik weet hoe koppig – en dom – Johanna kan zijn. Gelukkig gehoorzaamt ze me meteen. Ik houd mijn mes omhoog, op ooghoogte. 'Nog een woord, een gil, een geluid, en je krijgt te maken met mijn vriend. Je mag dan misschien een kreng zijn dat weet hoe ze anderen moet manipuleren, ik ben tot veel ergere dingen in staat. Je mag blij zijn dat ik je heb gespaard, en je mag hopen dat dat zo blijft. Dus wat zeg je dan?'

  'Uh... sorry?'

  Ik lach. 'Ik was gewoon benieuwd wat je ging zeggen. Het goede antwoord was niets. Ik had je al veel eerder de mond moeten snoeren.'

  Johanna doet haar mond open, maar zodra ze mijn blik ziet, valt hij weer dicht en staart ze naar de grond.

  'Goed zo.'

  Ik loop samen met een zwijgende Johanna naar het punt waar we afgesproken hadden, een paar blokken voor het plein. Daar ga ik op een bankje zetten. Ik laat Johanna stil zijn door rondom haar de tijd stop te zetten, zodat ik geen last meer heb van het getril van haar handen en het schichtige heen-en-weer geschiet van haar ogen.

  Langzaam komt team vijf naar deze plek, terwijl ik speel met mijn mes – ik probeer hem steeds naar diezelfde gedeukte baksteen in het huis te gooien.

Spel der RozenWhere stories live. Discover now