Hoofdstuk 16

3 1 0
                                    

Zijn schip stond in haar uppie tussen de begroeiing nog geen minuten verwijderd van de plek in het bos waar Luke hem op de grond had aangetroffen. De rest was in geen velden of wegen te bekennen.

'Ze zijn naar Tatooine vertrokken,' merkte Luke op. Hij klonk niet blij. 'We kunnen beter opschieten voor die TIE-fighters doorkrijgen dat ze voor de gek zijn gehouden.'

Zijn ruimteschip rommelde als een ontwakend monster toen hij haar de lucht in stuurde. Alles trilde en kreunde toen ze door de dampkring braken tot een punt dat hij begon te geloven dat het oude bakbeest er eindelijk de brui aan zou geven en ze plompverloren terug naar het woud beneden zouden donderen. Maar het schip hield stand. Ze verloren geen onderdelen toen hij haar hyperspace in stuurde.

Het gerommel stopte toen de wereld vervaagde tot nietszeggende witte strepen. Een deken van stilte daalde neer in de cockpit.

Din staarde naar buiten. Hij voelde zich kleiner dan ooit te voren, zo ongelooflijk betekenisloos in het grotere geheel. Het heelal was oneindig, strekte zich uit ver buiten de grenzen van de wereld zoals zij die kenden, en hij had niet eens het besef gehad te begrijpen welke verantwoordelijkheid hij zich op de schouders nam toen hij dat verdomde lichtzwaard had opgeraapt. Hij begreep niets, was een stommeling, een verschoppeling. Hij hoorde nergens bij en was nergens thuis.

Hij voelde zich leeg en te nietig om erover in te zitten hoe weinig er eigenlijk nog echt in hem omging. Het hele leven was verworden tot een aaneenschakeling van wachten: wachten tot Luke niet meer tegen hem praatte, wachten tot Boba hem kwam redden, wachten tot de volgelingen van Mandalore hem zouden vinden, wachten tot hij dood ging.

Soms was hij het beu.

Soms kon het hem niet schelen.

Soms duurde het wachten te lang.

'Din,' fluisterde Luke, 'Gaat het wel?'

Hij keek de jetti met uilenogen aan. Als hij zei dat het niet ging, zou Luke het probleem voor hem willen oplossen. Maar als hij loog, en ja zei, voelde het alsof hij het allerlaatste stukje van zichzelf, waar hij zich soms wanhopig aan vast klampte en andere keren radeloos tegenaan trapte, weg zou geven. Het zou uit zijn handen vallen en kapot spatten op de grond – en hij had geen flauw benul wie hij daarna nog zou zijn.

Hij haalde zijn schouders op.

Luke knikte. 'Je moet me helpen,' zei hij, zachtjes, en hij lachte er bij, de gezichtsuitdrukking ietwat naar binnen gericht. 'Er is iets wat ik niet begrijp.'

Din was verrast dat iemand zijn hulp nog wilde hebben. Had Luke ook maar enigszins opgelet op Morik, dan had hij zonder meer opgemerkt dat Din zichzelf niet was, al tijden niet, dat hij steeds vaker in situaties terecht kwam waarin hij het ook niet meer wist, waarin hij zich als een hulpeloze Foundling probeerde te verstoppen, wachtend tot de storm weer zou gaan liggen. Als Luke ook maar enigszins zijn ogen open had gehad op die vervloekte planeet, wist hij wel beter dan Din nog langer om hulp te vragen.

Hij was een lafaard.

'Je helm,' Lukes ogen vlogen nieuwsgierig over het beskar terwijl hij sprak, 'Je kan hem niet af doen – dat mag niet van je Creed. Toch?'

Din wist niet hoe hij moest reageren, dus knikte hij maar. De woorden van zijn verbanning wogen zwaar op zijn tong; hij probeerde erover te beginnen, maar het lukte hem niet. Hij slikte de woorden die de Armorer had gesproken in.

'En in de raffinaderij, toen Tjeeto de trooperhelm van je afnam, zag je er-'

Bang, dacht Din, zo verschrikkelijk bang.

'ongemakkelijk uit,' besloot Luke tactisch. 'En toen kwam je na dagen terug voor mij en Leia, en je ging plots zo argeloos met je helm om. Op en af,' Lukes gezicht werd overgenomen door een bezorgd lachje, 'Op en af. Ik snapte het niet. Ik begrijp er eerlijk gezegd nog steeds helemaal niets van.'

Din staarde in twee diepblauwe ogen waar de vraagtekens wanhopig in rond spartelden. Hij begreep zelf ook niet wat hem was overkomen toen hij de helm die eerste keer, in het bijzijn van Boba en Fennec, met een duim van zijn hoofd had gewipt en het hem plots niet meer leek te kunnen uitmaken waar mensen keken terwijl hij langzaam zijn eten naar binnen werkte. Daarna had het niets meer voorgesteld, voelde hij geeneens twijfel terwijl hij het vizier inruilde voor zijn eigen ogen.

Hij haalde zijn schouders op, verplaatste zijn blik naar buiten.

'Je weet het niet?' vroeg Luke voorzichtig. Er sprak geen veroordeling uit de woorden; de zin was niet meer dan een simpele constatering.

Din schudde langzaam zijn hoofd. Hij besloot eerlijk te zijn, voor even niet weg te duiken achter ondoordringbare stiltes. 'Het gebeurde gewoon,' gaf hij toe. Hij voelde nog steeds geen spijt van het gezwier en gezwaai met de helm die meer op zijn eigen gezicht was gaan lijken dan de diepbruine ogen waar hij mee was opgegroeid.

'Voelde het goed?' Luke tikte met zijn voet tegen de hendel aan de voet van de vliegstoel zodat hij het ding vrijelijk kon draaien. Hij richtte zich volledig op Din.

Eerlijk gezegd voelde het niet anders. Met en zonder helm waren voor een kort moment verworden tot dezelfde ervaring. Maar als Luke hem nu zou vragen de helm af te nemen zodat hij zijn gezicht kon inspecteren op eventuele wonden, dacht hij niet dat hij het nog zou durven. 'Het voelde niet-' Hij haalde diep adem, dacht lang na. Nog niet eerder had hij ook maar iets hoeven te verwoorden van wat er in hem omging. En nu er verrassend weinig in hem om ging, leek het zelfs nog moeilijker er de vinger op te leggen.

Luke knikte geduldig, alsof de afgebroken zin al een volledig antwoord was. Hij legde zijn hand op Dins schouderplaat. 'Ik weet het,' zei hij.

Din staarde hem aan.

Luke duwde zijn duim in de mantel die rond Dins schouders lag, waardoor het geruststellende wrijven plots voelbaar werd op zijn huid. Hij wist niet hoe hij moest reageren op de kriebelende sensatie in zijn nek, versteend door een gebaar dat hij niet kende.

'Als je hulp nodig hebt, hoor ik het graag, Din.' Luke liet los. Hij leunde achterover in zijn stoel. 'En je hoeft niet alles te zeggen – ik hoef echt niet alles te weten – maar geef me een seintje als je weer de benen neemt. Dan weet ik dat ik me geen zorgen hoef te maken.'

Din was van mening dat Luke zich misschien beter wel zorgen kon maken als hij besloot ervandoor te gaan. Hij had geen idee waar hij zou eindigen als hij volledig op zichzelf zou zijn aangewezen.

'En als je iets stoms gaat doen, laat het me dan alsjeblieft weten. Ik wil niet dat je die stomme dingen alleen doet.'

Din slikte met moeite zijn samengeknepen keel open. Hij knikte. 'Oké.'

'Oké.'

Tatooine was twee dagen vliegen en Din zei niets meer. Hij liet het daadwerkelijke vliegen aan Luke over, verdeed zijn tijd met rondspoken in een schip dat daar eigenlijk te klein voor was. Hij probeerde Luke te omzeilen, maar ontkwam niet aan de man in een schip met een cockpit en een ruim die in verbinding met elkaar stonden door een enkel trapje.

De Verlosser | Din Djarin Fanfic [ONC24]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu