Hoofdstuk 13

5 1 0
                                    

De bosgrond kreunde zachtjes onder zijn laarzen. Dood materiaal vormde een verend bed waar hij zich bij het vallen van de schemering dankbaar op neer liet vallen. Hij rolde zich op tussen de wortels van een enorme kapokboom. Het was makkelijk zijn ogen te sluiten, het was een stuk moeilijker om ze gesloten te houden. Nog voor de zon volledig was verdwenen uit de hemel en het duister zich ondoordringbaar tussen de bomen had kunnen nestelen, rolde hij zich op zijn rug en staarde met brandende gedachten naar het bladerdak boven hem. De sterren boden net genoeg contrast om delen van de hemel te kunnen onderscheiden van de grote bladeren. Hij telde de sterren die hij kon zien tot hij zeker was dat hij iedere ster wel zeventien keer had gehad.

Hij dacht aan Luke. Hij dacht aan de zus van Luke – hij had beloofd haar te redden, en nu lag hij hier, tussen de bomen, terwijl de kou langzaam langs zijn tenen en vingers omhoog kroop, en zat zij nog steeds in die ellendige cel.

De eerste huil die door het woud sneed, deed hem opschrikken. Hij was in beweging gekomen voor hij volledig begreep wat hij had gehoord. De tweede huil werd vergezeld door woest geblaf dat in de verte opsteeg uit de nacht. Vogels stegen krijsend op uit de bomen, opgeschrikt uit hun slaap. Ver boven Din slingerden dieren schreeuwend langs.

Din was wel vaker opgejaagd. Een Mandalorian was zowel de jager als de prooi – een lot waar hij zich met trots aan had onderworpen. Maar nu kneep de angst zijn hart samen tot het bloed kloppend in zijn keel bleef steken. Hij koos een richting en begon te rennen.

Luke had water gevonden toen ze hier voor het eerst waren aangekomen, maar Din kon dat verdomde water nergens vinden. Hij had meerdere keren de tijd genomen met ingehouden adem te luisteren naar het fluisterende woud, maar nooit had hij het kalme gekabbel van stromend water weten te ontwaren. Nooit trof hij een rivier of een beek om zijn geurspoor mee uit te wissen, niet toen hij links af sloeg toen het gehuil van de Massiffs intenser werd, niet toen hij een rotswand trof – te veel struiken waar zijn geur aan bleef hangen.

Er was geen tijd om te rusten. De zon kwam op en ging onder en het gehuil van de beesten verstomde geen moment. Op een zeker moment klonk een eerste menselijke schreeuw in de verte. Dins handen waren vergaan tot bloederige vingers rond een bekraste homp vlees terwijl hij struik na struik en tak na tak opzijschoof.

Hij probeerde in een boom te klimmen, maar realiseerde zich dat hij geen idee had hoe hij zich hoog boven de grond moest verplaatsen. Zijn nagels braken toen hij langs de stam met een rotvaart weer naar beneden gleed.

Het voelde alsof hij eeuwen door het woud had gestruind toen een bekend schip de atmosfeer betrad en de boomtoppen boven hem wild liet wervelen. Hij probeerde te wuiven, maar het bladerdak was te dicht om te kunnen worden opgemerkt door de bemanning van Boba Fetts Slave I.

Hoe ging hij de man ooit terugvinden in dit immense woud?

Hij bleef lopen, in dezelfde richting als de Slave I, tot het gejank van de Massiffs zo intens werd dat het pijn deed aan zijn oren, tot hij het geschreeuw van de troopers duidelijk kon verstaan, tot hij poten over de bosgrond kon horen rennen en voetstappen tussen de bomen door kon horen stampen, tot hij-

Stilte.

Hij staarde verdwaasd naar de dichte wand van bladeren. Hij had verwacht dat een horde troopers en opgefokte Massiffs hem zou overspoelen. In plaats daarvan schoven enkele bladeren opzij, stak Fennec Shand haar hoofd uit de wand groen. Ze verstijfde toen haar blik op hem viel. Met haar geweer in de aanslag stapte ze tussen de dichte begroeiing uit. 'Handen waar ik ze kan zien!' blafte ze.

Din kon het niet helpen. Hij deinsde geschrokken terug, realiseerde zich toen dat Fennec hem nog niet eerder zonder helm had gezien. 'Fennec,' zei hij. 'Ik ben het, Din Djarin.'

De Verlosser | Din Djarin Fanfic [ONC24]Where stories live. Discover now