Wachten

139 8 3
                                    

(Hey! Sorry dat ik niets meer schreef. Ik had een proefwerkweek en daarom heel druk. Extra lang deel deze keer!Xxx-jes Veerle)De regen klettert tegen mijn raam. Gelukkig was mijn moeder niet thuis. Ik kon zo naar binnen glippen. Ik probeer op mijn vensterbank te zitten maar het lukt niet. Ik ga uiteindelijk maar gewoon op de grond zitten tegen de verwarming. De verwarming staat niet aan, dus ik leun tegen het ijskoude ijzer met mijn wang. Ik weet niet echt wat ik moet doen met mijn blauwe oog dus heb ik er maar een nat washandje tegen gedrukt. Ik kan alleen de regen buiten horen vallen. Vroeger vertelde mama mij over de regendruppelkindjes. Er was 1 dag in het jaar en dan regende het. Aan alle regendruppeltjes hingen de kindjes. Het waren meer elfjes, want ze hadden vleugeltjes. De vleugeltjes waren nog heel klein en bruin, maar zodra ze beneden waren begonnen ze te spelen in de regen en de plassen water op de grond. Daardoor werden hun vleugels groot en mooi. Ze hadden een mooie gloed. Je kon nooit zeggen precies welke. Net als een regendruppel.

En kijk waar ik nu ben. Ik heb niemand. Ik ben niemand.

Ik ga aan mijn bureau zitten. Ik pak mijn tekenspullen bij elkaar. Ik begin met het hoofdje, dan teken ik de armen over de knieen geslagen. De haren sla ik in een mislukte knot. De vleugeltjes komen een beetje anders uit als ik voor ogen had, maar oké. Ik heb geen zin om te stoppen. De achtergrond word donker en ik laat alles zwart wit. Ik veeg het puntenslijpsel weg en houd het papier omhoog. Ik heb geen idee hoe lang ik hier aan heb gewerkt. Het is best oké geworden. Ik bekijk het resultaat. Mijn maag rommeld. Ik heb niet gegeten. Ik verdien de honger. Ik verdien de pijn die in mijn hand en been die de hele tijd irriteert. Mijn hand is nog steeds blauw. Ugh. Ik verdien het. Wanneer komt de band weer terug? Ik mis hen echt heel erg. Ze zijn pas net weg. Ze dachten na minder dan een maand terug te zijn. Ik tel de dagen al af. Zonder hun kan ik niks. Ik veeg nog even over mijn tekening om de laatste snippertjes van het papier te halen. Gelukkig drogen tranen snel van papier op. 

''Joehoee!! Tober?!'' Ik hoor plots mijn moeder de deur dicht slaan.

''Hoi mam.'' Grappig. De band noemt mij alleen maar Occie of Oc. Mam noemt me Tober. Ineens vind ik Tober een super rare bijnaam.

''Hoe was het?''

''Leuk hoor.'' dan komt mijn moeder mijn kamer binnen gestormd. Ze kijkt me geschrokken aan. Chips..

''Meid! Wat is er gebeurd?!"

''Ze mogen me denk ik niet echt.'' zeg ik alsof er niets aan de hand is. De boosheid komt terug.

''Schat...'' Mijn moeder hurkt op de grond en pakt mijn  hoofd tussen haar handen. Ze drukt me in een knuffel. Dan pakt ze mijn handen. Mijn gezicht verkrimpt van de pijn. Verschrikt laat ze mijn handen los.

''Doet je hand pijn?'' Ik knik. Mijn moeder bestudeert mijn opgezwolle blauwe hand. Ze gebaart dat ik er even mee moet bewegen en dat doe ik. Maar dat lukt niet.

''We gaan naar het ziekenhuis.'' zegt mijn moeder zelfverzekerd. 

''Naar het ziekenhuis?! Mam dat is toch overdreven?'' Mijn maag bromt weer. Sirieus waarom?

''Pak je jas en dan gaan we.'' Mijn moeder gaat echt niet van gedachte veranderen. Ze loopt uit de deur naar beneden. Met een een zucht sta ik op. Hier heb ik echt geen zin in. Ik loop naar de trap totdat ik me ineens misselijk voel. Er verschijnen spikkels voor mijn gezicht en het worden er steeds meer. Ik voel me echt niet goed.

''Mam?'' probeer ik te roepen. Het is meer een zacht hulpeloos zuchtje. Ik val op de grond en blijf roerloos liggen. De lucht is donker.

Ik word met een stevige hoofdpijn wakker. Ik lig op een soort bed. In een busje. Ik bedenk me dat dit een ziekenwagen is. Ik zie mijn moeder naast me opschrikken.

Judged |ON HOLD :(|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu