Hoofdstuk 33

43 3 4
                                    

4 jaar later

"Schat? Waar ben je?" Roept Noah door het huis heen. Noah is mijn man. Hij is mens. We hebben elkaar twee jaar geleden ontmoet op een bedrijfsfeestje. Ik werk als docente zelfcontrole en Noah als docent lichamelijke opvoeding. Na de oorlog heeft iedereen besloten in vrede te leven. Er is een gezamenlijke school opgericht.

"Keuken!" Roep ik terug. Ik sta voor het raam naar buiten te kijken. Het is vandaag precies vier jaar geleden dat de oorlog uitbrak en ik mijn dierbaren verloor en ik kan het niet helpen. Ik blijf denken aan de gruwelen die zich hebben afgespeeld in het gezamelijke bos. Ik blijf denken aan Colin. Het is niet eerlijk tegenover Noah, maar ik mis hem.

"Hey, gaat het?" Noah komt achter me staan en slaat zijn armen om me heen. Ik leun naar achter en zucht. "Het doet pijn." Zeg ik. Noah knikt en zucht ook. Hij weet dat ik worstel met het gemis van Colin, ook al heb ik het nooit gezegd. Zo staan we een tijdje in stilte naar buiten te staren. Even genieten van de rust en stilte.

"We kunnen lang de begraafplaats gaan." Opper Noah. Ik knik en geef hem een kus. Ik loop naar de trap, pak mijn schoenen en zoek de autosleutels. Als ik ze heb zucht ik diep.

"Ik rijd wel." Zegt Noah. Dankbaar loop ik naar hem toe en dan naar de auto. Ik laat het raam open en kijk naar buiten tijdens het rijden. De wind waait door mijn haren en het voelt verkoelend.

Bij de parkeerplaats van de begraafplaats zet Noah de auto weg en koop ik een boeketje goudsbloemen en één vergeet-mij-nietje. Het vergeet-mij-nietje is voor Colin.

Vanaf de ingang lopen Noah en ik eerst naar de graftombe van mijn familie. Mijn broer is ook overgeplaatst van het bos naar hier.

"Hey." Zeg ik treurig en neem plaats op het bankje. Noah gaat naast me zitten en legt zijn arm om mijn schouders. Ik leun naar hem toe.

"Neem je tijd." Zegt hij en ik zucht diep. "Ik mis jullie," begin ik. "Ik mis de familiedagen" Ik begin met stotteren en Noah wrijft over mijn arm.

"Ik geloof dat ze trots op je zijn," zegt Noah. "Je hebt voor vrede gezorgd." Ik krijg een klein, waterig lachje op mijn gezicht als ik terug denk aan alles dat ik heb moeten doorstaan om hier te zitten. Aan iedereen die ik verloren heb, maar ook aan wat ik bereikt heb.

Ik verdien Noah niet na wat ik heb moeten doen, maar ik mag mezelf gelukkig prijzen en daar ben ik heel blij mee.

Ik leg de bos goudsbloemen neer en loop dan naar het graf van Colin. Ik leg het vergeet-mij-nietje op het graf en zet een stapje achteruit. Colin was iemand waar ik in korte tijd erg opgesteld ben geraakt. Doordat ik niet toegaf aan mijn gevoel hebben we nooot samen kunnen zijn. Dat is het enige wat ik anders gedaan zou hebben als het kon.

Noah weet van mijn gevoelens en ik ben blij dat hij het respecteert. Dat hij zichzelf niet als tweede keus ziet. Dat hij mij de tijd gaf om alles te verwerken.

"Laten we gaan." Zeg ik en draai me om. Bij de uitgang wacht ik op Noah. Hij is de auto gaan halen, zodat ik niet zo ver hoef te lopen.

"So, Rose." Hoor ik achter mij. Ik draai me om en zie een man staan die ik nog nooit heb gezien. Hij heeft donker bruin haar en een stoppelbaardje. Hij heeft ongeveer dezelfde leeftijd als Uriël en Rafaël.

"Wie ben jij?" Vraag ik. De man lacht. "Ach Rose, weet je dat dan niet? Heeft Uriël je niets gezegd?" Vraagt hij en dan begint het mij te dagen.

Uriël zei, nog voor de oorlog uitbrak, dat de duivel teruggekomen was. De duivel of terwijl Samaël en hij staat nu voor me.

"Samaël." Zeg ik boos. "Ik weet niet wie je die naam heeft vertelt, maar die gebruik ik niet meer. Noem me maar Lucifer." Zegt de man, Lucifer dus, geïrriteerd.

"Wat moet je Lucifer?" Vraag ik. "Jou dood." Zegt hij en stormt op me af.

The Vampire MythOnde histórias criam vida. Descubra agora