Deel 11

594 21 0
                                    

‘Wolfs, Van Dongen, er heeft zich een man gemeld die aangifte wil doen van de vermissing van zijn dochtertje. Jullie nemen hem aan, want mogelijk gaat het om het meisje dat vermoord is.’ ‘Ook goeiemorgen…’ mompelde Wolfs. Ik grinnikte. ‘Op naar de spreekkamer dan maar,’ zei ik. Wolfs liep achter me aan, met duidelijke tegenzin. Hij begon zijn werkdag liever wat rustiger, maar we konden die man natuurlijk niet laten wachten, al vertelde ik het hem niet graag als zijn dochtertje dood was. We zagen een man zitten op een stoel in de wachtkamer en liepen naar hem toe. ‘Hallo, meneer. Mijn naam is Eva van Dongen en dit is mijn collega, Wolfs. Ik begrijp dat u aangifte wil doen?’ De man knikte. ‘Van de Waal,’ stelde hij zichzelf voor. ‘U kunt meelopen. Wilt u koffie of thee?’ ‘Koffie, graag,’ antwoordde de man. Ik knikte naar Wolfs. Dat mocht hij mooi halen. Hij trok een lelijk gezicht achter de rug van de man en liep toen zuchtend weg.

Meneer Van de Waal volgde mij naar de spreekkamer en we namen plaats. ‘Wat is de naam van uw dochter?’ begon ik. ‘Julia. Julia van de Waal.’ Wolfs kwam binnen met 2 bekertjes koffie en een bekertje thee. Ik glimlachte dankbaar naar hem. Hij ging naast me zitten en keek even op mijn papier om te zien wat hij gemist had. ‘Hoe oud is Julia?’ mengde Wolfs zich in het gesprek. ‘Ze is 10,’ zei de man. Wolfs keek me betekenisvol aan. ‘Heeft u een foto van haar?’ vroeg ik. De man knikte en haalde een foto uit zijn portemonnee. Hij schoof hem naar ons toe en ik bekeek hem. Ik schrok. Dit leek precies op het vermoorde meisje, al was ze een stuk knapper op de foto. ‘Meneer,’ begon ik. Meneer Van de Waal knikte en keek me aan. ‘Ik heb slecht nieuws voor u. Uw dochter is waarschijnlijk door een misdrijf om het leven gekomen.’ De man schrok en trok wit weg. ‘Julia… dood?’ ik knikte. ‘Mijn collega en ik hebben haar beiden herkend van de foto. U moet haar nog wel identificeren.’ De man begon te snikken en verborg zijn gezicht in zijn handen. ‘Had Julia, of u, problemen met iemand?’ de man schudde zijn hoofd. ‘Niet… niet dat ik weet.’ ‘En uw vrouw?’ de man schudde opnieuw zijn hoofd. ‘We zijn gescheiden. Julia komt normaal gesproken zondagmiddag bij mij, maar ze had zondag een zwemwedstrijd en het kwam beter uit als ik dan meeging, dus ze zou zaterdagavond al komen. Toen ze zaterdag niet kwam, dacht ik dat haar moeder het vergeten was. Maar zondagmiddag kwam ze ook niet. Zondagavond heb ik mijn ex gebeld, en die zei dat ze zaterdagavond na het eten op de fiets naar mij was toegekomen. Maar ze is nooit bij mij geweest.’ Wolfs knikte, maar ik keek verbaasd op. Dit klopte niet. Het meisje is zondagavond vermoord volgens de patholoog. Toen ik dat zei, schrok de man zichtbaar. ‘Waarom vertelt u ons de waarheid niet, meneer Van de Waal?’ vroeg Wolfs dwingend. De man werd rood en keek weg. ‘Meneer, het is van belang dat u ons nu de waarheid vertelt. Is Julia uw dochter wel?’ de man knikte aarzelend. ‘Ze is mijn stiefdochter, al heel lang. Haar vader is overleden toen ze 3 was. Toen ze 5 was, kreeg ik een relatie met mijn moeder. Toen Julia 7 was zijn we getrouwd, maar iets meer dan 2 jaar later zijn we weer gescheiden. Omdat Julia mij ziet… zag, als haar vader mag ik haar blijven zien.’ ‘Waarom bent u zo snel weer gescheiden?’ vroeg ik verbaasd. ‘Omdat ik… omdat ik eigenaar ben van een coffeeshop en ik had wiet in huis, en dat wilde ze niet hebben.’ ‘Heeft uw ex ruzie met iemand?’ de man knikte. ‘Een vriend van mij, die ook eigenaar is van de coffeeshop, is bang dat ze naar de politie gaat.’ ‘Heeft hij haar bedreigd?’ vroeg Wolfs. De man knikte. ‘Ja, maar ik weet niet waarmee.’ ‘Ik denk dat ik het wel weet,’ zei ik vastberaden. ‘Wat is de naam van die vriend? En van de coffeeshop?’ vroeg Wolfs. De man schudde zijn hoofd. ‘Als ik dat vertel, lig ik morgen naast Julia.’ Wolfs schudde zijn hoofd. ‘Meneer, het is van groot belang dat u alles vertelt wat u weet. Alleen dan kunnen we de dader pakken.’ De vader van Julia zuchtte. ‘Oké, maar dan moeten jullie hem oppakken voor ik weer naar buiten ga.’ We knikten. ‘Hij heet Sander Berends. En hij houdt niet zo van politie… De coffeeshop heet ’t Groentje.’ ‘We gaan hem voor je aanhouden.’

We lieten hem in de spreekkamer achter en reden met een arrestatieteam naar de coffeeshop. Wolfs en ik liepen als eerst naar binnen, omdat wij niet direct als politie te herkennen zijn door onze normale kleding. ‘Sander Berends?’ De man die een tafel stond schoon te maken keek op en knikte. ‘Eva van Dongen, recherche Maastricht. Dit is mijn partner, Wolfs,’ zei ik, terwijl ik mijn ID tevoorschijn haalde. Sander schrok en wilde vluchten, maar hij kon geen kant op. Stan kwam binnen met zijn arrestatieteam en de man werd meegenomen naar het bureau. Wij reden ook terug en liepen gelijk naar Verhoor 1, waar Sander al op ons zat te wachten. ‘Dus jij hebt de moeder van Julia bedreigd?’ viel Wolfs met de deur in huis. Sander keek naar mij, en leek te begrijpen dat ontkennen geen zin had, dus hij knikte. ‘Hoezo? Heeft ze aangifte gedaan?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, maar Julia is vermoord, en haar ex heeft verklaard dat jij ruzie had met Julia’s moeder.’ ‘Wat?! Ik zou nooit een kind vermoorden!’ riep Sander uit. ‘Waarmee heb je haar dan bedreigd?’ vroeg Wolfs. Sander zuchtte. ‘Ik heb gedreigd dat ik dan zou vertellen aan de politie dat de wiet van haar ex, de reden dat ze gescheiden zijn, van haar was.’ ‘Maar dat was niet zo?’ vroeg ik voor de zekerheid. ‘Nee, die wiet was van Marcel en mij.’ grinnikte Sander. ‘Marcel van de Waal?’ vroeg ik. Sander knikte. ‘Maar waarom is Julia dan vermoord toen ze van haar moeder naar haar stiefvader ging?’ Sander keek Wolfs verbaasd aan. ‘Hoezo van haar moeder naar haar stiefvader? Ze was allang bij Marcel hoor.’ Ineens schoot die verkeerde tijd me weer te binnen. Ik keek Wolfs aan. ‘Ze kan inderdaad niet zaterdagavond vermoord zijn. Volgens de patholoog moest dat tussen 8 en 10 zondagavond gebeurd zijn.’ Wolfs keek naar Sander. ‘En jij zegt dat ze tussen zaterdagavond en zondagavond nog bij Marcel is geweest?’ Sander knikte. ‘Ja, daarom kon Marcel niet voor mij invallen bij de coffeeshop. Ik was namelijk ziek en heb hem zondagochtend gebeld, maar hij kon niet want zijn dochter was er, zei hij.’ Het verhaal werd hoe langer, hoe vreemder. ‘Waar was u tussen 8 en 10 zondagavond?’ vroeg ik nog. ‘In bed, mijn vrouw was bij me en mijn zoon was ook thuis.’ ‘Oké, dan kunt u gaan.’ Sander stond op en liep naar buiten. ‘Dus de moeder zegt dat Julia is weggegaan, de vader zegt dat Julia nooit is aangekomen en Sander zegt dat Julia zondag gewoon bij Marcel was,’ vatte ik samen. Wolfs knikte bevestigend. ‘Laten wij maar eens achter die moeder aangaan dan,’ besloot ik.

Hij houdt wel van me, hij houdt niet van me... (Flikken Maastricht)Where stories live. Discover now