Deel 5

634 17 0
                                    

De volgende ochtend deden we gewoon zoals we altijd deden. De wekker ging, we stonden op, douchten, ontbeten, en stapten in de auto. Toen we bij het bureau aankwamen zagen we Mechels precies de telefoon ophangen. ‘Ah, Wolfs, Van Dongen, we hebben een melding van een lijk in het Waldeckpark, jullie gaan even kijken.’ We liepen terug naar buiten en stapten in de auto. Wolfs startte en we reden weg. Toen we even voor een verkeerslicht moesten wachten, voelde ik ineens een hand op mijn been. Ik keek Wolfs aan en duwde de hand weg. ‘Niet nu, Wolfs. Kom op.’ Beledigd reed hij verder. Ik grinnikte. We kwamen aan bij het Waldeckpark en liepen onder de linten door. Een stukje verderop zag ik de tent van het Forensisch Team al staan. We liepen erheen  en sloegen het doek opzij. Er lag een meisje, of wat er nog van over was. ‘Weten jullie al iets?’ vroeg Wolfs. De onderzoeker knikte. ‘het is een meisje van ongeveer 10 jaar oud, ze is overleden doordat ze gewurgd is en dat is zo’n 7 tot 10 uur geleden gebeurd. Geen identiteit bekend.’ ‘Ontvoerd en misbruikt?’ vroeg Wolfs. ‘Dat zou kunnen, maar het is jullie taak dat uit te zoeken.’ We liepen terug naar de auto. ‘Broodje?’ vroeg Wolfs. ‘Oké, jij trakteert’ lachte ik, en ik stapte in. Wolfs stapte ook in en zei: ‘Is goed, maar dan kies ik ook uit wat jij eet.’ Even twijfelde ik. Dat betekende dat ik weer een broodje ingewikkeld kreeg. Ik keek hem uitdagend aan en zei: ‘Kom maar op!’ Hij lachte en startte de auto. We reden naar één of andere broodjeszaak en Wolfs zei dat ik in de auto moest wachten. Ik knikte en legde mijn hoofd tegen het raam. Ik dacht aan gisteravond. Het was zo fijn om eindelijk te weten dat Wolfs dus ook hetzelfde voor mij voelde. Maar nu moesten we het verborgen zien te houden op ons werk. Dat zou betekenen dat we ons hele leven alleen maar in De Ponti samen mogen zijn. Zou ik dat wel kunnen? Dan mocht ik hem nooit een knuffel geven of zoenen als ik daar zin in had… wacht, we hadden nog helemaal niks. Ik liep te hard van stapel. Misschien was het wel gewoon eenmalig. Of was hij afgeknapt op me of zoiets. Ik schrok van de deur die opengetrokken werd. Wolfs stapte weer in en legde een zak op mijn schoot. Ik opende hem en keek erin. Ik zag een pistoletje met sla en tomaat en vlees en nog wat dingen die ik niet kende. Ik keek Wolfs aan. Hij moest lachen om mijn gezicht en knikte me bemoedigend toe. ‘Neem nou maar een hap, ik weet zeker dat je het lekker vindt.’ Ik probeerde voorzichtig een hapje. Wolfs had gelijk, dit smaakte geweldig! Snel nam ik nog een hap. Ineens begon Wolfs te lachen. Ik keek verbaasd op. ‘Wat is er?’ vroeg ik hem. Hij lachte. ‘Je propt bijna in één keer dat hele broodje in je mond terwijl je dacht dat je het niet zou lusten. En je hebt daar wat saus zitten’ en hij wees een plek naast zijn mond aan, op zijn eigen gezicht. Ik wilde het wegvegen, maar veegde natuurlijk aan de verkeerde kant van mijn gezicht. ‘Laat mij maar,’ zei Wolfs, terwijl hij iets naar voren boog en met zijn duim zachtjes de saus bij mijn mond wegveegde. Ik keek hem aan, en verdronk weer in zijn ogen. Op dat moment kon het me niks schelen dat iedereen ons kon zien. Mijn hoofd schoot naar voren en ik zoende hem. Hij zoende terug. Ik ging met mijn handen door zijn grijze haar. Ineens trok hij zijn hoofd weg. ‘Dit kan niet Eef, het kan gewoon niet. Ik wil je niet kwijt’ Geschrokken keek ik hem aan. Hij schudde zijn hoofd. Shit, ik had het weer verpest. Hij wilde helemaal niks met me. Ik had hem vast afgeschrikt gisteravond. Beschaamd keek ik de andere kant op, en in stilte reden we terug naar het politiebureau.

Hij houdt wel van me, hij houdt niet van me... (Flikken Maastricht)Où les histoires vivent. Découvrez maintenant