Het oudje, schattige, vrouwtje

386 40 15
                                    

Emma's P.O.V.

Nog steeds rijden we op de motor. We zijn moe en het begint al te schemeren. De berg is al dichterbij, en hoe dichterbij we, hoe slechter de top van de berg te zien is. De berg moet dus een grote beklimming zijn. Over minder dan een half uur moeten we aan de rand van de berg kunnen zijn. Ondertussen ben ik in de zijspan gaan liggen met heel wat tassen en rugzakken om me heen, want van zolang achterop zitten krijg je overal pijn!

'JAMES MOET IK?' Roep ik. 'WAT?' Roept James terug. 'MOET IK RIJDEN? JE BENT AL ZO LANG AAN HET RIJDEN.' Roep ik. Na vijf seconden antwoordt James: 'IS GOED.' Na tien seconden staan we stil. Eindelijk ik het harde geluid van de motor weg, waar ik deze hele dag al gek van wordt.

'Zo, nu kunnen we eindelijk normaal met elkaar praten!' Glimlacht James en ploft neer op de zanderige weg.

Ik kijk om me heen. Links van ons staan een aantal bomen. Voor ons, nog wel ver weg, de voet van de berg. En rechts van ons, ver weg, is de stad nog net te zien. Als kleine rechthoeken en vierkanten steken flats uit. En je ziet een klein laagje smog boven die flats hangen.

Ik laat me ook op de grond zakken. 'Hoe zou het nu zijn met de rest?' Vraagt James zich hardop. 'Ze zijn met zo'n grote groep, ik denk dat het wel goed gaat. Maar ze zijn natuurlijk wel in het gebied met veel Blackdeathers...' Zeg ik. James knikt en staart naar de lucht.

'Ik vraag me af hoe het met mijn vader, broer en zusje is.' Zeg ik plots. Ik voel me schuldig, ik ben ze de vorige weken gewoon vergeten, ik heb nog wel eventjes aan ze gedacht, verder niet. Misschien omdat ik het druk had met andere dingen. Vooralsnog kan dat toch niet? Je MAG je familie toch niet vergeten? Mijn vader en broer zouden het nog wel kunnen overleven, maar mijn zusje dan?

'Ik ook...' Zegt James. 'Iedereen vraagt het zich af. En waar is iedereen nu, die gevlucht is uit de grote stad?' 'Naar het platteland, het buitenland? Misschien. Ik weet het niet.' Zeg ik. James knikt.

'We moeten maar weer gaan, we kunnen niet te lang blijven door Kees.' Zegt James en staat op. Ik grinnik. Kees, de enkelband van James. De Blackdeathers zouden ons door Kees zo kunnen vinden als we lang stil blijven staan.

Twan's P.O.V.

Het is al aan het schemeren. Ik vraag mezelf af hoe het gaat met James en Emma. Waar zouden ze nu zijn?

'Tijd om een slaapplek te vinden!' Roept Louis door de speakers van de bus. De helft ligt al half te pitten in de bus.

'We kunnen toch in de bus slapen?' Vraag ik, ik wil niet naar buiten, het gevaar ligt misschien wel om de hoek!

'Veel te gevaarlijk, de Blackdeathers zien ons zo door de busraampjes en de deur kan niet eens goed op slot!' Zegt Louis. 'Er zijn hier genoeg verlaten huizen. Plek zat!' Vervolgt hij. Iedereen die ons gesprek gehoord heeft stemt in en staan we even later dus op straat. Sommige huizen, of delen van huizen, zijn verbrandt door de onweersbuien van de afgelopen week.

Ik voel de eerste regendruppel uit de lucht vallen en al gauw volgen er honderden meer.

We pakken uit de bus alleen belangrijke spullen en Louis draait daarna de bagage bak op slot.

'Hé!' Sist Serena plots. 'Check dat huis, er brandt licht!' Vervolgt ze en wijst naar een huisje verderop.

Precies op dat moment gaat de deur open. Een oud, schattig, vrouwtje loopt de deur uit terwijl ze onder haar afdakje begint te zwaaien.

Tijs begint er al naar toe te lopen. De rest volgt al gauw. 'Twan, kom mee,' zegt Skye terwijl ze mijn hand vastpakt en me mee sleurt.

Als we er zijn vraagt het vrouwtje met een enge kraakstem: 'Arme kinderen, willen jullie soms onderdak?' 'Waarom bent u hier nog? Zou u niet ook al lang gevlucht moeten zijn?' Vraag ik en sla mijn handen in mijn zij. 'Twan! Niet zo onbeleefd! Ze wilt ons onderdak geven.' Zegt Louis. Het vrouwtje lacht ongemakkelijk.

Lionheart 2 - secretsHikayelerin yaşadığı yer. Şimdi keşfedin